Interview
‘Mijn moeder vond het trainen zelf heel leuk. Ik train alleen om te winnen’
Vier decennia na het olympisch goud van Jolanda de Rover (57) zwemt maandag dochter Kira Toussaint (27) in Tokio, ook op de rugslag. Kan de explosieve Kira de prestatie van moeders dieselmotor evenaren?
Kira Toussaint heeft iets meegenomen, het zit in een klein zwart doosje. ‘Je weet al wat het is’, zegt ze tegen haar moeder. Die haalt een gouden kettinkje met de vijf olympische ringen tevoorschijn. Kira heeft ’m ook, iets groter, in het zilver.
‘Wow’, zegt Jolanda de Rover. ‘Wow!’
Hebben alle olympiërs die ringen, als sieraad?
Jolanda: ‘We hebben ook een tattoo. Kira op haar pols, ik op mijn voet. Ik dacht: ik hoef ’m niet zo zichtbaar.’
Kira: ‘Het is echt een ding dat je een tattoo neemt als je op de Spelen bent geweest.’
Jolanda: ‘Vroeger niet, hoor.’
Kira: ‘Dus na mijn eerste keer, in Rio, vroeg jij: gaan we nog?’
Haar moeder heeft de ketting inmiddels omgedaan. ‘En’, vraagt ze, ‘is het wat?’
Het is begin juni in de tuin van Jolanda de Rover in Amstelveen. Nog een dikke maand, dan stapt Kira Toussaint op het vliegtuig naar Tokio. Wat ze nu nog niet weet is dat het de Stille Spelen zullen worden. Dat tot het laatste moment geopperd wordt het toernooi niet te laten doorgaan. Dat de ene na de andere Olympiër positief wordt getest, en dat de bewegingsvrijheid van de spelers tot een minimum is beperkt.
Op de uitnodiging om samen met haar moeder geïnterviewd te worden, had ze meteen enthousiast gereageerd. Jarenlang was het de vervelendste vraag die haar gesteld kon worden: ga je je moeder achterna? Het is nu eenmaal een voor de hand liggende vraag. Haar moeder deed haar het winnen voor. In 1984 zwom ze in Los Angeles, in de finale van de 200 meter rugslag, in 2.12,38 naar een gouden plak.
Maakt dat de druk om in Tokio goud te halen extra groot?
‘Weet je, mijn moeder won op dezelfde Spelen ook nog brons op de 100 meter rugslag. Dat valt niet te overtreffen. Wat kun je doen? Twee keer olympisch goud halen. Maar is dat het enige dat een carrière succesvol maakt? Ik vind van niet.’
In gedachten spoelt ze alvast vooruit naar de Olympische Spelen, meer specifiek: naar 26 juli, 12 uur ’s middags, Japanse tijd. Dan beginnen in het Tokyo Aquatics Centre de halve finales op de 100 meter rugslag. Het tijdstip is in haar voordeel, vroeg op de dag is ze altijd op haar best. In haar hoofd flikkert deze tijd: 58,40. Daar moet ze onder zien te komen, wil ze een medaille halen.
Haar vaste routine is anderhalf uur daarvoor begonnen. Eerst een massage, oefeningen op het droge en drie keer 100 meter inzwemmen ‘om de systemen aan te zetten’. Afdrogen, warme kleding aan, even zitten.
Kira: ‘Dan is het tijd om mijn badpak aan te trekken.’
Jolanda lacht.
Kira: ‘Dat duurt tien minuten.’
Jolanda: ‘Wij hadden gewoon een wedstrijdpakje, zonder pijpen, dat ging een stuk sneller.’
Nog een laatste set intensieve oefeningen met de fysiotherapeut. Naar de callroom, waar acht stoelen staan, voor elke zwemmer een. Hier begint de spanning op te lopen. Ze kijkt wel naar haar concurrenten, ze houdt hen in de gaten, maar ook weer niet echt. In haar hoofd speelt ze alvast haar raceplan af. ‘Dat is heel specifiek en tegelijkertijd heel algemeen, want ik denk niet aan hoe ik mijn hand in het water moet steken. Als je op dat moment nog aan je techniek moet denken, is er iets niet goed.’
Voor elke fase van de wedstrijd heeft ze vaste woorden die haar op het spoor moeten houden. Jump. Attack. Relax. Big. Build. Aanvallen. En dan zit ze nog maar op de helft.
