'Mijn hoge leeftijd is hoog genoeg'
Mensen die hun besluit tot zelfdoding niet zelf kunnen uitvoeren, moeten daarbij geholpen kunnen worden, betogen Gert R. Rebergen en Cor R....
Mevrouw Roetmans leeft sinds vijf jaar in een verzorgingstehuis. Zij is van de generatie waaraan je de leeftijd niet vraagt. Ze vindt zichzelf ‘op hoge leeftijd’. Zo nu en dan komt haar zoon Steven met twee schatten van kinderen op bezoek. Ze willen altijd weten van de verzorging hoe het met mevrouw Roetmans gaat. Steven vindt dat zijn moeder een beetje vereenzaamt en dat baart hem zorgen.
Mevrouw Roetmans heeft al vaak gedacht dat het wat haar betreft genoeg is geweest. Ze wil in geen geval de 100 meemaken. ‘Mijn hoge leeftijd is hoog genoeg.’ Toen ze dit tegen de verzorging en de dokter zei, vond ze een luisterend oor en ook bemoedigende woorden: dat ze nog gezond is, een fijne zoon heeft en zich uitstekend redt in het verzorgingstehuis. ‘Geniet er maar van zolang het nog kan.’
Eén keer per maand wordt er in het verzorgingstehuis een groepsgesprek gehouden met bewoners die dat willen, onder leiding van de dominee en de huispsycholoog. Mevrouw Roetmans gaat daar altijd naar toe. Ze luistert meestal aandachtig. Ze wil weten waar de andere bewoners mee bezig zijn. Wat hen nog steeds beroert.
Mevrouw Roetmans heeft een paar keer gevraagd om in de groep te praten over het einde, over het dood gaan. Maar toen zij desgevraagd toelichtte dat zij haar hoge leeftijd eigenlijk wel hoog genoeg vond, werd ze verwezen naar de dokter.
En toen zagen ze in de huiskamer een klein stukje van de tv-documentaire over Moek Heringa. Mevrouw Roetmans zei tegen haar buurman: ‘Ik wou dat ik iemand had die mij wil helpen. Want voor de trein of uit het raam springen kan ik ook al niet meer zelf.’
Het recht op zelfdoding bij een voltooid leven wordt vaak gebaseerd op het zelfbeschikkingsrecht. Het individu heeft het recht zijn leven naar eigen inzicht in te richten en daarover beslissingen te nemen. Zelfbeschikking omvat zowel ‘in vrijheid beslissen’ als ‘in vrijheid handelen’.
Maar bestaan die vrijheden wel zonder sociale context? Soms lijkt het daar wel op, namelijk bij een intelligent en in relevante milieus ingevoerd persoon die zijn eigen steunsysteem kan organiseren en toegang heeft tot de juiste middelen. Iemand die zijn leefomgeving zo kan bewerken dat deze de uitvoering van de zelfdoding niet verhindert. Kortom, bij een dunne laag van de bevolking.
Als iemand in staat is ‘in vrijheid te beslissen over zelfdoding bij een voltooid leven’ en vervolgens ook het eigen leven daarnaar kan inrichten, dan is hij in de huidige discussie over zelfdoding een competente zelfbeschikker. Een dergelijke competente persoon heeft echter in de meeste gevallen geen hulp meer nodig om tot de zelfgekozen finale daad over te gaan. Hij weet de benodigde hulp wel zelf te organiseren. Voorbeelden zijn Hugo Claus en Annie M.G. Schmidt.
Maar dat geldt niet voor mevrouw Roetmans. Mevrouw mag in vrijheid denken wat ze wil, maar zij is noch vrij, noch bij machte om het in vrijheid handelen adequaat vorm te geven. Mevrouw Roetmans is afhankelijk van een sociale context die welwillend tegenover haar doodswens staat.
In haar geval vereist ‘zelfdoding bij voltooid leven’ het recht op grond van de in vrijheid genomen beslissing tot zelfdoding een schikking te treffen met de sociale context (familie en zonodig hulpgevers) om die beslissing op een wenselijke manier vorm te geven.
De kern van de grondslag van het recht op zelfdoding bij een voltooid leven, gaat dan niet meer over het ‘in vrijheid beslissen’, maar over het recht op hulp bij de vormgeving van het ‘in vrijheid handelen’ ten gunste van mensen die zelf niet in staat zijn om een en ander voor zichzelf te organiseren.