Meester was nooit een mijnheer

Vroeger, ja vroeger keek iedereen nog op naar de onderwijzer. Een mythe, toont een promovenda aan met historisch onderzoek. De kweekschool was vooral een middel om een diploma te halen en dan snel door te studeren....

Peter Giesen

De helft van de eerstejaars aan de pabo rekent slechter dan de besteleerlingen uit groep 8, bleek onlangs uit onderzoek. Zo ligt depedagogische academie voor het basisonderwijs (pabo) weer onder vuur.Eerder was al geconstateerd dat de pabo-studenten niet uitblonken inspelling. Bovendien laten slimme havisten en vwo'ers de pabo's linksliggen.

Dat was vroeger wel anders, zo wordt vaak gedacht. De voorloper van depabo, de kweekschool, was de universiteit van het arbeiderskind. Slimme,leergierige jongens en meisjes wier ouders te arm waren om een anderestudie te betalen, vonden hier de weg omhoog.

In de 20ste eeuw begon menig maatschappelijk kopstuk zijn loopbaan alskwekeling: Theo Thijssen, de schrijver van Kees de Jongen, Wim Banning enKoos Vorrink, SDAP-leiders, H. M. van Randwijk, verzetsheld en oprichtervan Vrij Nederland of Gerrit Bolkestein, de grootvader van Frits, die hetals zoon van een melkboer tot minister van Onderwijs schopte. Kortom:alleen al aan de teloorgang van de onderwijzersopleiding valt af te lezenhoezeer de status van onderwijs en leraarschap zijn gedaald.

'Met die gedachte ben ik aan mijn onderzoek begonnen. Maar al snel bleekdat zij grotendeels op een mythe berust. In de hele 19de en 20ste eeuw isgeklaagd over het lage niveau van de kwekelingen, de geringe waarderingvoor de onderwijzer en de slechte salarissen', zegt Mineke van Essen,onderwijshistorica aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Ook het beeld van de kweekschool als vehikel voor sociale stijgingbehoeft enige nuancering. Het klopt dat getalenteerde arbeiderskinderenvaak naar de kweekschool gingen. Maar dat gebeurde omdat zij met hetdiploma verder konden studeren. 'Het was juist de bedoeling om aan hetonderwijs te ontsnappen', zegt Van Essen. De meeste beroemde kwekelingenhebben niet of nauwelijks voor de klas gestaan.

Ideaal

Deze week presenteerde Van Essen haar boek De kwekeling tussen akte enideaal, een geschiedenis van de onderwijzersopleiding tussen 1800 en 1970.Tegelijkertijd begon in het Nationaal Onderwijsmuseum(www.onderwijsmuseum.nl) een tentoonstelling over hetzelfde onderwerp.

Van Essen was zelf kwekeling in Doetinchem, van 1958 tot 1960. In haarboek wilde ze de leefwereld van de kwekeling doen herleven. Ze schetst eensoms romantisch beeld, van opleiders die op zoek zijn naar de ideale leraaren van studenten die de wereld willen ontdekken. De Bakmarsch, hétkwekelingenlied van het begin van de 20ste eeuw, getuigt van datenthousiasme.

Ons stroomt nog frisch het bloed door d'aadren

Wij zijn nog jong, wij kennen geen verdriet

Wij heffen aan, om dit te toonen

Een vroolijk krachtig lied

Wat om ons wend' of keer'

Geen zorg drukt ons te neer

Wij zingen luid, dat ieder het kan horen: Geniet, Geniet

Van al, wat de jeugd u biedt

Rond de eeuwwisseling ontstond een voorhoede van kwekelingen. Heelrevolutionair was de 'Vrije Omgang', een seksloze, kameraadschappelijkeverhouding tussen de seksen, die het mogelijk maakte dat jongens en meisjeszonder chaperonnes met elkaar optrokken. Wie zich 'in gebaar, woord of blikniet beheerschen' kon, werd van de 'V.O.' uitgesloten.

Toch hing er ook altijd een zekere tobberigheid rond deonderwijzersopleiding, ontdekte Van Essen. 'Wat mij de ogen opende, was eenboekje uit 1912, het deeltje De Onderwijzer uit Mork's Beroepsbibliotheek,geschreven door het Utrechtse hoofd der school Sterringa. Hij beschreef hetonderwijzerschap als een zwaar beroep, slecht betaald, met weinigpromotiekansen. Hij citeerde zelfs een onderzoek uit Saksen, waaruit zoublijken dat onderwijzers een grotere kans liepen op een vroegtijdige dood.'

Kantoor

Voor de Eerste Wereldoorlog kon het onderwijs al moeilijk concurrerenmet andere beroepen. Nederland maakte destijds een periode van snellemodernisering door. 'Er kwamen steeds meer banen op kantoor en in deambtenarij. Meteen daalde het aantal jongens dat kwekeling werd', zegt VanEssen. Geprobeerd werd het tij te keren door de opleiding te verzwaren.Onderwijzer moest een volwaardig intellectueel beroep worden, waardoor hetook aantrekkelijk zou worden voor hbs'ers.

In 1920 lag een plan klaar voor een stevige, vijfjarigeonderwijzersopleiding. Het ging niet door, om redenen die heel actueelklinken: de overheid vond het te duur en er dreigde een tekort aanonderwijzers, waardoor de toelatingseisen eerder verlaagd dan verhoogdmoesten worden. Van Essen: 'Het is nooit gelukt jongens uit de hogeremilieus voor het onderwijs te interesseren. Behalve in de TweedeWereldoorlog, omdat je als onderwijzers uit de Arbeitseinsatz mochtblijven.'

De geschiedenis van de kweekschool is ook doortrokken van de strijdtussen kennis en wat tegenwoordig 'het nieuwe leren' heet. In deOnderwijswet van 1878 domineerden nog de 'harde' leervakken, maar rond 1900kwam de reform-pedagogiek op. Kinderen moest vooral fantasie encreativiteit worden bijgebracht, Theo Thijssen formuleerde het ideaal van'de gelukkige klas'.

In de Kweekschoolwet van 1952 kreeg pedagogiek, door kwekelingen altijd'het zwamvak' genoemd, een centrale plaats. Het is mooi dat de opleidingtegenwoordig zo veel nadruk legt op 'liefde en toewijding', constateerdeP.B. Renes in een dissertatie uit 1969, maar dat levert helaas nog geeninzicht 'in rekenkunde en syntaxis, hoe men het ook wendt of keert'.

Ontgroening

Ondertussen waren de kweekscholen van karakter veranderd. Begin jarenzestig kon de katholieke Kweekschool Thomas Morus in Rotterdam deontgroening nog afgelasten, omdat eerstejaars een quiz kregen voorgelegdmet de vermetele vraag 'Waar hebben de vrouwen krulletjeshaar?' (Antwoord:in Afrika). Maar in 1969 werd de katholieke kweekschool in Beverwijk bezet,nadat twee leerlingen waren geschorst wegens het spelen met condooms in deklas.

Nadat de kweekscholen in 1970 waren omgevormd tot pedagogische academiesging de vernieuwing gestaag door. 'Het accent is wel erg op de gelukkigeklas' komen te liggen. Tegenwoordig krijgen pabo-studenten het verwijt datze niet kunnen rekenen, eind 19de eeuw werd er juist gezegd dat ze te veelingewikkelde rekensommen zonder praktische betekenis kregen. De kunst isnatuurlijk om een evenwicht tussen onderwijzen en opvoeden te bereiken. Datis een steen der wijzen die misschien wel nooit gevonden zal worden', zegtVan Essen.

Hoeveel er ook veranderde in bijna 150 jaar, de status van dekweekschool bleef verrassend stabiel. Waarschijnlijk was het aanzien vanonderwijzers vroeger wat groter, omdat zij werkten in een wereld waarin demeeste mensen handarbeid verrichtten. Maar binnen het witteboordenmilieuhebben de onderwijzers altijd aan de onderkant gezeten, constateert VanEssen.

De gedaalde status is een mythe die vooral in onderwijskringen zelfwordt hooggehouden: het is immers beter aanzien te verliezen dan het nooitte hebben gehad.

'In 1901 klaagde kweekschoolleraar Scheepstra, de schrijver van Ot enSien, over de geringe waardering van het toch zo mooie onderwijzersberoep.Als je nu op straat iemand naar het leraarschap vraagt, zal hijwaarschijnlijk hetzelfde zeggen: een schitterend en belangrijk beroep, maarniet voor mij.'

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden