Moderne fundamentalisten
Onder het toeziend oog van koning Hassan is in Marokko een nieuwe islamistische elite ontstaan. Vreedzaam, voorzichtig, gematigd en geduldig....
ZE BESTELLEN een espresso en een mineraalwater. 'En u?', klinkt het. 'Ach, doe mij maar bier, een Flag Spécial.' De twee naar Marokko gevluchte Algerijnse islamisten wisselen een korte, ietwat korzelige blik van verstandhouding. Maar na afloop van het gesprek staan ze erop dat zíj afrekenen. 'Ook al weigeren wij eigenlijk voor alcohol te betalen.'
Het voorval is illustratief voor de veranderde houding van de islamisten. Nog geen vier jaar geleden pleegden leden van het Islamitisch Heilsfront, FIS, waartoe ook de twee schoorvoetende bierbetalers behoren, aanslagen op Algerijnse bars waar alcohol werd geschonken.
Alles wijst erop dat de Noordafrikaanse islamisten na de mislukte gewapende opstanden (Algerije en Egypte) onderkennen dat hun ideaal van een islamitische staat waarin slechts de islamitische wetgeving (de sharia) geldt, niet gewapenderhand maar alleen met politieke en vreedzame middelen te verwezenlijken valt.
Tegelijkertijd lijken de machthebbers in Rabat en Algiers in te zien dat het islamisme een politieke stroming is die meer speelruimte behoeft. Islamisme staat niet langer voor 'religieus fascisme', maar steeds vaker voor 'serieus, bekwaam en moreel rechtlijnig'. Waarnemers denken dat zeker in Marokko de islamisten de komende jaren de belangrijkste oppositie worden, vooral nu de regering onder aanvoering van de socialist Abderrahmane Youssoufi er niet in slaagt de noodzakelijke veranderingen te bewerkstelligen. De machtige minister van Binnenlandse Zaken, Driss Basri, sloot in een recent interview met El Pais zelfs niet uit dat de islamisten in Marokko gaan regeren. Na de dood van koning Hassan II is alles mogelijk.
Onder de op 23 juli overleden vorst is Marokko langzaam maar zeker de meest islamist-tolerante natie van Noord-Afrika geworden. 'Het was voor ons niet moeilijk hierheen te vluchten', zegt FIS-lid Ahmed, die in 1995 in Rabat aankwam. 'Ze gaan hier heel netjes met islamisten om.'
Marokko heeft het altijd gemakkelijker gehad dan Algerije. Koning Hassan II was als rechtstreekse afstammeling van de profeet Mohamed (570-632) de amir al moumimin, de Aanvoerder van de Gelovigen, een onbetwist geestelijk leider. In 1997 besloot hij één islamistische partij te gedogen, de Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling (PJD), die sinds de verkiezingen van 1997 met tien zetels is vertegenwoordigd in het parlement. Volgens de partijbonzen hadden dat er veel meer moeten zijn. 'Er is flink geknoeid', zegt PJD-voorzitter en parlementariër Saad Otmani. 'Wij hadden drie vrouwen op de lijst. Een van hen had nu zeker in het parlement moeten zitten.'
Het PJD-kantoor bevindt zich op Boulevard Mohamed V, de Coolsingel van Rabat. De partijburelen contrasteren scherp met de chique winkels in de straat. Sober is te veel eer. 'U ziet, wij hebben het niet breed', zegt Otmani, wijzend op de kale ruimtes, waarin vooral de muren en het vloerkleed opvallen: groen, de kleur van de islam. Er staan twee computers. Als screensaver doet een beeld van biddende pelgrims in Mekka dienst.
In de belendende ruimte liggen stapels kranten en discussiëren jonge mannen met kleine baardjes en een gesluierde vrouw luidkeels over de precieze plaats voor een foto van de overleden koning. Hier wordt de partijkrant Al Asr gemaakt, de naam is een verwijzing naar het middaggebed van half vijf.
Het waren de Algerijnse islamisten die de introductie bij de PJD hadden verzorgd. Hoewel ze alle banden met hun Marokkaanse broeders ontkennen ('Ik heb de heer Otmani nooit persoonlijk ontmoet'), verliep de introductie opvallend moeiteloos, en bewogen de Algerijnen zich met zichtbaar gemak door het kantoor.
PJD-voorzitter Otmani is een magere, bebrilde man, ergens in de veertig, een afgestudeerde psycholoog. Het meest opvallend is zijn blik, die in een fractie van een seconde van minzaam in intens priemend kan veranderen. Op dicteertoon vertelt hij hoezeer de dood van de koning de islamisten van de PJD heeft aangegrepen.
'Zijn overlijden is een groot verlies voor Marokko en voor de Arabische wereld. De koning heeft ons land de moderniteit gebracht. Hij was een groot man, een zwaargewicht, een sterke diplomaat die zich vakkundig heeft beziggehouden met de hedendaagse problematiek en die op behoedzame wijze, door middel van de dialoog, de democratie wortels heeft gegeven. Hij heeft de verschillende politieke stromingen verenigd.'
Een korte, eerbiedige stilte. 'Ook de islamistische stroming, in 1997. Wij denken dat zijn zoon die lijn voortzet.'
ACHTER die twee zinnen schuilt de complete geschiedenis van het Marokkaanse islamisme.
Al sinds 1982 probeerde de PJD als gematigde religieuze stroming politiek voet aan de grond te krijgen, hetgeen de koning altijd afhield. Híj was immers geestelijk leider van het land, 'De Redder', 'De Schaduw van de Profeet op Aarde'. Hij kende de Koran uit zijn hoofd en liet de op een na grootste moskee ter wereld bouwen, in Casablanca. 'Vergeet niet', sprak hij ooit, 'dat ook ik een fundamentalist ben.'
Een andere reden om de boot af te houden, was dat de mannen die zich nu als uiterst gematigd profileren, niet altijd zulke lieverdjes waren. De meeste leiders van de PJD zijn gevormd in de allereerste islamistische beweging van de Maghreb, de in 1969 opgerichte Vereniging van de Islamitische Jeugd, die was geïnspireerd door de in Egypte geboren pan-Arabische 'moslimbroederschap'. De PJD-leiders waren toen tieners, en werden onderwezen op strenge Arabische of religieuze scholen.
De jeugdbeweging kreeg in 1972 een legale status omdat de islamisten werden beschouwd als een aantrekkelijk tegenwicht voor links, dat zich in die tijd vervaarlijk roerde in Marokko. Na vier jaar werd de beweging echter weer verboden. Enkele van haar leiders zouden betrokken zijn geweest bij de moord in 1975 op de socialistische leider Omar Benjelloun. Maar, zoals dé Marokkaanse islamkenner Mohamed Tozy in zijn dit jaar uitgegeven boek Monarchie et Islam Politique au Maroc schrijft: de islamistische beweging was intussen wel geworteld.
Daarna volgden twee cruciale gebeurtenissen: de Iraanse Revolutie van 1979 en de aanval op de Grote Moskee in Mekka, datzelfde jaar. Wereldwijd ontvlamde een radicaal islamistisch vuur. In Marokko manifesteerde dat zich in 1984 met de Islamitische Conferentie in Casablanca. Er volgden gewelddadige demonstraties, vooral in het noorden van het land en op universiteiten. De autoriteiten vermoedden een buitenlandse hand in de onrust. De koning beschuldigde Iran van inmenging.
Vanaf dat moment, schrijft Tozy, besloten de machthebbers het islamisme aan banden te leggen. De staat ging controle uitoefenen over alles wat met de islam te maken had, van de bouw van nieuwe moskeeën tot de opleiding van de imams. Dit alles onder het toeziend oog van de minister van Binnenlandse Zaken, Driss Basri, de grote vertrouweling van koning Hassan II.
Achteraf bezien was deze staatscontrole een intelligente zet. In Algerije werden de islamisten ook gebruikt als tegengif voor links, maar daar had de beweging zich dankzij Egyptische en Syrische fundamentalistische imams al zo diep verankerd, dat de keiharde repressie (na de klinkende verkiezingszeges) in combinatie met massale jeugdwerkloosheid tot een bloedige burgeroorlog leidde.
In 1994 was de vrees in Marokko groot dat ook daar een jihad, een heilige oorlog, zou uitbreken, zeker toen jonge extremisten twee Spaanse toeristen doodschoten in een hotel in Marrakech. Iedereen hield de adem in. Maar hoewel de sociaal-economische toestand in Marokko minstens even schrijnend was als die in Algerije, bleven de wapens rusten. En nu de Algerijnse islamisten door schade en schande wijs zijn geworden (FIS-lid Ahmed: 'Wij zijn echte democraten'), is in Marokko de angst voor een jihad verdwenen.
De belangrijkste islamistische groeperingen zweren geweld nog nadrukkelijker af dan voorheen. 'Het waren de communisten die dat hebben geprobeerd', zegt Otmani. 'Wij hebben nooit gewapende strijd overwogen of gepropageerd.' In plaats daarvan richten ze hun pijlen op verfoeilijke uitingen van westerse decadentie. De PJD bejubelt een recent succes: de partij wist de Miss Rabat-verkiezing van haar sexy uitstraling te ontdoen.
Otmani: 'Wij hebben gezegd dat een miss-verkiezing een westerse traditie is, met meisjes die in badpakken poseren. We hebben geprotesteerd voor het hotel waar de verkiezing zou plaatsvinden. De minister van Binnenlandse Zaken heeft toen gezegd dat de koning het ook een slecht idee vond. Daarna hebben de meisjes geposeerd in traditionele kledij.'
De voorzitter van de PJD klinkt op het serviele af. 'Wij willen niet de macht grijpen om de samenleving te islamiseren. Wij willen op constructieve, democratische wijze een bijdrage leveren aan de samenleving. Wij willen bijdragen aan de stabiliteit.'
Niet alle Marokkaanse islamisten voldoen aan zo'n dociel imago. De belangrijkste beweging, Al Adl wal Ishane (Rechtvaardigheid en Liefdadigheid), is door koning Hassan II verboden, want ze vormde een bedreiging voor de staat omdat ze het spel van coöptatie niet meespeelde. Het politieke systeem is verrot, betogen de aanhangers, en zolang dat zo blijft, prefereert de beweging de illegaliteit boven het 'vergiftigde cadeau' van deelname aan de officiële politiek.
Ze heeft vele malen meer aanhang dan de PJD en heeft zich altijd gepresenteerd als hét alternatief voor het almachtige Paleis, waaraan ze vol verachting refereert als Makhzen, te interpreteren als de feodalistische overheersing. Haar 71-jarige leider, sjeik Abdessalam Yacine, schreef 25 jaar geleden al een honderd bladzijden tellende open brief aan koning Hassan II, getiteld Islam of de Zondvloed. Yacine had zich, gehuld in een wit gewaad, naar verluidt al voorbereid op de doodstraf. In plaats daarvan verdween hij in een psychiatrische inrichting, en vervolgens met tussenpozen in de gevangenis. Sinds 30 december 1990 staat hij onder huisarrest in de armetierige zusterstad van Rabat, Salé.
Yacine is allesbehalve een door haat verblinde fundamentalistische gek. Hij is eerder een intellectuele sekteleider, goed opgeleid (hij was onderwijsinspecteur in onder meer Marrakech, Casablanca en Rabat) en bereisd. In de jaren vijftig en zestig bezocht hij Frankrijk, de Verenigde Staten, Libanon, Tunesië, Algerije en Nigeria. Zijn religieuze scholing kreeg hij in de mystieke soefi-stroming van de islam. Hij heeft ontelbare boeken geschreven en beschouwt zichzelf als 'onderwijzer', niet als politicus. Zijn aanhangers noemen hem eerbiedig morchid, de Gids.
Ook voor Yacine en zijn achterban is er de afgelopen jaren meer ruimte gekomen. Hoewel de sjeik nog wel onder huisarrest staat, mag hij veel bezoek ontvangen, inclusief leiders van zijn beweging. Amnesty International heeft zich over zijn zaak ontfermd, en er wordt al ruim een jaar gespeculeerd over zijn nakende vrijlating. Zijn volgelingen, de frères en soeurs, worden nauwelijks meer vervolgd.
De beweging houdt semi-illegale bijeenkomsten, waaraan soms vijfhonderd man deelnemen. Ze toonde haar numerieke macht toen ze er eind vorig jaar in slaagde bijna honderdduizend aanhangers op de been te brengen voor een (verboden) demonstratie tegen de Amerikaanse en Britse luchtaanvallen op Irak. Het perfect georganiseerde protest verliep zonder incidenten. 'Rellen zijn niet goed voor ons', zegt Nadia, Yacine's dochter en woordvoerster.
Nadia, 40, ontvangt in haar eenvoudige flat in Salé. Onder haar lange gewaad zijn net de pijpen van een gebleekte spijkerbroek zichtbaar. Dankzij haar studie in Frankrijk spreekt ze prachtig Frans, waarvan ze zich eloquent bedient. Aan de muur hangt een proeve van haar kunnen als kunstenares. Ze verontschuldigt zich voor de Coca-Cola die ze de bezoeker aanbiedt. Ze weet het, een verderfelijk Amerikaans product. 'En de Marokkaanse versie is nog viezer.
In tegenstelling tot de PJD weigert de beweging van sjeik Yacine concessies te doen. Van Nadia valt ook na het overlijden van koning Hassan geen onderwerping aan de monarchie te verwachten. 'De dood is natuurlijk altijd triest. Maar in politiek opzicht is het een non-evenement. Een systeem sterft niet met de dood van één man. Het zou beter zijn als de koning nog leefde en het systeem gestorven was. Na het overlijden van een leraar blijft de school bestaan. Alleen, nu is er sprake van een veel grotere mate van onvoorspelbaarheid. Waar je voorheen heel duidelijk één machtscentrum had, de koning, zullen zich nu meer machtscentra gaan roeren.'
Op de vraag hoe de beweging zich verhoudt tot de democratie, zegt ze: 'Het principe van democratie verwerpen wij, bijvoorbeeld het idee dat het moet kunnen dat iedereen homoseksueel is. Wij gaan uit van het principe van de religie. Maar de techniek van de democratie, het houden van vrije verkiezingen et cetera, die accepteren wij wel.'
Waar de PJD vooral op korte termijn denkt, en hoopt 'een corrupt systeem van binnenuit te veranderen', werkt de beweging van Yacine aan de lange termijn. Wat zij voor ogen heeft, is de islamisering van de bevolking, waarop een islamitische staat onvermijdelijk volgt, zie Iran. Die islamisering geschiedt door middel van onderwijs en infiltratie in niet-gouvernementele organisaties. Het is een langzaam proces. 'Wat sinds de 14de eeuw verkeerd is gegaan, kun je niet in tien jaar veranderen', zegt Nadia.
Het grootste probleem voor de gematigde islamisten vormen de fundamentalisten, die wél voldoen aan het in het Westen zo graag gebezigde beeld van bebaarde fanatici in lange gewaden. Zij winnen terrein onder de ongeduldige, kansloze jeugd. Met name in het noorden, rond Tanger, hebben zij invloed. Nadia: 'Zij willen de haram (verboden) of niets. Zij zijn voor geweld en tegen de vrijheid van vrouwen om te studeren en te werken. Jongeren die worstelen met een identiteitsprobleem laten zich meeslepen.'
Tot de aanhang van sjeik Yacine behoren vooral goed opgeleide, jonge Marokkanen, die gefrustreerd zijn door de economische crisis, de corruptie en het nepotisme. De universiteiten hebben massa's afgestudeerden uitgespuwd die geen werk kunnen vinden. Nadia: 'Hun rest alleen nog het vertrouwen in de islam en de islamisten. Dat wij in het Westen zo'n negatief imago hebben, komt doordat de islam de enige kracht is die erin kan slagen de zuidelijke volkeren te verenigen.'
Onderzoeker Mohamed Tozy signaleert een ernstig generatieconflict in Marokko en spreekt van 'de opkomst van een nieuwe islamistische elite'. Waar de linkse oppositie de jaren zeventig domineerde en vooral steunde op studenten uit de sociale richting, ziet hij nu een islamistische variant met studenten die zijn afgestudeerd in exacte vakken.
De islamisten spelen handig in op de heersende malaise. Ze hebben hun eigen werkgelegenheidsprojecten, filantropie en kredietinstellingen. Trots vertelt Nadia dat ze niet afhankelijk zijn van buitenlands geld. Volgens Tozy financiert de beweging zich met behulp van giften van de leden en de handel in smokkelwaar in het noorden van het land. Een van de strikte regels daarbij is dat goederen met niet meer dan dertig procent winst mogen worden verkocht.
De Marokkaanse islamisten zijn niet gekant tegen de modernisering. Het gaat er alleen om hoe je de moderne verworvenheden gebruikt. Nadia: 'Wij bepleiten de ijtihad, de mogelijkheid de Koran te interpreteren naar de moderne tijden. Je kunt een auto gebruiken om mee naar de kroeg te rijden, maar ook om je kinderen mee naar school te brengen.'
In een ideale islamitische staat zijn geloof, politiek, rechtspraak en economie onscheidbaar. Maar is zo'n staat geen idee-fixe? Iran, Afghanistan en Soedan zijn weinig aansprekende voorbeelden. Wetenschappers als de Fransman Olivier Roy menen dat een politieke islam tot mislukken is gedoemd. In zijn boek The Failure of Political Islam betoogt Roy dat alles draait om één vraag: 'Kan de vicieuze cirkel worden doorbroken: zonder bevlogen moslims geen islamitische staat, zonder islamitische staat geen bevlogen moslims.'
Zowel de beweging van sjeik Yacine als de daar in ideologisch opzicht aan verwante PJD ziet Iran nog steeds als voorbeeld. 'Iran heeft veel fouten gemaakt', erkent Nadia. 'Maar een perfect systeem bestaat niet. Het recht om fouten te maken is universeel.'
Ook de dood van koning Hassan, benadrukt ze, betekent geen koerswijziging voor de beweging. 'Wij houden vast aan een langetermijnvisie. Een samenleving verandert niet als de conjunctuur verandert, maar pas als de structuur verandert. Dat dat buiten de partijpolitiek mogelijk is, heb je in Polen kunnen zien, waar een vakbond een systeem ten val bracht.'