Met de druipsnor in de tequila Debutante Basha Faber slaat al te uitbundig om zich heen
Zo vol van macht en venijn als de aasgieren zijn die boven de regenwouden en bergruggen van het fictieve Middenamerikaanse land Antilia cirkelen, zo onhandig en driftig zijn de mensen die in de diepte krioelen....
De debuterende Basha Faber (1941) heeft een stoutmoedige poging gedaan haar vergrootglas te leggen op een zinderend stukje van de atlas, een loeihete stoeptegel te lichten in een ver continent en het gehannes en gepalaver van het volkje daaronder nader te verklaren.
Faber beschikt over een vlotte, soms uitbundige penvoering en heeft oog voor folklore. Toch staat ook zij met de voeten te vast op de bodem om haar verhaal uit het anekdotische te verheffen en het de trekken van een allegorie te geven, zoals haar bedoeling geweest moet zijn.
De Maagdenmantel doet denken aan een oefening in pottenbakken. Faber doopt de handen in een bak water en valt aan op een hoop verse klei. Met haar voeten zet ze de draaischijf in beweging. Alles loopt gesmeerd, tot het gevreesde moment aanbreekt dat de schijf eigenmachtig lijkt te accelereren. De handen kunnen het tempo niet bijbenen, de pot rijst de pan uit en de kluiten vliegen haar werkplaats door.
Zie ik het goed, dan is het beginners-uitbundigheid die Basha Faber parten speelt. Zij wil teveel. Aan elk van de liefst vijftien kardinale figuren en aan elke verhaaldraad komen loze rafels te zitten. Personages gaan over tot inconsistente handelingen en uitspraken die onverklaard blijven, en de schrijfster weet van lieverlede ook niet hoe ze haar in duigen gevallen sprookje anders moet besluiten dan met de verzekering dat het op de plaats van handeling 'daarna met de vrede voorgoed gedaan' was. En ze leefden nog kort en ongelukkig.
Ervoor kun je je wél amuseren - en dat is niet niks, zeg ik in ernst. In San Sebastián del Monte, een stadje in Antilia, vindt een schandalig mirakel plaats. De zestienjarige schoonheid Marisa wordt eerst doodgereden en dan in het ziekenhuis door de simpele nachtwaker Carlito Peréz (50) verkracht. Met een gil laat ze weten weer in leven te zijn.
De lezer is hierbij niet aanwezig. Wij krijgen de gebeurtenis uit de tweede hand. Zuster Margarita (non en verpleegster tegelijk) die op de gil is afgekomen, heeft Carlito-de-Kwijler met zijn lid uit de broek bij Marisa aangetroffen, en wist genoeg. De verminderd toerekeningsvatbare nachtwaker komt achter slot en grendel.
Dit is het begin van een werveling aan verwikkelingen. Iedereen in de wijde omgeving buigt zich over het stuitende staaltje necrofilie, terwijl de ware toedracht (hééft Carlito het gedaan?) onopgehelderd blijft. De onbekendheid met de waarheid is in Basha Fabers ogen een menselijk euvel. Gebeurt er iets van belang, dan is het toevallig uitgerekend een kind of een dwaas die er met z'n neus bovenop staat. Zo weet lezer nooit hoe het écht zit. Als Marisa's familie op het politiebureau overlegt wat er met de vermeend-vuile nachtwaker dient te gebeuren, moeten wij tandenknarsend meeluisteren met de klunzige agent León, die van zijn chef de bijeenkomst niet mag bijwonen en buiten op wacht zit.
Geen man in deze roman of hij heeft de trekken van een kluns, en anders kríjgt hij ze wel als hij zijn druipsnor eenmaal in de tequila heeft laten hangen. De vrouwen daarentegen zijn onberekenbaar gepassioneerd: Marisa zet deze geschiedenis in gang, moeder doña Isabel wil het liefst met haar dochter haar slappe man ontvluchten, de overspannen zuster Margarita krijgt steeds meer zin in een moord, en de langbenige journaliste Nancy Jackson verhit de mannenhoofden op haar eigen wijze.
Hiernaast en -doorheen speelt de strijd tussen blanke overheersers versus autochtone berg-indianen. Marisa is namelijk de dochter van landheer Don Guzmán, en Carlito is getrouwd met de felle indiaanse Dolores Peréz, die met haar hele stam oprukt naar het stadje San Sebastián om haar man te halen.
Het rumoer zwelt en kolkt. Op het plein in het centrum kraaien verschillende sprekers het oproer in toespraken die naar alle kanten waaieren, tot er geen mens meer is die helder denkt of handelt. Het meisje Marisa, bleek weggetrokken staande achter het raam van het ziekenhuis, wordt in de consternatie geen blik meer waardig gekeurd.
Dat had een sprekend slotbeeld van De Maagdenmantel kunnen zijn. Maar Basha Faber heeft na honderdvijftig bladzijden haar pottenbakwiel zo'n slinger gegeven dat ze de controle verliest. Volgen nog honderd bladzijden waarop iedereen de draad definitief kwijtraakt, terwijl de oude indiaanse mystiek de personages ervan doordringt aan wie het land ooit heeft toebehoord. Die tijden zijn voorbij, concludeert Faber met merkbare bitterheid. Intussen heeft ze er een exuberant potje van gemaakt, en kunnen wij - de bezoekers van haar atelier - aanvangen de kluiten klei uit onze haren en ogen te krabben.
Basha Faber: De Maagdenmantel.
Meulenhoff, ¿ 37,90.