reportage
Meral Polat gaat ‘terug naar de bron’ bij de Koerdische alevieten in Turkije: wat doet genocide met de nabestaanden?
De Koerdische alevieten zijn de uitzonderlijkste bevolkingsgroep van Turkije: seculier, links, ecologisch bezield, opstandig en hard getroffen door het Turkse nationalisme. Actrice en zangeres Meral Polat bezoekt de geboortegrond van haar familie om op te treden – en te zoeken naar ‘het grotere plaatje’.
Hoog in de besneeuwde bergen van de Turkse provincie Dersim, nabij de voor alevieten heilige bron Büyük Çesme, zit Mahbule Kolu, een vrouw die nooit haar dorpje van vijftien huizen verlaat, op de canapé in haar woning naast jazzdrummer Frank Rosaly. Met een boterhamzakje en een sigarettendoosje veegt hij het ritme van een Koerdische blues. Links van hem plukt Chris Doyle zoekend aan de snaren van zijn Epiphone-gitaar.
Rechts naast Mahbule, op een laag krukje, zit Meral Polat. Met gesloten ogen zingt ze Ez Kîme, een tekst uit de poëtische nalatenschap van haar vader. Van fluisterend gaat het naar een soulvolle climax die de oude vrouw een traantje doet wegpinken. Ez kîme? Ez kîme? Ez kîme? Wie ben ik?
Precies hiervoor is Meral Polat met haar trio naar Dersim gekomen, de regio in Oost-Turkije waar haar wortels liggen. De Koerdisch-Nederlandse zangeres laat haar twee muzikanten de uitzonderlijkste provincie van Turkije zien, en de bewoners van Dersim laat zij kennismaken met de muziek van het Meral Polat Trio. Turkse en Koerdische teksten op een muzikaal dna uit, onder veel meer, Chicago, Puerto Rico, de Zaanstreek en Turkije. Ez kîme? De vraag beantwoorden is haar stellen.
Het nuchtere antwoord is natuurlijk dat Meral Polat een 40-jarige actrice is, bekend van onder andere De Luizenmoeder. Daarnaast kan ze geweldig zingen. Dat talent gebruikt zij sinds twee jaar samen met twee in Nederland neergestreken Amerikaanse muzikanten met voetsporen in de jazz.
Ez kîme? De rest van het antwoord gaat dieper. Dan komen we bij de reden waarom de band in april acht dagen door Tunceli reisde, de provincie die door de bewoners zelf op z’n Koerdisch ‘Dersim’ wordt genoemd. Woorden als ‘spirituele zoektocht’ komen op, of ‘terug naar de bron’, in Polats woorden. Haar familie komt van hier. ‘Maar ik zoek ook het grotere plaatje. Verbinding met de natuur, onze hechting aan rituelen en symbolen.’
Legenden achter elke boom en elk rotsblok
Dan is het nog maar één stapje naar de fascinerende cultuur – of is het een religie? – van de Koerdische alevieten, die hen de uitzonderlijkste bevolkingsgroep van Turkije maakt: seculier, links, ecologisch bezield, opstandig en in zekere zin timide, door wat het Turkse nationalisme hun in de 20ste eeuw heeft aangedaan.
Zich zeer bewust van dat leed, kan Polat genieten van Dersim, van de mensen, de sneeuw, het landschap. Van de legenden die achter elke boom en elk rotsblok verscholen kunnen liggen. Van de wisselwerking tussen de improvisaties van haar bandleden en de inbreng van lokale muzikanten die aanschuiven bij jamsessies.
Zie haar staan op het bordes van het gemeentehuis van Ovacik, haar zwarte bos krullen wiegend op het ritme. Ze beleeft haar mooiste week sinds tijden, zoveel is duidelijk. Een man of 250 aan publiek staat rond het provisorische podium. Met de invallende schemer zijn op het plein vuurstapels van hout aangestoken.
Het repertoire van het trio vervlecht zich met de liederen van twee zangers uit het stadje en de tonen van een sazspeler. Polat zingt in het Turks en Koerdisch, vaak melancholisch en lyrisch, tot ze in Diya losgaat in een explosieve improvisatie. Op het plein wordt een Koerdische volksdans ingezet, een cirkel met eromheen nog een cirkel. Het trio sluit af met de Turkse versie van Bella Ciao, het Italiaanse partizanenlied dat in deze regio, met haar geschiedenis van verzet tegen het centraal gezag, onherroepelijk een snaar raakt.
De massaslachting werkt tot de dag van vandaag door
De weerbarstigheid van de Koerdische alevieten gaat ver terug. De Ottomaanse heersers hadden al weinig greep op het in de bergen levende volk. Toen Kemal Atatürk honderd jaar geleden een Turkse natie uit de grond stampte, was Dersim de laatste regio die zich aan de eenwording onttrok.
In 1938 werd het verzet gebroken. Wat ‘Dersim-opstand’ wordt genoemd, was een toegift op de Armeense genocide twee decennia eerder. Burgers werden door het Turkse leger bestookt met bommen en gifgas. Zeker 13 duizend mensen kwamen om, misschien wel het dubbele. De massaslachting is een trauma dat doorwerkt tot de dag van vandaag.
Twee generaties lang bleven de Dersimi’s murw geslagen, ‘1938’ was een gesloten boek. Pas in de jaren negentig, toen jongeren de alevitische cultuur herontdekten, kwamen de gebeurtenissen naar boven. Kinderen stelden hun ouders vragen, de oral history werd opgetekend. De alevitische cultuur beleefde een revival, ook in Europa.
Polat, geboren in 1982, heeft de verhalen van kinds af aan gehoord. Ze groeide op in Zaandam, in een gezin van arbeidsmigranten, maar geregeld ging ze in de zomer naar haar familie in Oost-Turkije. ‘Ik stelde altijd vragen, ook aan mijn opa.’ Haar oma vertelde hoe zij op haar 15de op blote voeten de heilige berg Düzgün Baba beklom, waar alevieten de nacht doorbrengen voor een droom met wenken voor het bestaan.
Nu laat Polat haar bandleden kennismaken met de spirituele betoveringen van het gebied, zowel als met de nachtmerries. Ze branden kaarsjes bij rotsen en altaren. Ze bezoeken het huis van mysticus Pir Sultan Abdal, een halve bouwval met een soort totempaal in het midden, de tarik, waar ’s nachts een geest neerdaalt in de dromen van bezoekers.
Maar ook gaan ze langs de Kliffen van ’38, een prachtige rotsformatie waar in dat rampjaar driehonderd vrouwen en kinderen door Turkse militairen de diepte in werden gegooid, de rivier in. Rondom zijn grotten waar burgers destijds hun toevlucht zochten, om toch te worden verstikt door het gifgas.
‘Welke waarheid neem je over jezelf aan?’
Een van Polats vragen, eigenlijk de vraag van een hele generatie Koerdische alevieten: wat doet genocide met de nabestaanden? ‘Wat doet het met je als mens als je je taal niet mag spreken, je religie niet mag uiten? Mijn opa en oma konden buiten Dersim niet zijn wie ze waren, dat was gevaarlijk. Mijn vader woonde in een alevitisch dorp in een Turks district. Op weg naar school in een Turks dorp werd hij vaak in elkaar geslagen.’
‘Wat doet dat met mij, als Hollandse, Zaanse, Amsterdamse meid? Welke waarheid neem je over jezelf aan? Schept het een diepgeworteld wantrouwen? Een minderwaardigheidsgevoel? Aangeboren opstandigheid? Vergelijk het met de Joden, de derde generatie. Hoe sta je in het leven als waar je loopt al honderden jaren niet je plek is?’ En dan, na een stilte: ‘Het maakt me ook gelukkig dit te delen met Frank en Chris. Zij laten het mij meer van buiten zien.’
De Koerdische alevieten werden 45 jaar geleden ruw uit hun identitaire narcose gehaald. Eind december 1978 trokken extreem-rechtse Grijze Wolven een week lang door de alevitische wijk van Maras in Zuid-Turkije. In die soennitische stad woonden alevieten die na 1938 uit Dersim waren gevlucht. Ruim honderd burgers, meest vrouwen en kinderen, kwamen om bij bomaanslagen en lynchpartijen.
In 1993 volgde een tweede drama. In de stad Sivas werd een conferentie van linkse alevitische musici, dichters en intellectuelen, gewijd aan Pir Sultan Abdal, aangevallen. Duizenden inwoners van de stad, opgestookt door islamisten, belaagden het conferentieoord en staken het in brand; 37 mensen kwamen om. ‘Sivas’ en ‘Maras’ wakkerden de alevitische revival van de jaren negentig aan.
Juist in de Europese diaspora en in steden als Istanbul en Ankara kwam de identiteitsvraag scherp in het licht. Wat betekent het aleviet te zijn? Is alevitisme een religie of een cultuur? Hoe verhoudt het zich tot andere identiteiten? Naast Koerdische alevieten bestaan er Turkse en zelfs Turks-Arabische alevieten. Zoals er ook soennitische Koerden zijn. En behoort het alevitisme tot de islam? Verwarrend, ook voor de Dersimi’s zelf.
Gebedsoproep uit de moskee
In het stadje Pülümür speelt het Meral Polat Trio op het centrale plein naast het standbeeld van dichter Cemal Süreya, die als jongetje van 7 vluchtte voor het Dersim-bloedbad van 1938. ‘Ballingschap’, heet zijn in marmer gebeitelde gedicht. Het gehele concert lang kijkt de bronzen Süreya, schrijlings gezeten met het voorhoofd rustend in zijn hand, geboeid naar de zangeres, 3 meter naast hem.
Het plein is volgestroomd, maar naarmate het killer wordt in de schemer zoeken meer ouderen de kachel thuis op. De jeugd blijft en maakt zo mee dat vanuit de minaret van de moskee, pal aan het plein, driemaal een schelle gebedsoproep het concert even stillegt.
Dat is tweemaal te veel, volgens het islamitische gebedsrooster. Pesterijtje? Soennitische moslims telt Dersim nauwelijks, behalve de politieagenten en wat ambtenaren, hier gestationeerd door de regering. Louter voor hen staat hier pontificaal een moskee.
Af en toe rijdt een pantserwagen van de politie een rondje over het plein, zonder zichtbare reden. Het publiek maakt gedwee vrij baan. ‘Zij bezitten de straat’, zegt Direnç Bösüguy, een 29-jarige leraar Engels, gelaten. Hij haalt de schouders op. Aan confrontaties met het staatsgezag heeft Dersim weinig behoefte meer. Op het litteken van 1938 ligt een tweede trauma, dat van de oorlog tussen het leger en de Koerdische PKK.
In de jaren negentig, toen Koerden nog ‘berg-Turken’ moesten heten, werden duizenden Koerdische dorpen door het leger ontvolkt. Ook Dersim kreeg zijn deel. Zoiets mag nooit meer gebeuren. ‘De gewapende strijd heeft geen steun meer, die heeft zijn aansluiting bij de realiteit verloren’, zegt dichter, ondernemer en voormalig PKK-lid Mehmet Bidav.
Flesjes met heilig water
De zoektocht van Meral Polat brengt haar op de zevende dag van haar reis naar Büyük Çesme, een heilige plek in de bergen. Langzaam rijdt het busje van de band het zandweggetje af, steeds hoger. Het is glad van de regen, rechts lonkt een ravijn. Dan stokt de route, er ligt 3 meter sneeuw.
Te voet bereiken de muzikanten Büyük Çesme, ‘Grote Fontein’. Het heilige water uit de berg stroomt permanent uit twaalf kranen op een halfrond muurtje. ‘Als kind ben ik hier vaak geweest’, zegt Polat. ‘Mijn moeder kwam uit het dorp hier beneden. Ze vulde flesjes met water voor thuis. Dan kregen mijn broertje Vural en ik dat te drinken vóór een proefwerk. Vural nam het met tegenzin, ik dronk het gewoon op.’ Polat gaat bij de fontein zitten, de ogen gesloten. Dan vult ze een flesje met water, voor haar moeder in Zaandam.
De natuur staat centraal in de alevitische religie. Rotsen worden vereerd, bomen, berggeiten. Het heiligste van het heiligste is de rivier Munzur. Als enigen in Turkije zijn de inwoners van Dersim erin geslaagd dammenprojecten van de regering tegen te houden.
Jonge alevieten hebben steeds minder op met de religieuze aspecten van hun cultuur. Godsbesef verdwijnt in de marge, maar aan het vereren van de natuur houden ze vast, meer dan ooit. Ook Polat voelt zich verbonden met iets dat ze ‘ziel, universum, natuur’ noemt. Het past naadloos in de belevingswereld van de mondiale klimaatgeneratie.
Want geen misverstand: ondanks alle geesten en heilige geiten zijn de Koerdische alevieten geen wereldvreemd sprookjesvolk. Geen bevolkingsgroep in Turkije scoort in het onderwijs zo goed als de Dersimi’s. Hun politiek bewustzijn is sterk, en nog altijd links. In geen andere Turkse bevolkingsgroep zijn vrouwen zo geëmancipeerd.
Schriften vol poëzie
Voor Meral Polat was haar muzikale vader altijd een bron van inspiratie. Na zijn overlijden, in november 2020, vond zij schriften vol poëzie, in het Koerdisch en Turks. Dat hij gedichten schreef wist ze, maar zo veel!
Het literair bezinksel van een eeuw alevitisch wel en wee, zou je het kunnen noemen. Een deel ervan heeft Polat met haar muzikanten op muziek gezet. Dat creatief proces gaat door tijdens de reis, zoals tijdens een spontaan huiskamerconcert rond een pruttelende theepot op een kacheltje midden in de kamer.
‘Ik ben het gif en het medicijn, de liefde en de haat, de weg en het obstakel’, dichtte vader Polat, over de dualiteit in de mens. Dus zo zingt de dochter het, de handen in de schoot gevouwen. Rosaly, in kleermakerszit, veegt bij wijze van drumpartij zijn brushes over de stenen vloer, gitarist Doyle zoekt zijn weg tussen westerse akkoorden en Koerdische toonsoorten.
‘Wat betekent het mens te zijn?’, vroeg Polat haar vader ooit. Na een paar weken gaf hij haar een envelop met het antwoord erin. Dat verwerkte ze in haar liedteksten. Waar is mijn plek? Waar ben ik aan verbonden? Sanat benem, kultur benem. Ik ben de kunst, ik ben de cultuur, ik ben de liefde, ik ben de hoop. Allemaal bouwsteentjes voor de vraag: ez kîme? Wie ben ik? Ergens in de buurt van Büyük Çesme, zegt de zangeres, moet het antwoord liggen.
Het Meral Polat Trio treedt zondag 17 juli op in het Bimhuis in Amsterdam. Het concert begint om 20.30 uur.