Nieuws
Middeleeuwse schat vol goud en zilver gevonden in Twente: ‘spectaculaire vondst’
Een goud- en zilverschat van munten en sieraden uit de vroege Middeleeuwen is opgedoken in Twente. Waarschijnlijk werden de kostbaarheden bewust achtergelaten.
Tientallen gouden en zilveren munten uit de zesde en zevende eeuw na Christus zijn, samen met sieraden en stukken edelmetaal, gevonden bij het Springendal, tegen de Duitse grens. ‘Een zeer spectaculaire vondst’, zeg emeritus hoogleraar Middeleeuwse archeologie Frans Theuws van de Universiteit Leiden, die niet betrokken was bij de opgravingen.
Spectaculair is de hoeveelheid edelmetaal, en ook de locatie: bovenop een stuwwal met een bodem die te arm was om op te boeren en waar archeologen daarom geen menselijke activiteit verwachtten. Er stonden dan ook geen huizen, maar alleen een paar palen, die mogelijk een eenvoudig heiligdom vormden.
Daar kunnen bewoners van nederzettingen rond de stuwwal aan goden hebben geofferd, stelt archeoloog Jan-Willem de Kort van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, die het gebied samen met archeologen van de Vrije Universiteit onderzocht. Ter plekke werden indertijd meerdere goden vereerd, zoals mogelijk Wodan en Donar.
Hobbyisten
De ontdekking begon met metaaldetectorhobbyisten, die op de stuwwal losse muntjes aantroffen, en professionele archeologen inschakelden. Die vonden meer munten, sieraden en ander metaal. Het goud en zilver was geclusterd rond verschillende groepjes palen: bij het ene lagen gouden munten uit de vroege zevende eeuw, zogenoemde tremisses. Iets verderop vonden archeologen gemengde munten van een paar decennia later, en nog weer verder lagen zilveren ‘sceatta’s’, uit de late zevende eeuw.
Een rijke vondst als deze kan een ‘rampschat’ zijn: een voorraad kostbaarheden die een eigenaar tijdens een oorlog of andere catastrofe heeft verstopt. Zulke schatten blijven wel eens achter, om eeuwen later weer op te duiken. Maar in dit geval is zo’n gang van zaken onwaarschijnlijk, zegt De Korte, want rampschatten lagen doorgaans bij woningen: ‘We hebben een halve hectare afgegraven, en nergens sporen van een nederzetting gevonden.’
Bovendien waren munten maar beperkte tijd in omloop. Dat maakt het onaannemelijk dat één persoon de vroege tremisses én de late sceatta’s zou bezitten – en die ook nog eens netjes geclusterd zou achterlaten. Vandaar dat de archeologen denken aan een heiligdom, dat in de loop van de tijd steeds iets is opgeschoven.
Belangrijke bijeenkomsten
Frans Theuws vraagt zich af of dat het hele verhaal is. Volgens hem kunnen de bewoners ter plekke ook huwelijken hebben gesloten, vredesbesprekingen hebben gevoerd of andere belangrijke bijeenkomsten hebben gehouden. Die zouden dan bezegeld zijn met kostbare voorwerpen: ‘Aan zulke bijeenkomsten kan een religieus aspect hebben gezeten’, legt hij uit. ‘Maar sociale, politieke en religieuze zaken waren toen nog helemaal niet gescheiden, zoals we dat nu doen’.
Hoe dan ook zijn de achtergelaten muntengroepen opvallend overvloedig voor de omgeving, waarover voor deze periode weinig bekend is. Volgens de onderzoekers suggereren de munten enige rijkdom in vroegmiddeleeuws Twente, maar volgens Theuws kan dat meevallen: ‘In huidig Nederland hadden ook vrij eenvoudige boeren dit soort muntjes en sieraden. Het is vooral de locatie die de vondst bijzonder maakt.’
Van 18 februari tot en met 30 oktober is de schat te zien in het Rijksmuseum Twenthe, in Enschede. Daarna gaat hij naar de nieuwe eigenaar, het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden.