Meppen op de hulpverlener

Aangevlogen worden terwijl je een infuus inbrengt, een brand niet kunnen blussen omdat omstanders je er niet door laten. Hulpverleners hebben te maken met steeds verdergaande vormen van agressie....

tekst Roos Schlikker . fotografie Irma Bulkens

Op de vraag of hij bang is, komt eerst een bits: 'Nee natuurlijk niet. Ik laat me niet angstig maken.' Maar na de opmerking dat hij dan toch wel met zijn eigen naam in de krant kan, verandert zijn gezicht. 'Oké, oké. ik ben wel bang. Bang voor wraak. Ik ben al bedreigd. Wat als ik straks niet meer gewoon naar de kazerne kan?'

Blauwe plekken

Marco (niet zijn echte naam) is een 26-jarige brandweerman. Zo ziet hij er ook uit. Potig, robuust, gespierd. Bij de brandweer werken was zijn jongensdroom. 'Blussen is het mooiste wat er is.' De afgelopen vijf jaar redde hij mensenlevens en ving hij slachtoffers op die door een brand huis, haard en leven waren kwijtgeraakt.

En nu loopt hij zelf bij Slachtofferhulp. Hij vindt het bijna te gÉnant om over te praten, doet met moeite zijn verhaal. 'Het was vorig jaar zomer, toen we de melding kregen dat er brand was uitgebroken boven een café. Er zouden nog mensen binnen zijn die direct moesten worden geëvacueerd.' Toen de brandweerwagen met Marco en zijn collega's bij het bewuste café aankwam, stonden er al veel mensen te kijken.

'Het schelden begon eigenlijk meteen. Het had een minuut of twintig geduurd voor we er waren. Logisch, we moesten dwars door de avondspits heen. Omstanders maakten daar opmerkingen over, die we negeerden.'

Marco sprong zo snel mogelijk uit de wagen om de situatie ter plaatse te bekijken. Dat was althans de bedoeling. Terwijl het vuur in het pand volop brandde, begonnen een paar jongens tegen hem aan te duwen. 'Ze wilden weten waar we zo lang waren gebleven, waarom we niets deden. Ik probeerde ze uit te leggen dat we zo snel mogelijk naar het vuur moesten, dat er mensen in gevaar waren, maar het hielp niet.' Marco trachtte een van de jongens van zich af te schudden, iets wat achteraf een explosie aan geweld teweegbracht. 'Ik probeerde door te lopen, maar de jongen die me tegenhield, struikelde daardoor. Zijn vrienden sprongen met z'n allen bovenop me. Ik kon geen kant op, alleen mijn handen voor mijn gezicht houden en om hulp roepen.'

De vechtpartij heeft al met al niet langer dan vijf minuten geduurd, maar Marco was 'volledig in elkaar geramd'. Zijn neus was gebroken, twee nekwervels waren beschadigd en hij zat onder de blauwe plekken. 'Het ergste vond ik nog dat ik mijn werk niet kon doen. Achteraf gezien was er geen reden tot paniek, want er bleken geen mensen meer in dat brandende huis aanwezig en uiteindelijk kregen mijn collega's de brand snel onder controle. Maar dat ik daar was om mensen te redden en dat ik intussen in elkaar geslagen ben, daar lig ik nog steeds wakker van.'

Knikkende knieën

De ervaring van Marco is niet uitzonderlijk. Agressie tegen hulpverleners is aan de orde van de dag. De afgelopen jaren zijn diverse onderzoeken en rapporten uitgekomen die allemaal dezelfde conclusie hebben: hulpverleners lopen meer en meer risico om met geweld in aanraking te komen.

Zo bleek in april dit jaar uit een onderzoek van het ministerie van Binnenlandse Zaken dat een kwart van alle brandweerlieden vindt dat het geweld tegen hen en hun collega's onbeheersbaar is geworden. Van de brandweermensen is 18 procent de afgelopen 12 maanden met fysiek geweld geconfronteerd. Van de GGZ-medewerkers liep in 2003 14 procent lichamelijk letsel op. En ook in ziekenhuizen gaat het er steeds harder aan toe. In 2005 registreerden 29 ziekenhuizen die deelnemen aan het project Veiligezorg, gezamenlijk 1.560 agressie-incidenten. In 2004 waren dat er nog maar 1145.

Paul Geenen weet als geen ander wat er zoal kan gebeuren in het ziekenhuis. Hij is veertien jaar verpleegkundige op de spoedeisende hulp van het Elkerliek-ziekenhuis in Helmond. Hij vertelt: 'Als er geweld voorkomt in het ziekenhuis, dan is dat meestal op deze afdeling. Dat is ook wel begrijpelijk. Als mensen hier binnenkomen, zijn ze vaak in paniek en vinden ze alleen zichzelf belangrijk. Als jij een sneetje in je vinger hebt is dat voor jou belangrijker dan de patiënt die naast je ligt met zijn been eraf. Het is jóuw vinger. Maar ja, wij zijn dan objectief en moeten bepalen wie er het ernstigst aan toe is.'

En dat wordt niet altijd gewaardeerd, om het zacht uit te drukken. 'Mensen die worden gezien als niet zo urgent willen nogal eens over de rooie gaan. Ze hebben iets meegemaakt wat buiten hun normale functioneren omgaat, zijn daardoor geschokt en krijgen te horen dat ze lang moeten wachten. Dan slaat de vlam in de pan.'

Geenen klinkt begripvol, maar geeft toe zo nu en dan met knikkende knieën zijn werk te doen. 'Niet zo lang geleden nog kwam er een patiënt binnen, een dame met een hersenbloeding. Op zich was ze stabiel, dus konden we het protocol volgen. Er werd bloed geprikt, een foto gemaakt, een hartfilmpje; gewoon het rijtje afwerken. Maar volgens haar zoon ging het allemaal te langzaam en op een bepaald moment werd hij verbaal verschrikkelijk agressief. Ik heb hem duidelijk gemaakt dat ik daar niet van gediend ben en hem vriendelijk verzocht de kamer te verlaten.'

Geenen voelde aan dat het mis kon gaan en bewoog zich tijdens het gesprek langzaam ruggelings naar de deur van de kamer. 'Gelukkig, achteraf gezien, want van het ene op het andere moment vloog de man me aan en werd ik tegen de muur gewerkt. Mijn reflex was net snel genoeg. Uiteindelijk ben ik de gang op gerend en heb de politie gewaarschuwd. Ik moet eerlijk zeggen dat ik me op dat moment heel erg klein voelde.'

Het was niet de eerste keer dat Geenen werd aangevallen. 'Een paar jaar geleden gebeurde iets soortgelijks. Er werd een man binnen gereden die in coma lag, vermoedelijk door drugsgebruik. Maar ik vertrouwde het zaakje niet helemaal, had het gevoel dat hij simuleerde. Even later hoorde ik opeens een enorm kabaal uit zijn kamer komen. Hij maakte verschrikkelijke ruzie met zijn vriendin. Op het moment dat ik het probeerde te sussen, keerde alle agressie zich opeens tegen mij. Ook voor hem kon ik ternauwernood vluchten. Die kerel was enorm, had zîlke armen en zat onder de tatoeages. Op dat moment dacht ik: 'Wat heeft dit nog in hemelsnaam met mijn werk te maken?''

Door de toenemende agressie is de werkomgeving van Geenen de laatste jaren flink veranderd. Was vroeger de eerste hulp nog een open ruimte, nu is de balie waarachter het verpleegkundig personeel zit, grondig afgeschermd van de wachtkamer. En dat is vaak maar goed ook, aldus Geenen. 'Enkele jaren geleden was er een patiënt die uren bij ons in de wachtkamer heeft gezeten, maar zich niet bij ons had gemeld en dus ook niet was opgemerkt. Vervolgens heeft hij aan de portier gevraagd of hij even mocht bellen en is naar het telefoonhok gelopen. Op een gegeven moment loopt mijn collega daarlangs en ziet die man onder het bloed op de grond liggen. Had hij zichzelf voor zijn kop geschoten. Dat had weliswaar niks met agressie tegen ons te maken, maar het is geen fijn idee dat die kerel urenlang naast ons heeft gezeten met een pistool in zijn zak, en met het voornemen dat te gebruiken.'

