Mooie primeur vraagt om goede nazorg
De vrijheid van meningsuiting 'is geen vrijbrief om te kwetsen, noch om schaamteloos oordelen te verkondigen over mensen', zei koningin Beatrix afgelopen Kerstmis in haar toespraak tot het Nederlandse volk....
De brief van de prins was volgens sommige redacteuren voor de Volkskrant de mooiste primeur in de geschiedenis van de krant, vooral binnengehaald dankzij het netwerk van de hoofdredacteur. Ook de rest van de redactie was ingenomen met de productie men de prins. We zijn 'blij en misschien wel een beetje trots', constateert de redactie als de kranten van zaterdag en maandag worden besproken. In die kranten was heel veel ruimte gereserveerd voor de brief en, pas maandag, de reacties erop.
Een grote primeur was het zeker. Leden van het Koninklijk Huis plegen zich doorgaans ver van de media te houden en van een paginagrote brief is bij mijn weten al helemaal nooit sprake geweest. Een Oranje die de gang naar de media maakt, is dan per definitie nieuws.
Voor de Volkskrant speelt nog iets anders mee. De krant heeft van oudsher niet de meest hechte banden met het koningshuis.
In de hoofdredactionele commentaren wordt al enkele jaren gepleit voor een meer ceremonieelkoningshuis, waarbij het staatshoofd, net als in Zweden, buiten de regering staat in plaats van middenin. Het ligt dus niet voor de hand dat de prins de Volkskrant uitkiest om zijn zegje te doen.
Omgekeerd geldt waarschijnlijk ook dat de brief van de prins extra aan gewicht wint, juist omdat een niet direct honderd procent koningsgezinde krant hem zo prominent afdrukt. Want ddeed de Volkskrant. De prins kreeg zaterdag ruim baan op de voorpagina en de brief verscheen in zijn geheel op de eerste pagina van het tweede katern, Reflex.
Bovendien werd nog een grote leeswijzer met namen en foto's geplaatst, alsmede een achtergrond over de prins onder de kop: 'Het zwijgen viel de prins zwaar'.
Wanneer de krant zoveel ruimte prominent reserveert voor onderwerp, dat bovendien redelijk ver af staat van de gewone berichtgeving, stelt dat mijns inziens extra eisen aan de wijze waarop de krant bericht. Dat geldt ook voor een hoofdredactioneel commentaar, waarin wover de brief wordt geschreven, maar waarin de hoofdredactie niet de overwegingen toelicht waarom zij tot deze bijzondere productie heeft besloten.
Evenmin wordt uitgelegd waarom de krant zich op zaterdag grotendeels beperkt tot de zienswijze van de prins. De krant toont in commentaar en verslaggeving overwegend begrip voor de positie van de prins, stelt wel kritische vragen over pijnlijke zaken, zoals een buitenechtelijke relatie of een dochter in Parijs, maar vraagt niet dals de prins geen duidelijk antwoord geeft.
De critici op wie de prins het heeft gemunt, mogen pas maandag reageren. Voor di¿e keuze heeft de redactie een goede en heel plausibele verdediging. Het nieuws van de brief was zo gevoelig en uitzonderlijk dat de kans op uitlekken te groot was als de Volkskrant al op donderdag of vrijdag reacties was gaan vragen. Dat is nu terecht pas in het weekeinde gedaan, nadat de brief was gepubliceerd.
Het andere punt roept m vragen op. De krant is in het verleden altijd kritisch geweest over de prins en zijn levenswandel. Heeft zij zich nu voor zijn karretje laten spannen en in ruil voor een mooie primeur de kritische geest laten varen? Waarom wordt niet alsnog eigen onderzoek gedaan naar de vragen die wel voorzichtig zijn gesteld, maar door de prins werden weggeblazen? Waarom roept de krant wel op tot onafhankelijk onderzoek naar de prinselijke handel en wandel sinds de oorlog, maar niet naar zijn gangen tijdens en voor de oorlog?
De krant heeft immers met haar keuze voor plaats en hoeveelheid van het nieuws aangegeven dat zij het verleden van deze Oranje nog steeds de moeite waard vindt. Dat roept om een journalistiek vervolg, zeker nu de prins zelf niet het achterste van zijn tong heeft willen laten zien.