Mierikswortel, zet alle ramen open
De Nederlanders kennen mierikswortel vooral als een wittig, zoetzurig drabje uit een potje. Veel smaak heeft het niet, een beetje als een slap radijsje....
Nu is het meestal leuk om zelf iets te maken, maar dat geldt niet voor mierikswortelprut. Toen ik het voor het eerst probeerde, ging ik bijna tegen de vlakte. Ik wierp zo'n onschuldig uitziend, reukloos worteltje in de draaiende keukenmachine, met mijn neus er nieuwsgierig bovenop.
De damp die van het geraspte spul afsloeg was scherper dan die van onverdunde ammoniak. Pas na een kwartier hoestend en huilend uit het raam hangen kon ik verder met het culinaire experiment. Maar het was de tranen waard: het resultaat was een jampot vol heerlijk pittig spul, genoeg om een koud buffet voor veertig personen mee op te luisteren.
Dat hele scherpe van geraspte mierik duurt trouwens maar een paar minuten, daarna vervliegt het voor een deel: wie hem op volle sterkte wil proeven, moet de wortel ter plekke over zijn broodje rosbief raspen. Maar het raapsel blijft met een beetje azijn, zout en suiker ingemaakt nog een paar weken lekker pittig, zij het niet meer zo loeischerp.
Schil de wortels, snijd groenige stukjes weg, snijd ze doormidden in de lengte, en kijk of ze een harde houtige kern hebben. Van de dikke wortels die dat hebben, moet de kern worden weggesneden. Doe de stukken wortel in de keukenmachine, met de overige ingrediënten en een scheutje ijskoud water.
Zet alle ramen open, laat de keukenmachine alles tot pulp draaien. Kijk, met ingehouden adem en half dichtgeknepen ogen, in de machine: de pulp moet de consistentie van lammetjespap hebben. Voeg eventueel nog wat koud water toe. Proef voorzichtig of er nog meer zout, suiker of azijn bij moet.
Bewaar het (een week of twee, drie) in een jampot in de ijskast. Maar nog beter is het meteen te gebruiken. Mierikswortel is lekker bij gerookte vis, zoals forel of makreel. Vermeng eens wat mierik met mayonaise en kappertjes, bij koude rosbief. Of met appelmoes en zure room bij gebraden varkensvlees.
Of met boter, op een broodje met entrecote en waterkers (zie recept). Prak twee eetlepels mierikswortelprut door vijftig gram zachte boter. Bak een dikke entrecote kort en heet, tot hij van binnen nog rozerood is. Laat hem even rusten, snijd intussen vier harde broodjes open, besmeer ze met het botermengsel en beleg ze met waterkers. Snijd het vlees met een scherp mes in dunne plakken, leg die in de broodjes, strooi er zout en peper op, en klap de broodjes dicht. Meteen opeten.