Nu de eerste hulp meer afgesloten is van de wachtkamer voelt Geenen zich veiliger, maar het heeft ook nadelen. Onlangs kwam een groep jongens 's nachts totaal in paniek aan de balie. 'Ze waren gehaast en agressief, er was geen land mee te bezeilen. Het heeft me heel veel moeite gekost ze tot bedaren te brengen. Ze bleven maar schelden en dreigen.' Omdat Geenen daar zo mee bezig was, merkte hij niet op dat op de grond een jongen lag te creperen die in elkaar geslagen was. 'Gewoon niet gezien. Die jongen is uiteindelijk aan zijn verwondingen overleden. Vreselijk. Als ik niet de hele tijd bezig was geweest om de agressie bij zijn vrienden te beteugelen, had ik hem eerder kunnen helpen.'

Represailles

Het is een frustratie die veel voorkomt bij hulpverleners die te maken krijgen met geweld. Dat ze worden uitgescholden of lastig gevallen is tot daar aan toe, maar dat ze hun vak niet kunnen uitoefenen, is fnuikend.

Vooral onder het ambulancepersoneel vallen de laatste jaren veelvuldig klappen. Op Koninginnedag dit jaar nog was er een voorval in Doetinchem dat alle kranten haalde. Een ambulance werd belaagd en tegengehouden door vijf mannen: de ambulancemedewerkers liepen onder andere oogletsel op.

Uit onderzoek blijkt dat 60 procent van hen te maken krijgt met geweld. Als gevolg hiervan kan 12 procent het werk niet meer naar behoren uitoefenen.

Het zijn cijfers die Ed Worm, voorzitter van AmbulanceZorg Nederland, inmiddels kan dromen. 'Dit onderzoek is al enkele jaren oud maar het onderwerp speelt nog steeds, ondanks alle pogingen om de uitwassen te voorkomen.' Worm somt moeiteloos een pakket maatregelen op. Zo is er een training voor ambulancemedewerkers over omgaan met geweld, zijn er afspraken met de politie gemaakt om de ambulancemedewerkers zo veel mogelijk te beschermen en is elke ambulance uitgerust met alarmknoppen. 'Echt, we doen wat we kunnen en nemen dit probleem heel serieus. Maar toch... het wordt allemaal alleen maar slechter. We zitten er bovenop, proberen echt het signaal te geven dat we agressie van geen kant accepteren, maar het blijft maar toenemen.'

Het probleem is, zegt Worm, dat je weliswaar maatregelen kunt nemen om hulpverleners meer te beschermen, maar dat daders van agressie doorgaans vrijuit gaan. 'Veel mensen durven geen aangifte te doen uit angst voor represailles. Het is dus lastig de strijd aan te gaan.'

Gevalletje cokegebruik

Peter van den Berg is de strijd wel aangegaan. Hij werkt op de ambulance van Nijmegen en is een jaar geleden slachtoffer geworden van mishandeling. 'Tijdens de vierdaagse kregen wij de melding dat iemand niet goed was geworden, waarschijnlijk door te veel alcohol. Toen we op de plek van bestemming kwamen, lag er inderdaad een man laveloos op straat. Wat we ook probeerden, we kregen hem niet wakker en dus besloten we hem mee te nemen.'

Op het moment dat Van den Berg in de ambulance een infuus bij de man aanbracht, ging het mis. 'Hij werd zwaar agressief, begon keihard te schoppen en te slaan, ging als een wilde tekeer.' De man gebruikte zo veel geweld dat hij de halve ambulance heeft verbouwd, inclusief Van den Berg en zijn collega. 'Het enige wat ik nog kon doen was uit de auto springen. Toen ik dat eenmaal had gedaan, werd ik zo vreselijk boos. Ik vond gewoon dat die man van onze spullen en van ons, hulpverleners, af diende te blijven. Uiteindelijk heb ik hem met de politie weten te overmeesteren. Dat gaf me wel een goed gevoel, dat ik zelf weer controle over de situatie kreeg.'

Van den Berg zat na de vechtpartij onder de blauwe plekken en zijn oogkas was gekneusd. 'Al die verwondingen zijn gelukkig wel snel genezen. Maar de woede is gebleven.' Het agressieprobleem zit hem hoog. Hij werkt nu vier jaar op de ambulance en heeft de sfeer langzaam zien veranderen. Gemiddeld één keer per week heeft hij met agressie te maken. Dat varieert van mensen die beginnen te schelden tot omstanders die met bierflessen gooien en slaan. 'Het respect voor de hulpverlener is weg. Het klimaat wordt steeds grimmiger. Vroeger gingen we gerust alleen een café binnen als daar iets aan de hand was, tegenwoordig gaan we geen openbare gelegenheid meer in zonder politiebegeleiding. Echt, ik vertik het, ik wacht net zo lang op de hoek van de straat tot de politie er is. Ik ben nu ontzettend op mijn hoede.'

Van den Berg merkt dat de grens bij hem inmiddels is bereikt. 'Je kunt het wel allemaal normaal gaan vinden om geregeld uitgescholden te worden, maar dat is het niet. Ik sta steeds meer op mijn strepen. Drie jaar geleden hadden we een gevalletje cokegebruik tijdens oud en nieuw. Een jongen was gewond geraakt aan zijn been door vuurwerk en wij kwamen om hem te helpen. Vervolgens gingen hij en zijn vrienden zo tekeer tegen ons, dat ik me heb omgedraaid en ben weggegaan. Dan zoeken ze het zelf maar uit. Maar achteraf voelde ik me daar toch ontzettend rot over. Ik doe het liefst gewoon mijn werk.'

Smartengeld

Het is vooral de machteloosheid waar Van den Berg last van heeft. 'Wij krijgen zo vaak te maken met geweld en kunnen eigenlijk weinig doen. Er wordt zelden aangifte gedaan omdat mensen bang zijn dat dat nog meer geweld uitlokt. Ook zijn er collega's die vinden dat agressie er nu eenmaal bij hoort als je hulpverlener bent. Maar dat is toch van de zotte? Om te laten zien dat ik het daar niet mee eens ben, heb ik nu een rechtszaak aangespannen tegen de jongen van het ambulance-incident vorig jaar. Ik heb 3000 euro smartengeld gevraagd.'

Of hij dat geld daadwerkelijk gaat krijgen, is de vraag. 'Ik ben benieuwd naar de uitkomst van het proces. De kans dat hij er met een taakstraf van af komt, is groot. Eigenlijk is dat ongelofelijk.'

Front

Ook verpleegkundige Geenen baalt ervan dat hij nauwelijks kans heeft iets tegen de daders van agressie te ondernemen. 'Laatst ben ik weer zo verschrikkelijk grof uitgescholden door een vrouw hier op de poli, dat was echt niet normaal. Opeens had ik er schoon genoeg van en heb ik bureau klachtenbemiddeling van het ziekenhuis ingelicht en gezegd dat ik een klacht in wilde dienen tegen de patiënt. Kon niet. Een patiënt kan een klacht indienen tegen mij als hij lang moet wachten, als ik vergeten ben koffie te geven of om andere onbenullige dingen, maar als ik verbaal met de grond gelijk wordt gemaakt, kan ik nergens heen.'

Ed Worm onderkent dit probleem. 'We zullen maatschappelijk veel meer een front moeten vormen tegen agressie; dat is het enige wat echt gaat helpen. Probleem is dat dit structureel in de maatschappij verankerd ligt. Mensen hebben steeds meer een claimgedachte, vinden dat ze er recht op hebben onmiddellijk geholpen te worden. En als dat niet gebeurt omdat het domweg niet kan, worden ze agressief.'

Momenteel is Worm samen met andere hulpverlenersinstanties bezig met het Ministerie van Binnenlandse Zaken een manifest op te stellen om mensen bewuster te maken van het agressieprobleem. 'Maar eigenlijk willen we meer. Het zou een politieke wilsverklaring moeten zijn waarin staat dat we het niet langer pikken met z'n allen. Het moet verder gaan dan de zoveelste discussie over normen en waarden. Maar ik moet eerlijk zeggen dat ik voorlopig geen oplossing zie. Dit is een golf die maar heel moeilijk te keren is.'

Brandweerman Marco denkt dat ook. Hij zit inmiddels al een half jaar thuis, is niet meer in staat om te werken. 'Ze hebben het voor elkaar, ik blus niet meer.'

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden