Motor in de revisie
Loopt de Frans-Duitse motor nog altijd even soepel of duidt het gesputter dat af en toe valt te horen op een structureel mankement?...
In Parijs wil men van geen wanklank horen. Maar onder de oppervlakte woelt de onzekerheid.
De immense Cimeti Montparnasse in het zuiden van Parijs: Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir liggen er begraven. Evenals Baudelaire, Zadkine, Franck, Dreyfus, Citroen Serge Gainsbourg. De Russische schaker Aljechin, met wie de Nederlandse grootmeester Max Euwe twee maal duelleerde om de wereldtitel, heeft er postuum een monumentje gekregen, met de complimenten van de schaakbond FIDE. Voor de componist Camille Saint-Sa en zijn familie is zelfs een klein grafhuis opgericht, even elegant als zijn muziek.
Maar een van de markantste grafstenen ligt in vak 15 aan de oostelijke zijde van het kerkhof. De tekst van de plaquette springt de bezoeker in het oog. Het lijkt wel of de letters er pas geleden op zijn gebeiteld, hoewel de overledenen er al meer dan een halve eeuw liggen. Dit is het graf van het gezin Heilbronn: man en vrouw, zoon en dochter.
Het geboortejaar van vader Ernest is 1867, dat van zijn echtgenote Claire 1873. In 1944, toen ze dus al ruim in de zeventig waren, zijn ze omgekomen in de gaskamer. 'Deportpuis assassinpar les nazis uschwitz', staat er op de plaquette. Dat is al tamelijk heftig. Maar de vergassing van de Heilbronns krijgt een nog dramatischer lading door het lot van hun zoon Pierre.
Hij vocht in de Eerste Wereldoorlog en raakte drie keer gewond. Het leverde hem zes eervolle vermeldingen op en twee onderscheidingen: Chevalier de la lon d'honneur, Croix de guerre. In de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog meldde hij zich opnieuw voor militaire dienst. Bij Crisenoy viel hij op het veld van eer. De ouders mochten vier jaar treuren om het verlies, alvorens zelf de dood in te worden gedreven.
Wie deze kleine geschiedenis op zich laat inwerken, kijkt toch weer even anders aan tegen de hedendaagse alliantie tussen Frankrijk en Duitsland. De buitenlandse waarnemer is geneigd om vooral te letten op de politieke temperatuurwisselingen. Kunnen de regeringsleiders in Parijs en Berlijn het goed met elkaar vinden of is er veeleer sprake van een mariage de raison? Loopt de Frans-Duitse motor soepel of duidt het gesputter dat af en toe valt te horen, op een structureel mankement?
Maar voor Fransen, hoewel allerminst afkerig van politieke bespiegelingen over de stand van Europa en zeker ook over de stand van Duitsland, heeft de nauwe band met de oude vijand ook een emotionele dimensie. Het is niet ongewoon dat de stem een omfloerste klank krijgt wanneer de Frans-Duitse samenwerking ter sprake komt.
Plaats van gesprek: het Elys Buiten staat de kapel van de Republikeinse Garde te toeteren ter ere van de nieuwe leden van de Raad van State die hun opwachting maken bij de president. Binnen steekt een hoge regeringsfunctionaris de loftrompet van de bijzondere band met Berlijn. Het is een band die is aangelegd over een verleden van drie oorlogen, benadrukt de functionaris, die zelf moet zijn geboren in de tijd dat Adenauer en De Gaulle het al goed met elkaar konden vinden.
Natuurlijk, er zijn nog altijd wel eens misverstanden, zo geeft de functionaris (die anoniem moet blijven) ruiterlijk toe. Zo'n misverstand deed zich voor tijdens de topconferentie in Nice, december 2000. Chirac maakte zich toen sterk voor een gelijk stemmengewicht van Frankrijk en Duitsland in de Europese ministerraad. En passant kregen Spanje en Polen een relatief groot aantal stemmen toebedeeld.
Maar al snel bleek dat te wringen. Duitsland, met inmiddels ruim twee keer zo veel inwoners als Spanje en Polen, voelde zich misdeeld. We hadden niet genoeg gepraat met de Duitsers en wisten niet dat hun dit zo hoog zat, is nu lezing van het Elys Maar de plooien zijn gladgestreken. Parijs heeft 'zijn verantwoordelijkheid genomen' ten behoeve van de Europese zaak en de bevolkingsgrootte als mede-bepalend criterium voor het stemmengewicht geaccepteerd.Heeft de Frans-Duitse relatie inderdaad een hoge graad van harmonie bereikt? Franse regeringsfunctionarissen willen van geen wanklank horen. Ze wijzen op de gemeenschappelijke stellingname tegen de oorlog in Irak. Ze memoreren dat president Chirac en bondskanselier Schr allebei al eens hebben gefungeerd als andermans plaatsvervanger in de Europese Raad.
Ook buitenlandse diplomaten in Parijs onderkennen dat de samenwerking hecht is. Een hoge Duitse ambtenaar is gestationeerd in het Franse ministerie van Buitenlandse Zaken aan de Quay d'Orsay en participeert in de planning van het beleid. Een Franse ambtenaar bekleedt een overeenkomstige positie in Berlijn.
'Vaak dekken Frankrijk en Duitsland elkaar blind', zegt een Nederlandse diplomaat. En de twee landen letten erop dat ze elkaar gelijkelijk bedelen met gunsten in het Europese circuit. Zo wilde Chirac graag iets doen voor de Franse horeca via een verlaging van de BTW. Vanwege de Duitse begrotingsperikelen voelde Schr er aanvankelijk niets voor. Maar kennelijk was er reden om zijn Franse bondgenoot terwille te zijn: op de informele top in Berlijn, waaraan ook door premier Blair werd deelgenomen, betuigde hij steun aan de Franse wens.
Toch worden de laatste weken enkele scheurtjes zichtbaar in het Frans-Duitse front. Het begon ermee dat de Duitse minister van Buitenlandse Zaken Joschka Fischer een plan lanceerde voor een Amerikaans-Europees offensief tegen de instabiliteit in het Midden-Oosten, zonder dit eerst kort te sluiten met de Quay d'Orsay. Daar gingen prompt de wenkbrauwen omhoog, want de Franse diplomatie beschouwt het Midden-Oosten als de regio waar Parijs het Europese voortouw heeft.
Vervolgens was er het verzoeningsbezoek van Schr aan het Witte Huis, dat resulteerde in een Duits-Amerikaanse verklaring over ook weer het Midden-Oosten. En tenslotte gaf Fischer een opmerkelijk interview aan de Berliner Zeitung, waarin hij ostentatief afstand nam van de gedachte van een 'kern-Europa', vier jaar geleden door hemzelf gepropageerd in een beroemd geworden rede voor de Humboldt-universiteit. En dat terwijl sinds de mislukte Eurotop van afgelopen december in Rome deze notie van een kleine groep landen die sneller integreert dan de rest, juist in Franse regeringskringen opgang had gemaakt met de term noyau dur (harde kern).
Gespreksgenoten in het Elysen de Quay d'Orsay reageren onbewogen wanneer deze incidenten ter sprake worden gebracht. Als het om de Midden-Oostenpolitiek gaat, telt voor de Fransen maar ding: de Duits-Franse verklaring die nchrs reis naar Washington is opgesteld. Het lijkt wel of de rest niet echt is gebeurd. Een enkele functionaris oppert dat de uitlatingen van Fischer geheel zijn ingegeven door diens ambitie om de eerste Europese minister van Buitenlandse Zaken te worden.
Maar elders in Parijs klinken andere geluiden. We zijn te gast bij Dominique Moi¿si, gerenommeerd buitenland-commentator,sinds jaar en dag verbonden aan de denktank IFRI (Institut Francais des Relations Internationales). Een stijlvol appartement aan de Rue St. Florentin een meer centraal gelegen plek is haast niet denkbaar in Parijs. Op het scherm van de laptop staat het begin van een artikel voor Le Figaro, uit de cd-speler komt Bach.
Moi¿si signaleert een verandering in de Frans-Duitse relatie. 'Er zijn twee pijlers onder die relatie weggevallen: de deling van Duitsland en de generatie die nog ten volle de oorlog heeft meegemaakt. Door het eerste is het evenwicht in de relatie verbroken, door het tweede is een verandering van mentaliteit opgetreden. Ook aan Franse kant. Het is opvallend dat de populairste politicus van het land, minister van Binnenlandse Zaken Nicolas Sarkozy, nauwelijks spreekt over de Frans-Duitse as, maar de blik veel meer lijkt te richten op Londen en zelfs Washington.
'U moet goed begrijpen dat de Frans-Duitse as al die jaren zo goed functioneerde omdat Europa voor elk van de twee landen een geheel ander doel diende. Voor Frankrijk was het de voortzetting van de grandeur met andere middelen, voor Duitsland was het de totale breuk met de barbarij van het nazisme. Maar dat is voorbij. Dat wil niet zeggen dat de Frans-Duitse samenwerking een aflopende zaak is. Beslist niet. Met de uitbreiding van de Europese Unie zullen Parijs en Berlijn elkaar nodig hebben om te voorkomen dat Europa ten prooi valt aan verlamming. Maar we zullen vaker zien dat de twee landen elk een gelegenheidscoalitie sluiten met anderen.'
Voortzetting van de grandeur met andere middelen zal Parijs daartoe ook in staat zijn in een uitdijend Europa en met een Duitsland dat duidelijk niet meer bereid is om de Franse partner in politiek opzicht de eerste viool te laten spelen? Ogenschijnlijk wordt niet getwijfeld aan de noodzaak van verdere Europese integratie, noch aan de voortrekkersrol die Frankrijk daarbij kan en moet spelen.
Vraag het aan Noe Lenoir, gedelegeerd minister van Europese Zaken, en ze houdt een gepassioneerd pleidooi voor een Europese citoyentn een dito espace dcratique: allebei nog veel belangrijker dan overeenstemming over de ontwerp-grondwet, die binnen handbereik lijkt nu Spanje en Polen zich bereid hebben getoond water in de wijn te doen.
Eurosceptische neigingen zijn onder de politieke elite, en trouwens ook in de pers, tamelijk zeldzaam. Weerzin tegen de Brusselse bureaucratie lijkt minder voor te komen dan in veel andere landen, wellicht omdat de Franse staat zelf ook zo'n dominante plaats inneemt in het nationale leven.
Maar pal onder de oppervlakte woelt de onzekerheid over het lot van de natie. Frappant is de opeenvolging van alarmerende titels die je in een boekhandel van Gallimard kunt aantreffen op de tafel met pas uitgekomen nonfictie. La guerre des deux France (De oorlog van de twee Frankrijken). La France qui tombe (Het vallende Frankrijk). Etat d'urgence (Noodtoestand). Playdoyer pour une France qui doute (Pleidooi voor een Frankrijk dat twijfelt). Ce voile qui dire la France (De sluier die Frankrijk verscheurt).
Of is ook hier ten dele sprake van een mooie traditie? Voortzetting van de grandeur met retorische middelen. Dat geldt in elk geval voor het tijdschrift Commentaire, waarin al twee edities lang het 'debat over de teruggang' woedt: Le dt sur le din. Half intellectueel Frankrijk doet eraan mee en bijna het hele politieke spectrum, met alle verrassende combinaties die het land rijk is, komt aan bod: van Europees gezinde neo-gaullisten tot linkse pro-atlantici.
Het kantoor van Commentaire is verstopt in een hofje aan de Rue du Bac. Op de buitendeur prijkt nog altijd de naam van de oprichter van het blad: Raymond Aron, de vermaarde liberale socioloog. Binnen roept het kantoor de bezoeker toe: hier werken intellectuelen. Het is bezaaid met boeken en paperassen. Met moeite is nog een vrije stoel te vinden. Hoofdredacteur Jean-Claude Casanova, tevens medewerker van Le Monde, maalt er niet om en houdt over de stapels heen zijn discours.
De tomeloze uitbreiding van de Europese Unie komt voort uit misplaatst schuldgevoel en is een grote vergissing, betoogt hij. Het resultaat is een verwaterd Europa, zoals de Britten prefereren. Een Europa dat misschien wel wat meer is dan een vrijhandelszone, dat zelfs een sociale dimensie kan krijgen, maar dat in wezen een 'mooi historisch ensemble' blijft, dat geen gemeenschappelijke identiteit ontwikkelt, dat daardoor nooit een grote rol kan spelen op het wereldtoneel en dus afhankelijk zal blijven van de Verenigde Staten.
De gei¿nterviewde wisselt even van rol met de interviewer. Wat willen de Nederlanders eigenlijk met Europa? Zijn we tevreden met het model van een 'Groot-Zwitserland'? Welvarend, maar onbetekenend?
Tja, wat willen de Nederlanders. En andere Europese landen die het Franse zelfbewustzijn ontberen. Onwillekeurig komt een plattelandswijsheid van de Ierse staatssecretaris van Buitenlandse Zaken Dick Roche in gedachten. Doelend op de beperkingen die Ierland als fungerend EU-voorzitter nu eenmaal in acht moet nemen, zei hij vorige maand tijdens een bezoek aan Den Haag: 'Je kunt paarden wel naar de waterplaats voeren, maar je kunt ze niet dwingen te drinken.'
Na een overlegronde met minister Lenoir in Parijs komt Roche er in een gezamenlijk interview opnieuw mee op de proppen. Zijn gastvrouw lacht minzaam om de Ierse wijsheid, die zo schril afsteekt bij de plechtige parolen waarvan de Fransen zich het liefst bedienen. Zoals het motto dat Commentaire, met dank aan Thucydides, voert: 'Er is geen geluk zonder vrijheid, en geen vrijheid zonder onverschrokkenheid.'