Moeten we vaker van baan wisselen?
Iedere werknemer moet bondscoach worden. Dat betekent niet dat hij of zij de opstelling van het Nederlands elftal moet bepalen, al is dat misschien nog het minst moeilijk. Wel betekent het dat hij of zij in de toekomst niet langer bij dezelfde werkgever moet blijven dan, zeg, de bondscoach van Servië of Nederland.
De vorige generatie werknemers kende nog de baan voor het leven. Mensen begonnen als metaalarbeider in de warmband van Hoogovens, onderzoeker in het natlab van Philips of onderwijzer voor groep 3 van de basisschool. Veertig jaar later gingen ze, een auto vol cadeaus rijker, met pensioen of maakten gebruik van de vut of een andere regeling.
De jongeren die nu in het arbeidsproces beginnen, zullen naar verwachting in hun leven gemiddeld negen verschillende bazen hebben en maken één keer zelfs een complete carrièreswitch. En statistisch gezien zullen ze ook één keer in hun leven tegen hun wil worden ontslagen.
Onder de kop Goodbye job for life heeft de Britse verzekeraar LV= het toekomstscenario voor schoolverlaters opgesteld. Het is niet alleen kommer en kwel. Weliswaar gaan ze zeven jaar later met pensioen dan hun grootouders en verdienen ze ook wat minder, maar ze bewaren een betere balans tussen werk en privé, zijn minder tijd kwijt aan forenzen en wisselen vaker van baan.
Qua arbeidsmobiliteit ligt Nederland achter op omringende landen. Het gemiddelde personeelsverloop in Nederlandse organisaties lag in 2013 op 6,1 procent. In Duitsland is dat 14 procent. Van de Nederlandse werknemers zegt 40 procent open te staan voor een andere baan. Maar de angst voor het onbekende, de ontslagbescherming en het risico van pensioenbreuk leiden ertoe dat als puntje bij paaltje komt iedereen blijft zitten waar hij zit.
Het is de vraag of dat ook zo slecht is. Werkgevers, de overheid en ook werknemers zien vaak alleen maar de positieve aspecten van een hogere arbeidsmobiliteit. Werkgevers denken hierdoor sneller te kunnen innoveren, reorganiseren en flexibiliseren. De overheid beschouwt een hoge mobiliteit als signaal van een gunstige arbeidsmarkt. En werknemers denken zelf dat ze daardoor sneller carrière kunnen maken en meer gaan verdienen.
In werkelijkheid ligt er nauwelijks bewijs dat een hogere arbeidsmobiliteit ook leidt tot een hoger inkomen voor werknemers, of tot een hogere productiviteit bij bedrijven. De theorie spreekt van een ideale verloopcurve, waarbij arbeidsmobiliteit de innovatie tot een bepaald niveau bevordert, maar boven een bepaald punt leidt tot discontinuïteit en vernietiging van sociaal kapitaal. Waar die omslag ligt, is afhankelijk van individu en soort werk.
Nederland wordt niet beter van 16 miljoen bondscoaches. In veel functies zou, economisch gezien, een coach voor het leven zelfs net zo goed zijn. Dat geldt zeker voor de echte bondscoach, gezien de vele gouden handdrukken bij hoge mobiliteit.
Reageren? p.dewaard@volkskrant.nl