'Mijn dagboeken waren mijn geestelijke stabilisator'
De Duitse dichter en zanger Wolf Biermann werd onlangs 80 jaar en schreef toch maar zijn biografie. Zodat hij er nog wat van kan leren.
Tot op de dag van vandaag wordt uw leven bepaald door een man die u maar één keer bewust heeft gezien. u was 4 jaar oud en de ontmoeting duurde nog geen half uur.
'Het ingebakken verdriet om mijn vader is de wet waar ik naar leef. Altijd als ik door angst word gegrepen, zweeft mijn onzichtbare vader van zijn Auschwitz-wolk naar beneden en zegt: Ik heb met mijn kameraden ons leven op het spel gezet - dan kun jij nu toch wel minstens je luxe leventje in de waagschaal stellen. Het is mijn donkere geluk dat mijn vader in het verzet zat en niet is gesneuveld bij de slag om Stalingrad. Ik blijf trouw aan hem en zijn idealen, want wie slaat nou zijn doodgeslagen vader dood?'
Voor uw vader, bankwerker op een scheepswerf in Hamburg, was het communisme even vanzelfsprekend als zon en regen. Toen hij in 1933 een verboden communistische krant liet drukken, moest hij twee jaar naar de gevangenis.
'Nadat hij vrijkwam, ging hij meteen door. Hij bespioneerde transportschepen die op bevel van Hitler oorlogsmaterieel naar het Condor-legioen in Spanje brachten. In 1937 werd zijn verzetsgroep door de Gestapo opgepakt. In de Fuhlsbüttelgevangenis wordt hij negen maanden lang in een onderaardse cel aan de muur geketend en mishandeld. Twee jaar na zijn arrestatie werd hij wegens 'voorbereiding van hoogverraad' tot zes jaar veroordeeld.'
Hoe heeft uw moeder u erdoorheen gesleept?
'Zij was naaister, een sterke, slimme, volkse Moeder Courage. In haar middagpauze las ze Karl Marx en Heinrich Heine, dat hoorde bij de waarden van het linkse proletariaat.'
Waar zat uw vader gevangen?
'Hij werd in een eenpersoonscel in de gevangenis van Bremen gezet om zijn straf uit te zitten. Iedere dag moest hij elf uur lang turfsteken in het werkkamp Teufelsmoor. Drie keer per jaar had hij recht op een half uurtje bezoek. In de winter van 1940 mocht ik met mijn moeder mee. Op weg naar het kamp trippelde ik aan haar hand door een sprookjesachtig moeraslandschap, langs besneeuwde piramides van turfblokken met witte puntmutsen van sneeuw. Voor mij, als 4-jarig jongetje met een overweldigende fantasie, waren het hurkende reuzen die iets huiveringwekkends in hun schild voerden.'
CV Karl Wolf Biermann
15 november 1936 geboren in Hamburg, Duitsland
Juli 1943 Overleeft bombardement op Hamburg
1950 lid fdj (communistische jeugdorganisatie)
1953 Verhuist naar DDR
1957 Politieke Economie aan Humboldt-Universiteit
1959 Regie-assistent bij theatergezelschap Berliner Ensemble
1959 − 1957 Studie filosofie en wiskunde
1963 Theaterstuk Berliner Brautgang over de bouw van de Muur, verboden door de overheid
1963 Geweigerd als partijlid van de Sozialistische Einheitspartei Deutschlands (SED)
1965 Dichtbundel Die Drahtharfe; eerste lp. Leiden tot zijn beroepsverbod
1965 Staatsveiligheidsdienst gaat hem bespioneren, tot 1989.
1969 Plaat: Chausseestrasse 131
September 1976 Optreden in Prenzlau, DDR
13 november 1976 Concert in Keulen, Bondsrepubliek
16 november Verliest staatsburgerschap DDR: Ausbürgerung
1977 Partner Eva-Maria Hagen verlaat DDR met dochter Nina Hagen
21 november 1981 Optreden bij de kern-wapendemonstratie in Amsterdam
December 1989 Eerste optreden in DDR na de val van de Muur
1990 Neemt deel aan bezetting van Stasi-hoofdkwartier
2006 Grosses Bundesverdienstkreuz
2014 zingt in Bondsdag voor 25ste verjaardag val van de Muur
Biermann woont in Hamburg. Treedt op met vrouw Pamela Rüsche. Hij heeft drie kinderen met haar. geboren in Hamburg, Duitsland
Hoe zag het kamp eruit?
'Wachttorens, appèlplaats en houten barakken, omringd door prikkeldraad. De bewaker bracht ons naar de personeelskantine. Rechts van de deur zag ik een raam dat eruit zag alsof er tientallen mannengezichten op geplakt zaten. Maar de uitgemergelde gezichten met opengesperde ogen waren echt. De gevangenen verdrongen elkaar om een echte vrouw en een echt kind te zien, midden in het kamp! In de kantine stonden twee stoelen met een lange tafel ertussen. Mijn moeder nam mij op schoot. Toen werd mijn vader binnengeleid. Hij had pyjama-achtige kampkleding aan, zijn hoofd was geschoren. Mijn moeder mocht hem niet aanraken.'
Vond u het spannend?
'Nee. Geen kloppend hart, geen spoortje verlegenheid. Hij was even vertrouwd en even dicht bij me als mama.'
Hoe kan dat?
'Voordat mijn moeder ging werken bij de stomerij Dependorf vertelde ze me elke avond een verhaaltje over hem voor het slapengaan. En iedere ochtend een goedemorgenverhaaltje. Ze had een geweldige truc: elke ochtend legde ze iets in mijn kraanwagentje, dat in het trappenhuis stond. Een snoepje, een hostie of een koekje, een suikerklontje, een kippenveer, een knikker. Bij het ontbijt vertelde ze me dan over de avontuurlijke wijze waarop deze kostbaarheden van Bremen dwars door de Lüneburger Heide, over de Elbe, naar mij toe waren gekomen. De regen trotserend en de dieven te slim af, die mijn cadeau hadden willen stelen. Net zoals de katholieken met de hostie het lichaam van Jezus tot zich nemen, at ik iedere ochtend de hostie met mijn vaders lichaam, in de waarste zin van het woord. Dit ritueel was de strijd van mijn moeder tegen Adolf Hitler. Een ritueel voor haar eigen zielenheil, een oorlog met meerdere doelen.'
Waar spraken uw ouders over in die 30 minuten?
'Mijn moeder vertelde dat iedereen mij de kleine zanger noemde en zei: 'Wolfje, zing eens wat voor je lieve papa.' En ik begon meteen te tetteren: 'Hörst du die Motoren brüllen: Ran an den Feind! Booomben! Booomben! Bomben auf Engellant, Bumm! Bumm!' Mijn arme vader. Ziet hij eindelijk zijn eigen vlees en bloed en wat begint dat kleine klootzakje voor hem in zijn nazigevangenis te zingen? Het strijdlied van zijn aartsvijanden!'
Hoe kwam uw vader in het concentratiekamp terecht?
'In december 1942, een krap half jaar voordat hij vrij zou komen, liet hij via omwegen een briefje bij mijn moeder bezorgen. Hij 'stond op het punt om een reis te beginnen, die niets goeds beloofde'. Het geloof van mijn vader was het communisme. Dat hij daarnaast ook joods was, interesseerde hem niet zo. Maar de nazi's wel. Ze brachten hem naar Auschwitz. Zijn hele misjpooche (familie, red.) was tegen die tijd al van Hamburg naar Minsk gedeporteerd. Daar werden ze allemaal door de SS de grafkuil in geschoten of in vrachtwagens vergast.'
Hoe reageerde uw moeder op het bericht?
'Ze wilde meteen bij hem op bezoek. Maar toen ze aankwam, zei de ambtenaar: 'Dagobert Biermann, die hebben we hier niet'. Pure Kafka. Toen ze de gevangenis uitstrompelde, hield een oudere ambtenaar de deur voor haar open en fluisterde: 'Er is een transport naar Auschwitz vertrokken.' Daar heeft mijn moeder dat woord voor het eerst gehoord: Auschwitz. In haar nood rende ze naar de gevangenispastoor. Deze welwillende christen censureerde in opdracht van de gevangenis de post van de ingezetenen en hij kende mijn ouders al jaren, doordat hij al hun liefdesbrieven had gelezen. Hij raadde haar aan een brief aan de kampcommandant van Auschwitz te schrijven. Mijn moeder huilde en zei: 'Ik heb niet eens een foto van mijn man.' Later heeft die pastoor de politiefoto van mijn vader uit zijn gevangenisdossier gescheurd, in een envelop gestopt en naar Hamburg gestuurd, zonder commentaar. Dat portretje hangt vandaag bij mij uitvergroot aan de muur.'
