'Mijn psychose heeft alles bij' elkaar tien jaar geduurd'
Wil Frayman (46) raakte in de jaren tachtig in een psychose. Hij kreeg de diagnose schizofreen...
'Begin jaren tachtig was mijn vriendin zwanger geraakt. Ik dacht aan trouwen en aan een gezinnetje stichten. Maar zij wilde niet verder met mij. In diezelfde periode kreeg ik problemen op mijn werk. Mijn chef probeerde mij eruit te werken. Dat pikte ik niet en ik ging brieven schrijven, want ik kan best een paar woorden achter elkaar zetten.
'Zo raakte ik doorgedraaid en successievelijk werd dat erger. Nu weet ik dat het schizofrenie was, maar dat had ik niet in de gaten. De werkelijkheid verbrokkelde. Ik zag en hoorde alles in losse beelden en losse woorden, die heel bedreigend konden worden. In mijn hoofd zat een verhaal, maar ik kon er geen verhaal van maken. Ik werd paranoïde.
'Mijn omgeving leed er onder. En niet zo'n beetje ook. In mijn driftbuien trapte ik weleens een deur in. Verbaal was ik ook erg agressief. Ik kreeg achtervolgingswanen. Overal zag ik verbanden. Vooral nummers duidden op een samenzwering tegen mij. Autonummers, geboortedata, huisnummers, alle nummers bracht ik met elkaar in verband. Onzin natuurlijk, maar vergeet niet dat ik gek was. Als ik bijvoorbeeld een deur opendeed, kon er ergens anders een bom ontploffen of een vliegtuig neerstorten.
'Zo'n toestand was natuurlijk onhoudbaar. Ik had een nieuwe vriendin gekregen. Zij stelde mij een ultimatum: ''Ik wil alleen maar vriendschap met je hebben als je je laat helpen.''
'Zo ben ik in Duin en Bosch in Castricum terechtgekomen. Ik heb er een paar maanden in de gesloten afdeling gezeten, maar daar weet ik weinig van. We deden aan gymnastiek, de zalen waren wit gesausd en we zaten in de rookkamer. Met andere patiënten had ik weinig contact. De anderen met elkaar ook niet. Het zat er vol kneuzen, zoals ik er zelf ook een was.
'Dat duurde tot ze een medicatie gevonden hadden, waardoor ik me wat vrijer mocht bewegen. De dosering van de medicijnen stond nog niet vast, maar ik kon me verplaatsen zonder gevaar op te leveren voor anderen of voor mezelf. Dat had lang kunnen duren, maar ik ben een dorpsjongen en ik voelde me er tussen de afkickende hoertjes en andere randfiguren toch niet thuis. Toen heeft mijn moeder gezegd: ''Dat schiet niet op. Het is beter als Wil met dat grote lijf van hem aan het werk gaat. Dan kan hij tenminste zijn energie kwijt.''
'Zij is toen met de beheerder van de jeugdherberg in Bakkum gaan praten, waar ik vroeger had gewerkt. Die vond het goed. Hij heeft de televisie uit de televisiekamer gehaald en zo ben ik er ingetrokken. Ik ben vierenhalf jaar in de jeugdherberg gebleven. 's Ochtends maakte ik schoon en 's avonds deed ik de afwas. Tussendoor rustte ik en nam ik mijn medicijnen. Het was een vast, eenvoudig programma. Ik hoefde geen gasten te ontvangen, geen administratie te doen en ik hoefde tegen niemand te praten. Ik had een emmer, een dweil en ik sopte de hal. En de volgende dag deed ik dat weer.
'De gasten hadden niets in de gaten, want uiterlijk viel er niets aan me te zien. Dat kun je trouwens nog steeds niet. Maar geestelijk kon ik heel weinig. Ik kwam tot zeven zinnen per dag. Die schreef ik op in een schrift. Zo werd er, als met een kaasschaaf, elke dag een plakje van mijn gekte afgesneden.
'Anderen hielpen me daarbij. Een winter lang werkte er bijvoorbeeld een jongen die in militaire dienst sportinstructeur was geweest. Hij ging elke avond een potje met me dammen om het denkproces weer op gang te brengen. Ik heb alle keren van hem verloren, maar op die manier oefende ik in het nadenken.
'Ik slikte twee soorten medicijnen. Dat doe ik nog steeds trouwens. Eentje was, zeg maar, een gedachtefilter. Die regelde het verkeer in mijn hoofd. Het neemt een deel van je waarneming weg. Daardoor biedt het rust, maar je wordt er ook sloom van. Tenminste, dat zeggen de mensen die me van vroeger kennen: ik ben een stuk slomer geworden.
'Daarnaast gebruikte ik 's avonds een spierverslapper, want de psychiater wil me niet te veel medicijnen die op mijn geest werken geven. Dat vindt hij te gevaarlijk met mijn suïcidale verleden. Ze hebben een keer in het ziekenhuis mijn maag leeggepompt. Ik had toen negen slaaptabletten ingeslikt. Waarom? Dat weet ik niet meer. Dat gebeurde min of meer buiten mij om.
'Na vierenhalf jaar in de jeugdherberg, was ik in zoverre opgeknapt, dat ik meer verantwoording durfde en mocht nemen. Met hulp van de dienst arbeidsintegratie ben ik toen bij een commercieel bedrijf gaan schoonmaken en ben ik op mijzelf gaan wonen. Ik vond wel dat ik uit het dorp wegmoest, want had geen zin een vrijgezel te worden die met andere vrijgezellen in de kroeg zijn eenzaamheid probeert te verdrijven. Want hoe gaat dat? Op vrijdagmiddag word je via de radio al gek gemaakt dat het weekend is aangebroken. En als je op zondagochtend wakker wordt, ontdek je dat je alweer niet hebt geneukt.
In dat opgefokte gedoe had ik weinig zin. Ik heb nog wel geprobeerd om in het klooster van Egmond in te treden. Ik dacht: daar heb ik mijn natje en mijn droogje en tussendoor kan ik bidden, want vooral tijdens mijn psychose ben ik erg gevoelig voor het geloof geweest. Ik heb er gesprekken gevoerd, maar de abt heeft mij duidelijk gemaakt dat het klooster niet op mijn weg lag.
'Achteraf heeft hij daar gelijk in gehad. Mijn psychose heeft met aanloop, hoogtepunt en het onder controle krijgen tien jaar geduurd. Na die tijd heeft het geloof een kleinere plaats in mijn leven gekregen.
'Ik ben daarop naar een flatje in Alkmaar verhuisd. Ik dacht: in de stad heb je een literair leven met poëziemiddagen, tijdschriften, manifestaties. Daar zijn ook andere dichters. In het begin werd ik lid van de Alkmaarse dichterskring, maar daar ben ik weggegaan. Die rederijkers dachten dat ik hun vriendinnen wilde versieren. Dat was niet zo, maar dat dachten ze. Ik praat nu eenmaal gemakkelijk. Toen zijn ze me gaan afzeiken op mijn werk. Ik was maar een schoonmaker en nog parttime ook.
'Daarop heb ik met vrienden een eigen literaire kring opgezet. Als het nodig is, steek ik zo van wal met mijn eigen schip - als jongen heb ik gewerkt in het loodswezen en op een sleepboot. We organiseren middagen, we geven in eigen beheer tekstbundels uit. Soms treden we ergens op tegen reiskostenvergoeding en we doen veel voor Radio Vrede, een piratenstation voor Alk maar en omgeving.
'Zo handhaaf ik me. Ik sta vroeg op en ik ga vroeg naar bed. Mijn vriendin komt eens in de maand langs. We hebben zelfs geen lat-relatie. Ik doe maar net alsof ik een zeeman ben, die een keer in de maand de haven aandoet.
'Als ik vrienden of kennissen op bezoek heb en het wordt me te veel, dan zeg ik dat ik ga afbouwen. Dan neem ik mijn pilletje in, mijn spieren worden slap en ik tuimel in bed. Dat vinden ze niet vreemd. Ze zijn het gewend. Meestal gebeurt dat om een uur of negen 's avonds. Het kan een enkele keer later worden, maar dan moet ik de volgende dag herstellen. Niet eens zozeer lichamelijk, als wel geestelijk.
'Zo is ook dit gesprek vermoeiend. Ik kan het aan, omdat ik de tijd daarvoor heb ingepland. Maar iedere dag zou ik niet aankunnen. Morgenmiddag neem ik extra rust.
'Soms vind ik het jammer dat mijn leven zo is gelopen. Maar als je, inclusief de voorbodes en hoogtepunt tien jaar in een psychose hebt gezeten, moet je je verwachtingen bijstellen. Schi zo fre nie gaat nooit meer over. Je kunt het hoogstens onder controle houden. Dus iets anders dan deeltijdschoonmaker zal ik waarschijnlijk niet worden. Ik maak van 's ochtends half acht tot tien uur een winkel schoon. Langer of ingewikkelder moet het werk niet worden. Fysiek zou het misschien wel een poosje gaan, maar dan ga ik buiten mijn werk haperen.
'Je zou kunnen zeggen: dan neem je toch zwaardere medicijnen? Dat doe ik niet. Trouwens, de psychiater zegt dat hij alleen medicijnen voorschrijft om me te laten leven, niet om te werken. Dat zou een soort doping zijn.
'Mijn moeder vindt het ook jammer dat het zo gelopen is, maar ze heeft daar vrede mee. Ze is alleen bang dat als ze er niet meer is, ik mezelf niet zal kunnen redden. Dat geloof ik niet. Destijds wilde het Alkmaars Weekblad mij een interview afnemen over Radio Vrede en de alternatieve literaire kring. Op advies van de psychiater heb ik dat toen afgezegd, omdat ik in een depressie zou kunnen raken. Daar ben ik nu niet meer bang voor. Nu kom ik zelfs in een landelijke krant. Welke lokale, marginale dichter kan dat van zichzelf zeggen?'