Marcel van Roosmalen ziet zelf ook dat hij een hype is. ‘Ik ben een levende overkill’

Met zijn columns, podcasts, radio- en tv-optredens is Marcel van Roosmalen alomtegenwoordig in de media. Waardoor is hij zo groot geworden? Verslaggever Gijs Beukers liep een tijdje met hem mee en zoekt samen met hem naar een verklaring.

Gijs Beukers
Marcel van Roosmalen thuis in Wormer. Beeld Ivo van der Bent
Marcel van Roosmalen thuis in Wormer.Beeld Ivo van der Bent

In een witte Volkswagen rijdt Marcel van Roosmalen over de Dorpsstraat van Wormer. ‘Naar zijn drie’, zegt Jim Salawanej van Jimmy Drive. Nadat hij de pook naar de derde versnelling heeft geduwd, kijkt Van Roosmalen naar zijn rijinstructeur. ‘Toen ik naast Eva (zijn vriendin, Volkskrant-columnist Eva Hoeke, red.) in de auto zat, heb ik jou een keer nagedaan. Ze werd knettergek. Houd je kop of ga eruit, zei ze.’

Salawanej, die sinds 2019 met de schrijver, podcastmaker en tv-persoonlijkheid in de auto zit, lacht: ‘O, o, o, Van Roosmalen.’ Dan leunt hij naar zijn leerling om het stuur een duw naar links te geven. ‘Wat is hier nou helemaal aan de hand?’, zegt Van Roosmalen (54), gekleed in een blauw pak met daaronder Adidas-schoenen met losse veters. Salawanej: ‘Ik hoef die reling niet te schampen. Rustig aan trouwens, je mag hier 50.’

Van Roosmalen: ‘Ik ga 50.’

Salawanej: ‘Je gaat 64.’

We naderen een T-splitsing. ‘Rustig aan hier’, zegt Salawanej. ‘Fietsertje van rechts.’ In plaats van te remmen, drukt Van Roosmalen op het gaspedaal, waardoor de lesauto in vliegende vaart op een rij paaltjes afkoerst. Door op de instructeursrem te stampen voorkomt Salawanej op het nippertje een crash – de voorwielen eindigen in een grindbak. Automobilisten toeteren.

‘Godverdomme’, roept Van Roosmalen, zichtbaar geschrokken.

Salawanej: ‘Wat ben je nou allemaal aan het doen?’

Van Roosmalen: ‘Ik dacht dat ik remde.’

Als Salawanej hem uit de penibele situatie heeft geholpen, kijkt Van Roosmalen in de achteruitkijkspiegel. ‘Wil je de Zaanse Schans zien, Beukers? Dat is leuk voor je reportage.’

Salawanej: ‘Ik wil naar huis.’

Van Roosmalen heeft al sinds 2019 rijles, maar het rijbewijs is nog niet in zicht.  Beeld Ivo van der Bent
Van Roosmalen heeft al sinds 2019 rijles, maar het rijbewijs is nog niet in zicht.Beeld Ivo van der Bent

Al drie jaar zit Van Roosmalen bij Salawanej in de auto, maar het rijbewijs is nog niet in zicht. De kennis die Van Roosmalen bij een les opdoet, is bij de volgende vaak verwaterd, omdat er soms maanden tussen zitten. Dat komt door zijn drukke agenda.

Na een traject van 25 jaar bevindt hij zich op het toppunt van zijn roem. Zijn magnum opus Totaal, een bundel van 800 pagina’s met reportages als ‘Op pad met Khaddafi’, ‘Jaarcijfers ABN Amro’ en ‘Praktijkdag Excel: de Vlootman-methode in Kaatsheuvel’, is vorige week verschenen en nu al toe aan een derde druk. Woensdag staat hij met zijn vriend Gijs Groenteman in een uitverkocht Carré met De Pannekoekencaravan, over hun mislukte horeca-avontuur. De dagelijkse podcast die hij met Groenteman maakt, Weer een dag, is met 80 duizend luisteraars een van de populairste van Nederland. Met Roelof de Vries en Noortje Veldhuizen maakt hij ook de podcast Radio Romano (voorheen De krokante leesmap). Het derde seizoen van zijn tv-programma met Groenteman, Media Inside, is net afgelopen.

Daarnaast is Van Roosmalen als columnist vertegenwoordigd in de krant (driemaal per week in NRC), op de radio (wekelijks bij De Nieuws BV) en op tv (wekelijks bij Studio Voetbal).