Heeft uw moeder die brief geschreven?
'Natuurlijk. Op de envelop schreef ze: 'Aan de directeur van concentratiekamp Auschwitz.' Toen ze de aangetekende brief naar het hoofdpostkantoor bracht, zei de loketambtenaar: 'Auschwitz? Ken ik niet. Komt u morgen maar terug, ik ga er achteraan.' De volgende dag zei hij verheugd: 'Gevonden! Auschwitz ligt in Boven-Silezië, richting Polen.' Die had geen flauw idee, en dat op een hoofdpostkantoor in april 1943!'
Kreeg uw moeder antwoord?
'Nee. Na weken wachten is ze met mij naar de Gestapo in Bremen gereden. We werden niet binnen gelaten. In de hal bij de portier zei een ambtenaar koel en correct: 'Uw man is op 22 februari om zeven uur 's ochtends overleden door een falende hartklep.' Mijn moeder schreeuwde het uit en viel flauw. Ze lag op de grond alsof ze was neergeschoten. Ik hield haar hand vast. Toen ze weer bijkwam, wilden ze ons naar buiten werken, maar ze klampte zich vast aan de trapleuning. De ambtenaar die haar los probeerde te wrikken, hijgde: 'Doet u toch niet zo sentimenteel!' Die nacht viel het haar van mijn moeder uit. Maanden later kwam er een brief van de burgerlijke stand in Auschwitz. Daar zat, zonder commentaar, een overlijdensakte met stempel en handtekening in. Links onderaan stond vet gedrukt: portovrij.'
Een paar weken na de moord op uw vader escaleerden de bombardementen op Hamburg.
'Mijn moeder was blij met die geschenken uit de hemel van de geallieerden, ze vond het alleen niet zo handig dat de bommen op ons hoofd terechtkwamen. In Roodkapje-taal legde ze me uit dat de bommen ons zouden bevrijden van de grote boze wolf die mijn lieve papa had doodgemaakt. De piloten waren de goeden. Ze waren gekomen om ons te redden. Mijn moeder had maar één doel: ik moest overleven en mijn vader wreken door het communisme op te bouwen.'
Hamburg werd in juli 1943 gebombardeerd door de Royal Air Force. Door het warme, droge weer ontstond een orkaanachtige vuurzee. Dertigduizend mensen stierven. U heeft deze hel ternauwernood overleefd.
'Die nacht staat meer dan wat ook in mijn geheugen gegrift. Ik herinner me ieder gezicht, iedere kleur, iedere geur, ieder geluid. Mijn moeder en ik zaten in de schuilkelder, boven ons stond het huis in vlammen. Ik duwde mijn gezicht in de zachte jas van mijn moeder, een soort doe-het-zelf-masker tegen de rook, zo kon ik ademen. Het was een gevoel van geborgenheid en diep vertrouwen, terwijl om ons heen de wereld verging.'
Hoe bent u uit dat brandende huis gekomen?
'Toen het vuur langs de houten trap naar beneden kroop en de lucht bijna op was, zijn we door een gat in de kelder van de buren gekropen en van daar naar boven. Ik rende aan de hand van mijn moeder door de brandende straten, als een mier op een brandend stuk hout in de open haard. De vuurstorm zette mensen in vlam, als fakkels liepen ze nog een paar meter door. Overal lagen verkoolde lijken. Brandende daken vlogen door de lucht als stukken krantenpapier en ik zag hoe mensen met hun schoenen in het kokende asfalt bleven steken. Toen er vaten met chemische stoffen explodeerden, stegen er prachtige vuurzuilen op in de nacht, er waren explosies in alle kleuren. Voor een 6-jarige jongen een fantastisch gezicht.'
Hoe bent u uit de vuurzee ontsnapt?
'We zijn een sloot in gegaan. Ik kwam net met mijn kin boven water. Voor mijn gezicht zonk een oude vrouw weg, zonder om hulp te roepen, met een kartonnen koffertje in haar hand. Haar vingers lieten in slow motion het hengsel los. Mijn moeder nam me op haar rug en waadde naar de andere oever. Midden in deze apocalyps viel het mij op dat geen enkel kind huilde of jammerde. De schrik was blijkbaar te groot. Dat ik dat als klein kind van 6 jaar waarnam, vind ik nog steeds bewonderenswaardig. Hoewel ik door doodsangst overmand was, had ik als klein mannetje de afstand om met een derde oog de werkelijkheid te observeren. Misschien kan ik daarom goede gedichten schrijven.'
In 1953 bent u als 16-jarige naar de DDR verhuisd, zonder uw moeder.
'Met haar zegen, anders was het niet gegaan. Ik kon toch niet als 16-jarige in de DDR opduiken en beweren: goedendag, ik heet Karl Wolf Biermann en ik wil graag leren hoe je de wereld redt. Ze wist dat ik in de DDR een weeskind zou zijn. De partij zou mijn moeder zijn en de staat mijn vader. Nadat de West-Duitse KPD (Kommunistische Partei Deutschlands) mijn verhuizing had geregeld, kwam ik in een internaat bij Schwerin terecht. In het Vaterland der Werktätigen zou ik van de juiste mensen de juiste dingen gaan leren. Mijn moeder wilde het liefst met mij mee naar het beloofde land, maar gelukkig hebben de kameraden haar verboden uit de loopgraven van de wereldrevolutie te deserteren om van het het paradijs in de DDR te genieten. Zij heeft dat in tranen geaccepteerd. Onder ons gezegd en gezwegen: voor mij was het een groot geluk dat ik eindelijk weg kon. Ik zat in de fase waarin je je moeder even op afstand wilt.'
In de DDR aangekomen, werd u er direct van verdacht een vertegenwoordiger van de klassenvijand te zijn. Hoe kwam dat?
'Na een week in het internaat was er een bijeenkomst met vertegenwoordigers van de SED (Sozialistische Einheitspartei Deutschlands, de communistische partij van de DDR, red.) en de FDJ (Freie Deutsche Jugend, de jeugdorganisatie van de SED, red.). Een van de agendapunten was de vernietigingscampagne tegen de Junge Gemeinde, de jeugdorganisatie van de evangelische kerk. Ongeveer twintig leden werden met naam en toenaam opgeroepen om de kerk openlijk af te zweren. Dat was inquisitie! Ik rook de angst. Deze weerzinwekkende vernedering had niks te maken met het communisme zoals ik me dat destijds voorstelde. Op het laatst was er een spichtig, blond meisje uit de derde klas aan de beurt. Ze stond op en zei met zachte stem: 'Ik geloof in God. Ik zal niet weggaan uit de Junge Gemeinde.' Leraren verstijfden, scholieren zaten schaapachtig te lachen. De FDJ-secretaris op het podium begon het meisje uit te schelden en te bedreigen. En niemand deed iets, het was afschuwelijk. Toen vroeg een 16-jarige jongen, die nieuwe uit het Westen, het woord. Ik riep: 'Wat jullie hier doen, is geen communisme!' De FDJ-dame en de schooldirecteur namen daar geen genoegen mee. 'Deze jongeman is pas een paar dagen geleden uit West-Duitsland gekomen en zoals iedereen kan zien, moet hij nog veel leren.' En zo was ik na een week al verdacht en werd ik door de Stasi in het vizier genomen.'
Wist u van het bestaan van de Stasi?
'Nee, hoe dan? In een villa van de Stasi zei een man met hoog voorhoofd tegen me: 'Je bent een agent van onze klassenvijand. Het is afgelopen met je.' Ik probeerde hem in alle toonaarden uit te leggen dat ik de lieve Karl Wolf uit Hamburg was, dat ik bij de goeden hoorde. Ik werd steeds wanhopiger en woedender. Toen kwam zijn voorstel: 'Je enige kans is om iedere week een verslag over je klasgenoten en leraren voor ons te schrijven.' Ik huilde van woede en sprong boven op hem. Hij gaf me een paar rake klappen. Daarna zaten we zwijgend tegenover elkaar. Hij wist ook wel dat zijn rekrutering van mij als IM (Informeller Mitarbeiter) niet zo soepel was gegaan. Als hij het wat subtieler had aangepakt, had ik waarschijnlijk het vuur uit mijn sloffen gelopen om mijn klasgenoten te verraden. Maar nu was ik beledigd en koppig. En zo ben ik geen IM geworden.'
Uw moeder bleef haar leven lang communist. Hoe reageerde zij, toen de Partij u in 1965 als 'pornografische' en 'politiek perverse' dichter bestempelde en u daarna elf jaar lang doodzweeg?
'Toen ik werd verboden, gaf de de Partij opdracht aan de kaders van de illegale KPD om er voor te zorgen dat Emma Biermann afstand zou nemen van haar mislukte zoon. Ze moest bevestigen dat ik een verbond had gesloten met de moordenaars van mijn vader en haar schaamte en afschuw over me uiten. Toen heeft ze haar kameraden drie markante zinnen naar hun hoofd geslingerd: 'Mijn zoon is een communist, en jullie, kameraden, zijn anti-communisten. Mijn zoon is een revolutionair, en jullie, kameraden, zijn contra-revolutionairen. Mijn zoon is een jonge dichter, en jullie, kameraden, zijn oude viespeuken.' Dat is toch om te zoenen! Dat is de allergrootste poëzie. Ik zou het niet beter kunnen dichten. Maar ze moest een hoge prijs betalen: haar zus en twee van haar dochters verbraken het contact. Zij vonden het belangrijker om trouw te blijven aan de partijdiscipline.'
U heeft Duits-Duitse geschiedenis geschreven: symbool van het verzet tegen de dictatuur, uitzetting uit de DDR op 39-jarige leeftijd, wegbereider voor de exodus van vooraanstaande DDR-kunstenaars. Ondanks die spectaculaire levensloop heeft u altijd geweigerd uw memoires te schrijven. Waarom verschijnen ze nu toch?
'De sociaalpsycholoog Manès Sperber zei eens tegen me: 'Je moet je memoires niet schrijven als laatste oprisping, maar op een moment dat je er zelf nog iets van kunt leren.' Ik vind dat hij gelijk heeft.'
Wat heeft u tijdens het schrijven van de 576 pagina's over uzelf geleerd?
'Dat mijn leven een schelmenroman is. De beroemdste schelmenroman die de Duitsers hebben is de 17de-eeuwse Simplicissimus van Grimmelshausen. Het verhaal van een naïeve man, een onnozele, die zijn leven leeft aan de hand van de illusies en verwachtingen van zijn ouders. Zo was ik ook. Een simpele ziel die van Hamburg naar de DDR ging en zich erover verbaasde dat zoveel vluchtelingen de andere kant op gingen. In de loop van zestig jaar heb ik me tot een melancholicus ontwikkeld, die probeert om de tegenstelling tussen gegronde vertwijfeling en gegronde hoop te verdragen.'
U bent sinds uw 17de een fanatiek dagboekschrijver, met inmiddels meer dan tweehonderd delen. Wat is uw motivatie?
'Dat ik iedere dag nauwkeurig noteer, is een dwangmatige handeling. Ik heb ruzie met de wereld gezocht. Ik had een evenwichtsstok nodig, daar op dat trapezekoord op 15 meter hoogte. Waarom hing dat koord zo hoog en waarom was er geen net? Omdat ik in een dictatuur leefde en de meute kaartjes gekocht had om mij dood te zien vallen. Mijn dagboeken waren mijn geestelijke stabilisator. Een soort constante zelfbevestiging en zelftwijfel, die me beschermde tegen depressie en zelfverheerlijking.'
Zijn uw memoires op de dagboeken gebaseerd?
'Nee. Ik heb geen zin mijn dagboeken te lezen, maar mijn vrouw heeft het gedaan, Pamela Biermann, mijn eigen Miss Marple. Zij controleerde mijn verhaal aan de hand van mijn verdomde dagboeken, terwijl ik in zalige onwetendheid mijn levensroman zat op te schrijven. Mijn Stasi-dossiers waren het tweede controleapparaat. Meer dan tweehonderd informanten hebben in totaal 50 duizend pagina's over mij geproduceerd. Dat is natuurlijk een enorm voorrecht, want die dossiers zijn van Duitse kwaliteit. Heel af en toe staat er een cijfertje omgedraaid of wordt een naam verkeerd gespeld, maar afgezien daarvan zijn de dossiers compleet betrouwbaar. De Stasi was mijn biograaf.'
Zijn uw dagboeken ook een erotisch overzicht?
'Natuurlijk heb ik er ook over geschreven dat ik weleens met twee meisjes tegelijk in bed lag. Ze heetten allebei Monika, dat was eigenlijk heel handig. Mijn vrouw mag en moet dat allemaal lezen, ik ben nu anders. Dertig jaar heb ik meegespeeld in wat Bertolt Brecht 'het spel van de seksen' noemt.'
Zijn er vrouwen met u naar bed geweest in opdracht van de staat?
'Vanzelfsprekend. Vier of vijf. De Stasi heeft het mooiste meisje van Oost-Berlijn in mijn bed gelegd. Als zij over de Friedrichstraße liep, draaiden de mannen zich naar haar om en liepen tegen een lantarenpaal. Zij heeft toen letterlijk een bedrijfsongeval gehad. Ze werd verliefd op me en dat kon ze gevoelsmatig en moreel niet aan. Ze heeft zichzelf toen, zoals dat in spionagejargon heet, 'gedeconspireerd'. In bed. Niet met 'ik hou van je', maar met 'ik ben een informant van de Stasi'. Ze besefte opeens dat ze bij het menselijke ras hoorde. Is dat niet prachtig?'
Bent u ooit wantrouwig geworden bij uw Stasi-maîtresses?
'Helemaal niet. Ik liep ook niet door de wereld als iemand die achter elke struik een rover vermoedt. Dan had ik mezelf ook meteen een kogel door de kop kunnen jagen. Tegen paranoia, eenzaamheid, verdomming en zelfvernietiging kun je jezelf alleen beschermen als je trots zegt: 'Ik heb er schijt aan.' Dan kun je de appel maar beter met worm en al opvreten.'
U wist dat uw woning werd afgeluisterd. Hoe is het om tijdens de seks te weten dat de Stasi meeluistert?
'Dat verdring je. Als je tegen jezelf zegt: denk er niet aan, dan luistert er ook niemand mee. Dat werkt. Als je eenmaal hebt ingezien dat je die wedstrijd van de haas tegen de egel nooit kunt winnen, dan knabbel je rustig aan je wortel. Ik heb in mijn Stasi-dossiers vijf regels gevonden, die ik uit mijn hoofd ken omdat ze zo mooi zijn:
'Bierman heeft geslachtsverkeer met een dame.
Het is Eva-Maria Hagen.
Daarna vraagt hij haar of ze iets wil drinken.
Maar de dame heeft honger.
Daarna is er rust in het object.'
Geef toe, dat is echte poëzie. Erich Mielke (minister verantwoordelijk voor de Stasi, red.) was een groot dichter.'
Bent u uit ijdelheid de meest vooraanstaande dissident van de DDR geworden?
'Nee. Maar dat ik niet door ijdelheid werd gedreven, komt niet door mijn morele superioriteit. Ik ben een kind van mijn ouders en heb met de moedermelk meegekregen dat lafheid iets is dat je kunt en moet overwinnen. Ik heb in dit grootse toneelstuk de heldenrol van de drakendoder gespeeld, hoewel ik korte beentjes en astma heb, hoewel ik angstig en laf ben. Eigenlijk ben ik verkeerd gecast. Maar mijn houten zwaard met zes snaren en mijn gedichten bleken een effectief wapen.'
Toen de Muur viel, bleef u in Hamburg voor de televisie zitten. Waarom bent u niet meteen naar Oost-Berlijn gereden?
'Mijn uitzetting was geen privéaangelegenheid. Ik verwachtte rehabilitatie, ook in naam van iedereen die tegen mijn uitzetting had gevochten. Bovendien bestond de DDR nog steeds, en daarmee de Stasi, het leger en de politie. Niemand wist wat er zou gebeuren. Ik wilde niet als een dief door de achterdeur naar binnen sluipen, zo gemakkelijk wilde ik het de machthebbers in de DDR niet maken. Ik was er ook te trots voor en te bitter. Het stak me dat ik niet midden in de drukte zat, tussen de nieuwe helden, die de oude onderdrukkers hadden overwonnen. Verschrikkelijk! Maar er zijn ergere dingen.'
Een van uw talenten is het vaderschap. U heeft negen kinderen bij vier vrouwen en een aangenomen kind.
'Mijn eerste kind werd geboren toen ik 20 was en mijn laatste toen ik 64 was. En zoals bekend heb je daar altijd twee mensen voor nodig. Zes van mijn kinderen zijn in het Westen geboren. Ik heb pas laat begrepen wat de Stasi al veel eerder wist: wat het betekent om de liefde kwijt te raken. De Stasi had een programma met twintig punten om mijn leven te ontwrichten. Heftige laster, karaktermoord en geruchten, drugs, seks met minderjarigen, het uitlokken van auto-ongelukken, ziekmakende medische behandelingen en zo verder. Maar erger dan alles bij elkaar opgeteld was: vernietiging van alle liefdesrelaties. Toen ik dat in 1992 in mijn dossiers las, schaamde ik me. Dat die achterlijke mensenslopers op dit punt slimmer waren dan ik en al die links-alternatieve sekssukkels van mijn generatie. De strategie van de apparatsjiks luidde: wie verscheurd wordt door liefdesrelaties, heeft geen kracht voor de strijd op het wereldtoneel.'
Uw jongste kind is 15. Heeft uw dochter uw memoires gelezen?
'Nee. Ik denk dat Mollie het boek pas gaat lezen als ze een jaar of 23 is.'
Hoe vindt ze het om een vader te hebben die 80 is?
'Geen idee. Toen zij op de wereld kwam, was ik ook al oud. Als meisje heeft ze op haar Engelstalige kleuterschool een tekening gemaakt en eronder geschreven: 'I like my dad, because he makes me laugh.' Meer kun je in het leven niet bereiken. Een kind heeft geluk als zijn vader veel te jong of veel te oud is. Dan doet hij meer moeite voor zijn kind dan iemand die zijn leven verspilt aan carrièregedoe.'
Uw oudste zoon Manuel is 59
'... en daarmee zes jaar ouder dan zijn stiefmoeder Pamela. Een geestige en ontroerende gezinssituatie. De jonge Pamela is moederlijk tegenover die ouwe zak van een Manuel. Dat raakt me. Zij rekenen niet met een kalender, maar met hun hart.'
Uw vrouw heeft u als 19-jarige na een workshop een gedicht gegeven. Zo kreeg u, ondanks een leeftijdsverschil van 27 jaar, in 1983 een relatie.
'Dat gedicht was het haakje waarmee dat jonge ding mij heeft gevangen, hoewel ik intussen weet dat ze helemaal niet aan het vissen was. Zo loopt het soms in het leven. Ik was destijds pas 46 en zij al 19. In het jaar 1983 beleefde ik een ommekeer in mijn leven, zowel politiek als persoonlijk. Ik maakte me eindelijk los van mijn kinderlijke geloof in het communisme en ik ontmoette Pamela. Zij is voor mij die ene en unieke persoon die ik altijd, en vaak onzeker, heb gezocht.'
Uw moeder is in 1994 met 90 jaar overleden. Heeft u in haar ogen uw missie volbracht en uw vader gewroken?
'Ja, dat vond zij wel. Met het kinderlijke woord wreken bedoelde ze dat ik de zaken moest aanjagen waar hij voor had geleefd en die hem hadden bezield: de opbouw van een menselijkere maatschappij. De dichter Heinrich Heine noemt dat de eeuwige vrijheidsstrijd van de mensheid. Die oorlog is sinds het stenen tijdperk steeds weer verloren, maar ook steeds weer begonnen en gewonnen.'
Waarom bent u nooit naar Auschwitz gegaan?
'Toen ik begin jaren negentig een concert gaf in Warschau, zei een hooggeplaatste dame in de Duitse ambassade tegen me: 'Als u morgen in Krakau optreedt, moet u absoluut een tripje naar Auschwitz maken. Dat is een must!' Ik was niet in staat om te antwoorden omdat ik dacht: 'Jij achterlijke trut wil mij gaan vertellen wat een moetje is? Ik moet helemaal niet naar Auschwitz. Ik ben al mijn hele leven in Auschwitz. Vanaf het begin, altijd weer. Iedere schoorsteen herinnert me aan mijn vader.'
Warte nicht auf bessre Zeiten, uitgeverij Propyläen, 576 pagina's, € 28. Gelijktijdig verschijnt een selectie van Biermanns liederen en gedichten, Im Bernstein der Balladen.