De nieuwe verhalenbundel van Mensje van Keulen (73), Ik moet u echt iets zeggen, is haar van al haar boeken het dierbaarst. Kiezen tussen haar vrienden Maarten Biesheuvel en Maarten ’t Hart is heel wat lastiger.
Corona: crisis of kans?
‘Crisis. Optimisten – en daar reken ik mezelf niet toe – hopen dat de aarde nu wat schoner zal gaan worden en dat we eindelijk eens gaan nadenken over hoe we met dieren omgaan. Dat zou mooi zijn, want vooral dat laatste bedrukt me al sinds mijn kindertijd.
‘Ik zag veewagens rijden en dacht toen al: hoe kun je nu door vlees te eten in godsnaam medeschuldig willen zijn aan wat zich in de wagens voltrekt? Het houdt nooit op, het dierenleed, en hoe verborgen het ook wordt gehouden door de bio-industrie, het is overal: zit ik ergens te eten, zíé ik weer iemand een biefstuk snijden die in een plas bloed op het bord ligt. Ik word er akelig van. Het moet eens afgelopen wezen.
‘Mijn man en ik waren ziek – o jee, ik zie je helemaal terugschrikken, maar het is al weken weer oké, hoor – en ik dacht: snotverdorie, dit hebben we te danken aan die dierenbeulen in China. Want al die zoönosen komen door hoe we met dieren omgaan: gekkekoeienziekte, varkensgriep, aids, nu corona weer. Dan kun je al sinds je 20ste vegetarisch leven, zoals ik, en dan krijg je het tóch.
‘Ik ben niet getest nee, daarvoor waren de klachten te mild. Ik was vooral heel moe en ik kon twee weken lang niet proeven en ruiken – zelfs de drolletjes van mijn kat Bosie rook ik niet. Mijn man was erg ziek, hij heeft acht dagen in het ziekenhuis aan de zuurstof gelegen. Hè, bah, ik vind het vervelend om te vertellen, wees maar niet bang. Als het goed is zijn we nu al weken immuun.
‘Naar Albert Heijn ga ik met een mondkapje op dat een vriendin heeft gemaakt. Natuurlijk biedt het meer bescherming mét dan zonder. Dat het hier nog steeds niet wordt aanbevolen, komt vast doordat er een tekort aan is.’
Bleekers zomer of Ik moet u echt iets zeggen?
‘Mijn verhalenbundel Ik moet u echt iets zeggen. De meeste schrijvers zullen het herkennen, denk ik: het boek dat je het laatst hebt geschreven is je het dierbaarst. Daarbij houd ik van korte verhalen. Je wordt meteen beetgepakt als lezer en binnen een paar bladzijden denk je: mijn God, hoe loopt dit af? Dat is heerlijk om te verzinnen, al schrijf ik niet vlot. Op sommige dagen mag ik blij zijn als ik een goede alinea heb geschreven.
‘Ik schrijf meestentijds ’s nachts, tussen 12 en 3, soms nog langer. Overdag komt het gewone leven er steeds tussen: het huishouden, het onderhouden van sociale contacten, oppassen op mijn kleinkind en, al ligt dat nu stil, twee ochtenden per week tennis. Ook belangrijk allemaal, maar ik wil wérken. Ik mis het als dat niet lukt.
‘Bleekers zomer was mijn debuut in 1972. Mensen vonden het raar dat een meisje, want dat was ik toen nog, niet over de hippietijd schreef waar we middenin zaten, maar over een burgerman als Bleeker. Maar het is onzin om neer te kijken op de gewone man met een gewone baan en een gewoon autootje. Mensen uit de onderklasse hebben het vaak moeilijker, nu ook weer door corona, die moeten sappelen, die zitten vast. Het zal door mijn jeugd komen, maar bij dat milieu ligt mijn hart.’
Vader of moeder?
‘Mijn moeder, die torent boven alles en iedereen uit. Maar toen ik een kind was, waren ze allebei even belangrijk voor me. Oei, ik kon niet slapen bij de gedachte dat ze dood zouden gaan – we hadden een somber tuintje waar niets wilde groeien in onze Haagse volksbuurt en dan lag ik maar te tobben over hoe ze daar in de donkere aarde zouden liggen, vreselijk. Mijn zoon had hetzelfde, die tobde er ook over, zijn moeder in een graf. Dan zei ik: welnee, we gaan niet in een graf, we komen op de een of andere manier op een mooie plek waar we allemaal weer samen zijn, want geen materie kan werkelijk vergaan – toch een katholiek restje.
‘Mijn vader... God, de manier waarop hij mijn moeder verliet na 25 jaar huwelijk, heeft wel schade berokkend. Ik heb hem jaren niet gezien omdat hij voor een vrouw koos die heel akelig was. Later heeft hij me een brief geschreven waarin hij zei dat hij die vrouw als een straf beschouwde voor wat hij had gedaan in zijn leven.
‘Voor mijn moeder heb ik veel meer bewondering, voor hoe zij zich erdoorheen sloeg en alles voor ons deed. Hard werken, nooit klagen. Ze ging in de vroege ochtend kantoren schoonmaken zodat er meer geld in huis was, want mijn vader was een leuke man, maar hij verbraste alles aan cadeaus en mooie pakken. Het was mijn moeder die voor mij, toen ik 15 was, een kamertje huurde van het geld van haar schoonmaakbaan, zodat ik kon schilderen en schrijven.
‘Ik heb me wel gestoord aan feministen die verkondigden dat je een werkster moest nemen zodat je meer tijd had om jezelf te ontwikkelen. Dan dacht ik: ja, en die werkster is mijn moeder, hoeft die zich niet te ontwikkelen dan?’
Maarten of Maarten?
‘O nee, ik ga niet kiezen. Maarten ’t Hart en Maarten Biesheuvel zijn allebei dierbare vrienden. Ik dacht even dat je zei: Maarten of Maartje? Over Maarten ’t Harts travestie heb ik in de jaren negentig een boek geschreven, Geheime dame, een cultboek nu. Na publicatie ben ik wel even kwaad op hem geweest, want hij ging in een interview ineens ontkennen dat hij graag in vrouwenkleren liep: hij moest voor míj een rok aan, zogenaamd voor het boek. Toen heb ik hem gezegd: het is snotverdorie alsof Gerard van het Reve gaat ontkennen dat hij homoseksueel is. Ach, ik kan niet lang kwaad op hem zijn, het was snel weer goed.’
Vrije liefde of huwelijkse trouw?
‘O, dit gaat over Neerslag van een huwelijk, mijn dagboeken uit de jaren zeventig, het deel dat in 2018 is gepubliceerd. Ik klampte me vroeger vast aan het huwelijk, misschien wel omdat het bij mijn ouders niet gelukt was. Maar er was ontrouw en ook al moest dat allemaal kunnen in de jaren zeventig, ik werd er heel ongelukkig van. Na de geboorte van mijn zoontje ben ik bij mijn eerste man weggegaan.
‘Het was soms zwaar, die eerste tijd als alleenstaande moeder, maar ik heb het altijd geweldig gevonden om een kind te hebben. Nu ook weer met mijn kleinzoon: ik vreet hem op. Wacht, je kunt er natuurlijk niets mee, maar wil je een paar foto’s van hem zien? Het is toch net Tadzio in Death in Venice? Het is lastig dat ik hem niet kan knuffelen nu. Ik ben heel sentimenteel hoor, maar daar schaam ik me niet voor. Ik ben zo oud nu, ik schaam me nergens meer voor.
‘Huwelijkse trouw dus maar; ik ben alweer dertig jaar met dezelfde man en het is allesbehalve ongezellig. Al denk ik soms: ik ben helemaal niet geschikt voor het huwelijk.’
Mensje of Mennie?
‘Mennie. Op mijn geboortekaartje staat het ook: ‘Met dank aan God geven wij kennis van de geboorte van Mensje Francina van der Steen. Wij noemen haar’ – met grote letters – ‘Mennie.’ Twee nichtjes heten ook zo.
‘Toen ik in 1970 bij het studentenblad Propria Cures kwam, vroegen ze daar naar mijn volledige naam. Toen heb ik Mensje gezegd, en zo is het later ook op mijn boeken komen te staan. Van Keulen is de achternaam van mijn eerste man, die heb ik aangehouden omdat mijn zoon ook zo heet, maar van Mensje zou ik weer Mennie maken als ik het over mocht doen. Ik heb het wel voorgesteld aan mijn uitgever, maar die vond het geen goed plan. Nou ja, familie, sommige vrienden en geliefden zeggen Mennie. En voor Maarten ’t Hart ben ik Menschlein.’
Een relatie zonder seks of zonder humor?
‘Zonder humor is het niet vol te houden, humor is belangrijker dan seks. Het wordt je zo aangepraat hè, door relatietherapeuten: dat seks zo goed en zo heilzaam zou zijn, zonder seks is het de dood in de pot. Onzin. Heb je seks met je vrienden, met wie je vaak een jarenlange unieke band hebt? Nee, nou, dan is het toch duidelijk? Seks is puur fysiek, als dat alles moet oplossen is een relatie wel heel armoedig. In de jaren zeventig was het erg: het moest minstens vijf keer per week, het kwam je de strot uit. Nee, zonder seks zou ik kunnen, maar zonder samen lachen om alles wat absurd is nooit.’
Mensje van Keulen
1946 Geboren in Den Haag
1970-1972 Redacteur Propria Cures
1972 Romandebuut Bleekers zomer
1990 Van Aap tot Zet, gedichten voor kinderen
1992 Geheime dame, over Maarten ’t Hart
1997 Olifanten op een web, over haar moeder
2006 en 2017 Staat op de kandidatenlijst voor de Partij voor de Dieren
2014 Constantijn Huygens-prijs
2018 Neerslag van een huwelijk, dagboek 1977-1979
2020 Ik moet u echt iets zeggen, verhalen
Mensje van Keulen heeft een zoon en woont samen in Amsterdam.