Ministeries, historici en joodse organisaties overleggen vandaag over toekomst teruggevonden Lippmann-Rosenthal-archief; 'Het gaat niet om de contanten. Het gaat om fatsoen'
Waar moet het teruggevonden archief van roofbank Lippmann-Rosenthal heen? Naar het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, meent het instituut zelf. Naar het Joods Maatschappelijk werk, vinden joodse organisaties....
Van onze verslaggever
Mark van Driel
AMSTERDAM
Het archief van de roofbank Lippmann-Rosenthal moet niet bij het RIOD worden ondergebracht, maar bij het Joods Maatschappelijk Werk (JMW). Dat vindt H. Markens, voorzitter van het Centraal Joods Overleg. Volgens hem zal de overdracht van het archief aan de Joodse gemeenschap de emotionele verwerking van de vondst versnellen.
Op uitnodiging van het RIOD overleggen joodse organisaties, de ministeries van Financiën en Justitie, het Rijksarchief en de Groningse emeritus hoogleraar I. Lipschits vandaag over het LiRo-archief. De inzet van Financiën, de rechtmatige eigenaar van de gegevens, is dat het RIOD de documenten permanent in beheer krijgt.
Alle partijen vinden dat de joodse gemeenschap zo snel mogelijk inzage moet kunnen krijgen in de teruggevonden kaartjes. Hoe dat zal gebeuren, is nog onduidelijk. Het RIOD, dat het archief wil behouden, ziet het gratis verspreiden van kopieën als de beste oplossing.
In joodse kring ligt het voorstel van het RIOD gevoelig. Het JMW is de afgelopen dagen veelvuldig gebeld door mensen die hun zorg uitspreken over het beheer van het LiRo-archief. In de beleving van veel joden heeft de overheid gefaald, zegt JMW-directeur H. Vuijsje. 'Ook 52 jaar na de oorlog vinden veel joden dat er met henzelf, en de nagedachtenis van hun geliefden, niet respectvol is omgegaan.'
Volgens Vuijsje is dit joodse wantrouwen terug te voeren op de periode kort na de oorlog. De zwaar getroffen bevolkingsgroep moest hard vechten voor de teruggave van hun bezittingen of financiële compensatie. Die strijd heeft pijn gedaan, zegt Vuijsje. Door de slordige omgang met het LiRo-archief is
oud zeer verhevigd teruggekeerd.
Vuijsje denkt dat er grote behoefte bestaat om het archief in te zien. 'Mensen willen een herinnering tastbaar maken. Het gaat om heel persoonlijke archieven; over een ring die door vader aan moeder is gegeven of een klokje dat voor het slapen tevoorschijn werd gehaald. Die kaartjes, hoe afschuwelijk ze ook zijn, kunnen het verleden weer laten spreken.'
Het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) proeft ook wantrouwen in de reacties van joden op de vondst van het LiRo-archief. Vooral de oudere generatie heeft het gevoel door de eigen overheid bestolen te zijn, zegt woordvoerder E. Koedam. 'Ze zien hun gelijk nu bevestigd.'
Koedam vindt dat het archief spoedig openbaar moet worden. Wie het beheer krijgt toegewezen is van later zorg. Zij denkt dat veel nabestaanden het archief niet eens zullen bekijken. De wetenschap dat een bezoek mogelijk is, zal volgens haar voldoende zijn. Om financiële compensatie van gestolen goederen heeft bij haar weten niemand gevraagd: 'Het gaat niet om contanten. Het gaat om een fatsoenlijke behandeling.'
Het RIOD heeft de afgelopen dagen herhaaldelijk verzoeken om inzage in het LiRo-archief gekregen. Adressen van de belangstellenden genoteerd, zodat ze op de hoogte kunnen worden gebracht als het archief openbaar wordt.
G. Aalders, de RIOD-onderzoeker van het LiRo-archief, verwacht niet dat zijn instituut de documenten zal afstaan, ook al is historische waarde voor onderzoekers gering. Het beeld dat van de LiRo-bank bestaat, zal niet veranderen. Bovendien zijn volgens hem slechts twee à drieduizend van de dertienduizend kaarten teruggevonden. Aalders vermoedt dat het resterende deel is vernietigd of in het Rijksarchief in Den Haag is ondergebracht op een moeilijk vindbare plaats.
Dat de overheid nonchalant met het LiRo-archief is omgegaan, betekent volgens Aalders niet automatisch dat joodse organisaties de documenten kunnen opeisen. 'De documenten zijn opgemaakt door de toenmalige overheid. Die was weliswaar Duits, maar het LiRo-archief is een overheidsarchief. En dat hoort bij het RIOD.'
De opvatting van Aalders staat haaks op de stelling van het Centraal Joods Overleg. Voorzitter Markens vindt dat het RIOD zijn kansen de afgelopen decennia heeft verspeeld door een lakse houding ten opzichte van het LiRo. Hij stelt dat het RIOD pas de laatste weken geïntesseerd is geraakt in de documenten die in joodse kring grote emotionele waarde hebben.
Het JMW is het meest geschikt om een procedure te ontwerpen voor inzage, meent Markens. De emoties van nabestaanden kunnen alleen daar adequaat begeleid worden. 'Het LiRo is geen historisch gegeven meer, maar een emotioneel gegeven.'