Kira: ‘Dan is het tijd. Mijn naam wordt omgeroepen. Op weg naar het zwembad is het enige dat ik tegen mezelf zeg: rustig blijven.’
Is er een moment waarop u als moeder ziet: dit wordt een goede race?
‘Het zijn er twee. Als ze komt oplopen, zie ik het aan haar ogen, of ze gespannen is, of gefocust. En als ze in het water ligt, zie ik aan haar slag of ze er zin in heeft of niet.’
In de 50 en de 100 meter, zegt haar dochter meteen, heeft ze altijd zin. In de 200, de afstand van haar moeder, steeds vaker.
Buitenlandse fans zijn straks vanwege corona niet welkom in Tokio. Gaat dat je race beïnvloeden?
Ze zwemt al een jaar zonder publiek, zegt Kira, dus: nee.
Jolanda: ‘Laatst belde een vriendin van me. Die zei: we hebben nu alles meegemaakt: een Spelen zonder Amerikanen in 1980, een Spelen zonder Russen in 1984 en nu een Spelen zonder publiek.’
In een land waar de grote successen traditiegetrouw worden gehaald op de vrije slag – de borstcrawl – kozen Jolanda de Rover en Kira Toussaint al op jonge leeftijd voor de rugslag, hoewel je misschien beter kunt zeggen: de rugslag koos hen. Het was hun beste slag.
Ze legden deels hetzelfde traject af: elke doordeweekse ochtend om 6 uur in het bad, na school terug voor een tweede training, elke avond vroeg naar bed, elk weekend trainen, selectie voor de jeugdkampioenschappen, prijzen winnen, door naar het Europese podium, verder naar het internationale.
De dochter vindt niettemin: in de tijd dat haar moeder zwom, deden ze maar wat.
Jolanda knikt. ‘Wij waren amateurs, we verdienden niet met de sport, het was in die tijd zelfs een voorwaarde om aan de Olympische Spelen mee te doen. Zwemmers van het Nederlandse team trainden gewoon tussen de leden van hun eigen zwemvereniging. Krachttraining bestond nog niet, we zwommen het hele jaar door vooral lange afstanden. Snelheid kreeg je pas in de laatste weken voor een toernooi.’
Kira: ‘Ik was al lang met zwemmen gestopt als ik had moeten trainen zoals in die tijd. Veel te saai.’
Ging het bij jullie thuis altijd over zwemmen?
Jolanda: ‘Nee hoor, school was ook belangrijk. En weten wat er in de wereld aan de hand was. Ik herinner me dat Kira in de tijd dat ze in de Verenigde Staten studeerde en zwom, zei dat ze de mensen daar zo oppervlakkig vond, omdat ze niet wisten wat er buiten hun land gebeurde.’
Na de scheiding van bewegingswetenschapper Huub Toussaint – Kira en haar oudere zus Merel waren 6 en 7 – was dit belangrijk in het gezin van drie: beleefd zijn, het beste uit jezelf halen, afmaken waar je mee bezig bent en elkaar helpen. Voor een sporter, zegt Jolanda, is dat laatste onhandig, want je moet aan jezelf denken, zeker in een individuele sport. ‘Maar ik heb ze allebei meegegeven: niet alles draait om jou, en niet alles draait om de sport.’
Wie van jullie vindt winnen het belangrijkst?
Kira: ‘Ik. Mijn moeder vond het trainen zelf heel leuk. Ik train alleen om te winnen.’
Wanneer hebben jullie voor het laatst tegen elkaar gezwommen?
Jolanda: ‘O, dat weet ik nog precies: tijdens een clubkampioenschap. Merel was 11, Kira 10, ik 40. We zwommen de 50 meter rugslag tegen elkaar en ik won nét. Daarna heb ik nooit meer een wedstrijd met hen gedaan.’
Kira: ‘We hebben heel lang een dingetje gehad: dat ik de olympische tijd van mijn moeder wilde evenaren. Op mijn 17de was ik er bijna.’
Jolanda: ‘2 minuut 13 seconden.’
Kira: ‘Ik dacht: eitje.’
Jolanda: ‘En toen duurde het nog tot 2019 voor je mijn tijd gehaald had, op je 25ste.’
U zegt het een beetje triomfantelijk.
‘Het was een dubbel gevoel. Aan de ene kant vond ik het leuk dat ze mijn tijd nog niet had gezwommen. Maar toen ze het gehaald had, was ik blij. Het was misschien ook wel een psychologische drempel.’
Kira: ‘Dat ik ertegen aanhikte, en het misschien juist daarom niet lukte.’
De voormalige coach van Jolanda, Cees Vervoorn, typeerde jullie als zwemmer zo: ‘Kira is explosief. Jolanda is een diesel. Daarom is Kira beter op korte afstanden en Jolanda op de lange.’
Instemmend geknik.
Mark Faber, Kira’s coach, zei: ‘Kira is een georganiseerde chaoot...’
De Rover schiet in de lach. ‘Die vind ik heel grappig. En herkenbaar.’
‘... ze fladdert, doet wat ze leuk vindt, vergeet weleens afspraken. Maar als er een wedstrijd is, dan levert ze.’
‘I’ll take that’, zegt Kira.
Jolanda: ‘Tien jaar geleden was ze alleen maar chaoot.’
Kira: ‘Ik moet heel erg mijn best doen om georganiseerd te zijn. Ik schrijf alles wat ik moet doen in een boekje. Doe ik dat niet, dan vergeet ik het. Als er iets blijft liggen in het zwembad, is het altijd van mij. Maar als ik iets belangrijk vind, heb ik het allemaal voor elkaar.’
Was ze vroeger ook zo?
Kira: ‘Mijn huiswerk vergat ik altijd.’
Jolanda: ‘Dat was geen vergeten, dat deed je gewoon niet.’
Cees Vervoorn zei ook nog dit: ‘Jolanda is de ideale zwemmer, zeer toegewijd, goed trainbaar. Maar ze was ook introvert. Dat had één nadeel: als trainer wist je niet altijd wat er in haar omging.’ Heeft dat introverte ook voor u nadelen gehad?
‘Dat weet ik niet. Ik was daarnaast ook heel verlegen en onzeker over mijn prestaties. Ik heb niet ontzettend veel medailles gewonnen. Twee olympische, goud en brons, heel belangrijk natuurlijk. Maar verder één keer zilver op een EK, wat heel bijzonder was omdat de Oost-Duitsers dankzij de anabolen altijd op de eerste twee plekken eindigden. En nog een keer brons, ook op een EK. Dat is het.’
Ze is te bescheiden, zegt haar dochter.
Jolanda: ‘Ik heb wel genoten van de aandacht na mijn olympisch goud. De hele buurt zat in onze tuin toen ik thuiskwam, de banketbakker uit de straat had een heel grote taart gebakken. Ik werd overal herkend en kreeg nog maanden post. Op de envelop stond alleen: Jolanda de Rover, Nederland.’
Kira: ‘Maar zoals ik over mezelf kan zeggen dat ik de derde in de wereld ben op de 50 meter rugslag: zoiets zou jij nooit over jezelf zeggen. Wel over mij. Misschien dat je de trots die je zelf niet voelde, hebt gecompenseerd door trots te zijn op mij.’
De Rover stopte met zwemmen na de Olympische Spelen in 1988, op haar 25ste. Een jaar later studeerde ze af aan de Academie voor Lichamelijke Opvoeding, de studie waarmee ze tijdens haar zwemcarrière was begonnen. ‘Ik dacht, heel naïef, dat ik goed was in sport omdat ik goed was in zwemmen. Dat bleek tegen te vallen.’
Na de opleiding vond ze meteen werk als gymdocent op een lbo-school. ‘Ik vond het vreselijk. Die leerlingen wilden niets, alleen maar voetballen.’
Is het moeilijk om jezelf opnieuw uit te vinden na jaren topsport?
‘Ik vond het in het begin wel moeilijk om te ontdekken dat het helemaal niet vanzelfsprekend was om fanatiek te zijn. Ik gaf die eerste jaren, naast mijn werk als docent, een paar uur per week zwemles, bij de zwemvereniging in Amstelveen. De kleintjes waren nog heel leergierig, die wilden graag. Maar ook daar heb ik vaak gedacht dat die kinderen voor een tien zouden gaan. Dat was niet zo. Een 5,5 vonden ze ook goed.’
Hadden andere oud-olympiërs uit uw team dezelfde ervaringen?
‘Weet je dat ik het er nog nooit met iemand over heb gehad? Ik heb het gewoon altijd in mijn eentje opgelost. Dat is een proces geweest van leren om je minder druk te maken.’
Sinds achttien jaar geeft ze les op het ROC in Amsterdam aan de opleiding sport en bewegen. Ze begon als zwemdocent, tegenwoordig geeft ze rekenen. Een voorbeeld van hoe ambitie in de knop kan worden gebroken: ‘Er wordt al jaren over de rekeneisen voor het mbo gepraat. Dat het eindcijfer moet meetellen voor de zak-slaagregeling. Nu hoef je alleen het examen te doen. Je mag er zelfs een 1 halen voor halen, en dan slaag je toch. Dat helpt natuurlijk niemand vooruit. Dan kun je als school bang zijn dat een deel van de leerlingen zakt als het cijfer meetelt, maar dan denk ik: als je ergens geen moeite voor doet, haal je het niet.
‘Ik ben zelf erg gedisciplineerd. Ik ben altijd op mijn werk. Als er iets moet worden gedaan, doe ik het, en als iets nog niet af is, maak ik het ’s avonds of in het weekend af. Maar ik heb me ook wel moeten aanpassen. Toen ik net begon als docent, irriteerde het me dat geen enkele vergadering op tijd begon. Nu kom ik ook te laat. Heel stom misschien, maar als je dat gevecht aangaat, eindig je met een burn-out.’
Weten uw leerlingen dat u olympisch zwemmer bent?
‘Ik vertel het zelf niet, maar ze horen het soms van collega’s. En dan zijn ze in het begin nog wel onder de indruk, maar ze vergeten het ook snel hoor.’
Wat is de belangrijkste les die u hun kunt geven?
‘Dat je niet op het laatste moment, dus voor een toets of een eindexamen, gas moet geven. Dat het leuk is om ergens je best voor te doen. Ik zeg ook altijd: als je iets niet begrijpt, ik ben er om je te helpen. Veel leerlingen vinden hulp vragen moeilijk. Juist de stille, die misschien wel willen, durven het niet. Ik blijf geduldig, ik word nooit boos. En als ze dan hun vinger opsteken en het kwartje valt... Ja, dat is voor mij de grootste kick.’
Was u, als moeder die haar dochter begeleidde in wat een topsportcarrière zou worden, hetzelfde?
Kira: ‘Mag ik er iets over zeggen? Ze heeft al haar tijd en al haar energie erin gestopt. Ik moest al heel jong twee keer per dag trainen, ook om zes uur ’s ochtends.’ Tegen haar moeder: ‘Maar er is een tijd geweest dat ik geen zin had om zo vroeg op te staan, en dat jij zei: maak mij maar wakker als je wilt trainen. En wil je niet, dan blijf je liggen. Je werd nooit boos.’
Jolanda: ‘Ik zei alleen: als je niet gaat, moet je jezelf netjes afmelden.’
Kira: ‘Je liet de beslissing aan mij. Als ik niet verder had willen gaan met zwemmen, had je dat goed gevonden.’
Jolanda: ‘Maar toen je stopte, was ik wel teleurgesteld. Je belde me op en zei: ik wil niet meer.’
Waarom niet?
Kira: ‘Ik voelde me niet thuis in mijn team en voelde mij onbegrepen door mijn coach. Alles wat zwemmen voor mij leuk maakt, ook nu nog, was er niet.’
Een paar maanden later, in de zomer van 2013, vertrok ze naar de Verenigde Staten, ‘een echt rugslagland’. Ze studeerde met een beurs bewegingswetenschappen aan de Florida Gulf Coast University, en zwom in de Amerikaanse studentencompetitie. ‘Na twee jaar dacht ik: ik heb het hier nu wel erg naar mijn zin, maar de Olympische Spelen haal ik hier niet. En dat was waar het allemaal om ging.’
Ze verhuisde naar Knoxville, naar de Universiteit van Tennessee.
Wat ze in godsnaam aan het doen was, vroeg de coach toen hij haar zag zwemmen. ‘Ik zwom de rugcrawl met mijn borst vooruit, dat is hoe iedereen in Nederland het leert. Maar met rugcrawl moet je rug als een kano in het water liggen, een beetje bol. In drie maanden heb ik een heel nieuwe manier van zwemmen geleerd. Ik weet nog dat ik mijn moeder belde en zei: ik weet nu eindelijk hoe het moet.’
Een jaar later mocht ze mee naar de Olympische Spelen in Rio. Twee jaar later en weer terug in Nederland zwom ze de 100 meter rugslag als eerste Nederlander onder de minuut. De opgaande lijn zette in 2018 door, ze brak het ene persoonlijk record na het andere.
En toen kwamen, in december van dat jaar, de WK zwemmen in China. Nog voor Toussaint een teen in het water had gestoken, meldde de internationale zwembond Fina dat ze positief was getest op doping. Een maand daarvoor, tijdens de wereldbeker in Beijing, was bij een dopingtest tulobuterol gevonden. Het is een middel waarmee je de luchtwegen kunt verwijden en staat op de lijst van verboden middelen.
Was je bang dat dit het einde van je carrière was?
‘Ik was vooral bezig met de vraag: hoe is dit middel in mijn lijf terechtgekomen? Want ik ben astmapatiënt. Ik heb al een medicijn dat mijn luchtwegen wijder maakt. Waarom zou ik een verboden medicijn gebruiken dat hetzelfde doet?’
Haar coach stelde haar drie vragen toen ze huilend bij hem op de kamer stond. Heb je iets doms gedaan? Heb je astmamedicatie van iemand anders genomen? Heb je een pleister op straat gekocht? ‘Want dat middel bleek in pleisters te zitten. Het antwoord op alle vragen was overigens nee.’
Heeft hij je niet gevraagd of je opzettelijk een verboden middel had genomen?
‘Gelukkig niet. Want ik realiseerde me meteen dat je tegen iedereen kunt zeggen dat je niets oneerlijks hebt gedaan, maar dat dan toch niemand je gelooft. Iedereen die doping heeft gebruikt, zegt namelijk dat ze niets hebben gedaan.’
Heeft u één seconde gedacht dat het waar kon zijn?
Jolanda, meteen: ‘Nee.’
Kira: ‘Het was anders geweest als er anabolen zouden zijn gevonden. Dan had je misschien niet de heilige overtuiging gehad dat ik niets had gedaan.’
Jolanda: ‘Dan was je nog steeds mijn dochter geweest.’
De Rover weet als geen ander hoe het is om tegen concurrenten te zwemmen die valsspelen. In de jaren dat zij actief was, zaten alle zwemsters uit voormalig Oost-Duitsland vol met anabole steroïden. ‘Ze werden weleens uit de vrouwenkleedkamers weggestuurd, omdat ze zo anders waren dan wij. Halve kerels, met zware stemmen en zware beharing. En ze wonnen alles. Als wij naar een toernooi gingen, wisten we: we strijden hooguit voor brons. Wat dat betreft heb ik mazzel gehad, dat de DDR in 1984 in navolging van Rusland de Olympische Spelen boycotte.’
Wisten jullie dat ze doping gebruikten?
‘We hadden vermoedens, maar het werd nooit bewezen. In die tijd werd er alleen vlak na de wedstrijd op doping gecontroleerd. Nou, dan zorgden ze gewoon dat het al uit hun bloed was.’
Thuis waren ze door die ervaring altijd uitgesproken fel over doping. ‘In de sport’, zegt Toussaint, ‘is het het allerergste dat je kunt doen. Bij elke dopingaffaire zei ik altijd: meteen schorsen.’
Is dat door je eigen ervaring veranderd?
‘Eigenlijk niet. Ik zou vaker moeten denken: eerst maar eens de achtergrond kennen.’
Drie maanden leefde de zwemwereld met de vraag: als er rook is, brandt er dan niet ook ergens een vuurtje? ‘Ik denk dat er in elke huiskamer van elke zwemmer over mij is gesproken. Dat zou ik ook hebben gedaan.’
Intussen deed ze er alles aan om haar onschuld te bewijzen. Ze nam een advocaat in de arm, reed naar Duitsland om haar haren te laten testen. ‘Daaraan kun je zien of je langdurig hebt gebruikt.’ Bij de Nederlandse dopingautoriteit werden haar voedingssupplementen onder de loep genomen, voor 600 euro per supplement. ‘Reken maar uit: ik gebruikte er elf.’
Kon u in die tijd iets voor uw dochter doen?
‘Ik ben regelmatig naar haar huis gereden, gewoon, om de keuken op te ruimen, haar leven in praktische zin een beetje op de rails te houden. Verder kon ik niet zoveel: als het om juridische zaken gaat, ben ik natuurlijk gewoon een leek. En toen we ontdekten hoe duur een advocaat zou zijn, heb ik meteen gezegd: je kunt wel een beetje geld van mij lenen, maar niet alles.’
Kira: ‘Uiteindelijk heeft de zwembond me, heel uniek, geld geleend. Omdat mijn coach, die invloedrijk is binnen de zwembond, zei: we moeten haar helpen.’
Het hoofd van de Belgische dopingautoriteit heeft uiteindelijk je onschuld bewezen. Hoe is hem dat gelukt?
‘Bij de dopingtest in China hebben ze het medicijn dat ik voor mijn astma gebruik aangezien voor het verboden middel. Omdat de moleculen van beide stoffen hetzelfde gewicht hebben en uit dezelfde atomen bestaan. Maar de volgorde van de atomen in mijn medicijn was anders dan die in tulobuterol. Dat hadden ze over het hoofd gezien.’
Twee weken na de uitslag, op 19 maart 2019, zwom ze haar eerste wedstrijd, in Marseille. ‘Daar heb ik mijn Nederlands record op de 100 meter geëvenaard.’
Heeft de kwestie naast alle ellende ook iets positiefs gebracht?
Kira: ‘Het cliché dat je niet weet wat je hebt tot je het kwijt bent, is zó waar. Ik was altijd extreem zenuwachtig voor een wedstrijd. Ik dacht: als zwemmen het allerbelangrijkste in mijn leven is, en het gaat niet goed, dan stort mijn wereld in. En toen was het zwemmen er even niet meer, en bleek, nou ja, bleek alles er nog te zijn. Mijn moeder hield nog steeds van me. Sindsdien kan ik vrijer racen en geniet ik meer.’
Je zou denken: het is een ramp voor een sporter als het allerbelangrijkste toernooi, waarvoor je vier jaar lang snoeihard traint, wordt uitgesteld. Maar voor Toussaint, zegt ze, was het ook een zegen. Van haar snelste tijd op de 100 meter, 58,63, moet nog iets af om kans te maken op een medaille. Moeder, meer van de cijfers en de tijden dan de dochter: ‘Het olympisch record is 58,23. Er zijn er nu al tien die daaronder zwemmen.’
De laatste 15 meter, zei Kira’s coach, daar komt het op aan, dat is haar zwakte. U mag voor één keer in zijn schoenen staan. Waar zou u aan werken?
‘Ik zeg altijd tegen Kira: vaker een 200 meter zwemmen.’
Iedereen die zich uw gouden race van 1984 herinnert, zag dit: op die laatste meters kreeg iedereen het zuur in de benen, maar u ging door.
Jolanda: ‘Dat is die diesel. Ik heb een grote longinhoud en langzame spiervezels. Daardoor kan ik veel meters maken en is aan het einde mijn energie nog niet op.’
Kira: ‘Het heeft niet eens met verzuring te maken, of dat mijn energie op is. Maar die laatste meters wil ik zó graag, dat ik te slordig ga zwemmen. Dan maak ik wel veel bewegingen, maar ga ik niet per se sneller vooruit.’
Waar ze al jaren met haar coach op traint, de laatste maanden steeds intensiever: de stand van haar hand. ‘Als je beelden van 2018 ziet’, zegt Toussaint, ‘dan staat mijn hand in een hoek van 45 graden. De bedoeling is dat die bijna plat in het water komt, omdat je dan veel water pakt in één slag, en dus sneller zwemt. De afgelopen week heb ik alleen maar daarop getraind. Dan ben ik zo ontzettend trots als die hand een tikje beter staat. Ik ben er nu bijna.’
Kunnen jullie je voorstellen dat er mensen zijn die denken: waarom geeft iemand zijn hele leven voor een race van 100 of 200 meter? Je knippert een paar keer met je ogen en het is voorbij. Al die offers die je daarvoor brengt.
‘Offers?’, zegt De Rover. ‘Zo zie ik dat niet. Ik heb ook veel meegemaakt dat andere mensen niet meemaken.’
Kira: ‘Natuurlijk denk ik, als ik net één dag terug ben van een wedstrijd en mijn koffers weer moet pakken voor de volgende: was ik maar eens een dag thuis. Ik ben in augustus gaan samenwonen, in een nieuwe buurt. Iedereen kent mijn vriend en Binky, onze hond. Maar ik ben er nog een beetje een vreemde. En toch, ik doe dit allemaal voor iets dat ik heel erg leuk vindt, en waar je bovendien een les voor de rest van je leven aan overhoudt: je gaat honderdduizend keer op je bek, je staat op, probeert het opnieuw, en als het dan wel lukt, ben je al die andere keren vergeten.’
Die les maakt alles de moeite waard?
Kira: ‘En een finale winnen.’
‘Op dat schavotje staan en het Wilhelmus horen’, zegt haar moeder, ‘dat is wel gaaf hoor.’