Nieuws
Ministerie en artsen zijn het oneens over definitie ‘code zwart’
Het ministerie van Volksgezondheid en belangrijke artsenorganisaties houden er al anderhalf jaar een verschillende definitie van ‘code zwart’ op na. Met het ontbreken van een eenduidige visie is er ruimte ontstaan voor diverse interpretaties en inschattingen. Hoe dichtbij zijn we code zwart genaderd?
Volgens de artsen is er sprake van code zwart wanneer er niet meer voor iedere patiënt die dat nodig heeft een ic-bed beschikbaar is. Maar het ministerie – en ook het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ), waarvan Ernst Kuipers de voorzitter is – zijn overtuigd van een nog stringentere omschrijving. Alleen wanneer artsen patiënten moeten selecteren op basis van niet-medische argumenten zoals leeftijd kun je spreken van code zwart, vinden zij.
Het visieverschil is opmerkelijk, omdat code zwart sinds het begin van de coronapandemie geldt als hét doemscenario dat moet worden voorkomen. Maar een officiële definitie is er niet, waardoor er ruimte is ontstaan voor verschillen in interpretatie en inschatting. Hoe dichtbij is code zwart eigenlijk (geweest)?
De verwarring draait om de vraag of de gehele fase 3 van de corona-opschalingsplannen geldt als code zwart, of alleen de laatste stap binnen fase 3, stap 3c. Momenteel zitten we overigens nog in fase 2d, de laatste stap voor fase 3, waarin alle planbare zorg moet sneuvelen en het leger hulp moet bieden.
Absolute schaarste
Fase 3 is, in de woorden van het ministerie, ‘de situatie waarin landelijk alle zorgcapaciteit volledig is benut, alle zorg maximaal is opgeschaald en afgeschaald, en de samenwerking tussen zorgaanbieders zorgbreed volledig en maximaal is benut’. Als het zover is, moet de minister voor het hele land fase 3 afkondigen. ‘Als er in heel Nederland geen ic-bed meer te vinden is, spreken wij van code zwart’, zegt een woordvoerder van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen.
‘Dat is het moment dat je keuzes maakt die je alleen in het geval van absolute schaarste maakt en dus anders niet zou maken’, zegt Robin Peeters, voorzitter van de Nederlandse Internisten Vereniging. ‘Dat is wat wij in draaiboeken code zwart noemen.’
Ook David Baden, voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulpartsen, is heel beslist. ‘Code zwart is fase 3. Op dat moment maak je namelijk geen keuzes meer die in het belang zijn van de individuele patiënt, maar kies je wat voor de maatschappij de beste oplossing is. Dat is wat triage doet en is het verschil tussen gewone zorg en fase 3-zorg.’
Voorrang
Maar het ministerie en het LNAZ staan een veel striktere definitie voor. Alleen als artsen moeten overgaan ‘op triage volgens overwegingen die buiten het medisch domein liggen’, zoals leeftijd, of in het uiterste geval moeten loten, is er sprake van code zwart. Dat is fase 3c, ‘het eindstadium van fase 3’. Omdat, zegt het ministerie, met de stappen 3a en 3b ‘op basis van medische criteria (...) nog enige balans kan worden gevonden in de vraag naar ic-opname en beschikbare ic-plekken’.
In de fasen 3a en 3b mogen bijvoorbeeld mensen die ergens zijn gevonden met een hartstilstand (en van wie niet duidelijk is hoelang ze daar al liggen) niet meer naar de ic, evenals mensen met ernstige brandwonden. Als artsen vaststellen dat de ene patiënt 20 procentpunt meer overlevingskans heeft dan de andere, krijgt die voorrang.
De verwarring is terug te voeren op de begintijd van de pandemie, toen de twee draaiboeken voor fase 3 werden opgesteld – eentje voor de stappen 3a en 3b, en eentje voor 3c. De partijen gebruikten ook toen al verschillende omschrijvingen voor code zwart.
Dominante definitie
Nu houden de Federatie Medisch Specialisten (FMS) en de artsenfederatie KNMG, opstellers van het 3c-plan, zich op de vlakte. ‘We spreken over het algemeen van fase 3 en niet van code zwart, juist omdat die term zo veel onduidelijkheid met zich meebrengt’, zegt een woordvoerder van de FMS. ‘Maar de drie stappen in fase 3 kun je niet los van elkaar zien. Ze lopen in elkaar over en kunnen elkaar constant afwisselen.’ Ook de woordvoerder van de KNMG blijft erbij dat ‘fase 3 één fase is’ en dat de organisatie ‘uiteraard met het ministerie in gesprek is’.
Dat de zorgpartijen het niet eens zijn over zo’n beladen term is volgens Arjen Boin, hoogleraar crisismanagement aan de Universiteit Leiden, niet vreemd. ‘Dat zie je vaker in een crisis. Het duiden van een ernstige situatie is altijd een kwestie van semantiek. Het is een strijd tussen partijen om de dominante definitie van de situatie. Als je erin slaagt jouw definitie tot de dominante te maken, heb je een grote stap gezet om ook jouw oplossing geïmplementeerd te krijgen.’