Cult

Na zijn rijles, thuis in Wormer, heeft Van Roosmalen het anderhalve kilo wegende Totaal voor het eerst in handen. ‘Hier ben ik echt trots op’, zegt hij. ‘Ik kan me haast niet voorstellen dat ik dit heb gemaakt.’ Hij streelt het bordeauxrode omslag met gepreegde letters en kijkt naar de achterflap, waar ‘De allerbeste reportages van Marcel van Roosmalen’ staat. ‘En dat het er dan vijfhonderd zijn’, zegt Van Roosmalen. ‘Dat vind ik cult.’

Van Roosmalen is, ondanks zijn alomtegenwoordigheid in de media, altijd ongrijpbaar gebleven. Hij is een sloddervos die, gezien zijn productiviteit en de zorg voor drie dochters (van 6, 5 en 1), moet beschikken over een grote discipline. Hij is geliefd bij het deftige publiek van NRC, maar schoof ook regelmatig aan bij VI. In zijn columns, waar ironie en ernst soms moeilijk te scheiden zijn, is hij vernietigend over D66 én Forum voor Democratie.

Een profiel schrijven over Marcel van Roosmalen is een wonderlijke en dankbare taak. Dankbaar omdat hij als schrijver van reportages als geen ander weet wat goed materiaal oplevert – en hij me dat ook gunt. Met de rijles mocht ik mee, want dat was ‘cult’, een kwalificatie die hij veel gebruikt en die zijn goedkeuring impliceert. Toen ik hem belde met het voorstel voor dit stuk, zei hij meteen dat ik op een woensdag, de wekelijkse papadag, langs kon komen in Wormer. ‘Dan halen we samen de kinderen op van school en gaan we naar de Vomar.’

Wonderlijk omdat hij zich door die achtergrond met mijn werk bemoeit. Als dochter Leah (5) zegt dat hij de allerliefste papa van de hele wereld is: ‘Beukers, schrijf je mee?’ Tijdens een telefoongesprek: ‘Ik zou het leuk vinden als er in het stuk vooral reportage-elementen staan en niet veel opmerkingen van vrienden. Maar het is jouw stuk, ik wil het verder niet regisseren, je hebt de vrije hand. Dat zou ook goed zijn: als je vijf keer opschrijft dat ik zeg dat je de vrije hand hebt.’

Wonderlijk ook omdat hij in negen afleveringen van Weer een dag een personage van me maakte. Hij omschreef me daarin als een sturm-und-drangredacteur, een pitbull, iemand die als een Oempa Loempa door het journalistieke veld gaat, een snuffelende hond die ineens naast je staat, een terriër, en als de hond van Donald Duck, Loebas: ‘Een hond die je kunt aaien, maar pas op, één verkeerde beweging en hij hangt aan je mouw.’ Alle aandacht voor mijn werkzaamheden leidde tot de ongewone situatie dat bij de presentatie van Totaal tientallen aanwezigen ook mij verzochten hun exemplaar te signeren.

Al Van Roosmalens stukken gaan over hemzelf, zegt vriend en collega Michel van Egmond Beeld Ivo van der Bent
Al Van Roosmalens stukken gaan over hemzelf, zegt vriend en collega Michel van EgmondBeeld Ivo van der Bent

Als reportageschrijver heeft Marcel van Roosmalen een ‘unieke stijl’, zegt vriend en collega Michel van Egmond. ‘Ik weet nog dat ik een stuk van hem las waarin hij achter de koningin aanliep. Ik ben letterlijk uit mijn bed gevallen van het lachen: de humor, de durf om te schrijven over bijna niets.’

Met Van Roosmalen in de buurt is het nooit saai, zegt Van Egmond. Hij herinnert zich een bezoek met hem aan een voetbalwedstrijd van het Braziliaanse Botafogo, voor een artikel in het tijdschrift Hard Gras. ‘Na afloop liepen we richting journalisten achter een dranghek. ‘Wie zijn jullie?’, vroegen ze. ‘Wij zijn van Ajax’, zei Marcel. ‘We zijn hier om Dodi te kopen.’ De volgende ochtend in het hotel sloeg Van Egmond de krant open, en zag hij de kop: ‘Nederlandse interesse voor Dodi.’

Van Roosmalen is de Nederlandse Hunter S. Thompson, zegt vriend en collega Michel Van Egmond, verwijzend naar de Amerikaan die bekendstond om zijn gonzojournalistiek, waarbij de journalist zelf centraal staat. ‘Marcel zet alles in zijn stukken zelf in gang. Pas als hij er is, breekt de gekte los. Daardoor kan hij ook een boek schrijven over postzegelbeurzen of jaarvergaderingen van duivensportverenigingen. De stukken gaan helemaal niet over die onderwerpen. Ze gaan over hemzelf.’

Jean-Pierre Geelen, journalist van de Volkskrant en vriend, werkte eind jaren negentig met Van Roosmalen bij het blad HP/de Tijd. ‘Toen schreef hij al volstrekt belachelijke, maar hilarische verhalen. Hij was officieel economieredacteur, maar hij had de ballen verstand van economie. Ging hij naar een jaarvergadering van een bedrijf, dan kwam hij terug met een verhaal van drieduizend woorden waarin hij de trein miste, daardoor een taxi moest pakken en vervolgens geen geld meer had. Dat was het hele verhaal.’

Van Roosmalen: ‘De reportages draaiden om mijn leed. Ik schreef nooit: ik ging erheen. Altijd: ik moest erheen.’

Lecram Rooskamp

Die eigenzinnige stijl is gedeeltelijk uit geldnood geboren, vertelt hij liggend in de oranje hangmat in zijn achtertuin. ‘Omdat ik enorme schulden had, moest ik veel schrijven en bereidde ik niet alles even grondig voor. Al zal gemakzucht ook een rol hebben gespeeld.’

Tijdens zijn vaste aanstelling bij HP/De Tijd schreef hij ook voor andere bladen, onder schuilnamen. ‘Dan draaide ik mijn naam om en heette ik Lecram Rooskamp.’

Zijn schulden waren het gevolg van beleggingen en poker, een oude hobby. ‘Ik hou van het sfeertje in zo’n casino en had, toen ik freelancer was, Nieuwe Revu eens zo gek gekregen om 10 duizend dollar inschrijfgeld te betalen voor de World Series Of Poker.’ Zijn deelname duurde niet lang. ‘Bij de eerste hand kreeg ik twee boeren. Op het bord kwam toen een koning, een boer en iets anders. Iemand ging all-in. Nou dan ga je mee, met drie boeren. Maar hij had drie koningen.’ Omdat Nieuwe Revu het hotel in Las Vegas voor twee weken had geboekt, gokte Van Roosmalen met eigen geld door. ‘Toen heb ik veel verloren.’

In zijn stukken overdrijft Van Roosmalen flink. ‘Met citaten ben ik nog best zorgvuldig, maar de rest trek ik met liefde uit zijn verband. Mijn motto is: niets is geheel waar en zelfs dat niet. Het is mijn werkelijkheid’, zegt hij. Ook daarin is hij uniek, zegt Jean-Pierre Geelen. ‘Hij zegt het openlijk én komt ermee weg.’

Nog meer dan zijn reportages leunen de podcasts van Van Roosmalen op zijn rijke fantasie, merk ik als ik erin ter sprake kom. ‘Hij heeft mijn dochters geïnterviewd’, zegt hij bijvoorbeeld. ‘‘Lucie, wat is papa voor iemand?’ Dat kind is 6!’

‘We schrikken af en toe wel van hem’, zegt hij later in de podcast. ‘Rondom het huis ook. Dan zie je in een keer een schim bewegen ’s avonds. Eva zegt: ‘Wat is dat?’ Ik zeg: ‘Da’s Beukers. Die (...) wil Wormer bij nacht zien.’

Volgens Van Roosmalen haal ik bij het maken van aantekeningen ‘alle trucs uit’. ‘Op een zeker moment haalt hij het tafelkleedje omhoog, ligt er weer een cassetterecorder onder.’

Dát hij er lustig op los fabuleert, is voor niemand een verrassing – als ik op Twitter een bericht schrijf, zijn mensen verbaasd dat ik überhaupt besta. Maar vaak genoeg wortelen zijn verhalen wel degelijk in de werkelijkheid, al dikt hij ze soms flink aan.

Zo ben ik inderdaad boodschappen gaan doen bij de Vomar – ik durfde niet om nog een broodje te vragen nadat hij in een eerdere podcast had gezegd dat ik al het brood en alle worst had opgegeten. Maar ik heb zijn dochters niet meegenomen en geen kattenvoer gekocht. De dialoog over ijsklontjes – ‘Waar denk je dat ze moeten Beukers? Hij zegt: vriesvak. Precies, het vriesvak. Leg ze dan niet op het aanrecht’ – heeft niet plaatsgevonden. Een wasje heb ik niet gedraaid.

Dochter Leah was na een bezoek aan de antiekwinkel ‘lelijk op haar knietje’ gevallen. Dat klopt. Maar toen ze daarna in huilen uitbarstte, zei Van Roosmalen niet: ‘Leah, dat staat niet mooi in de krant.’ Maar: ‘Leah, je neemt nu een heel prominente plek in de reportage in.’ ‘Ik zie mijn bloedende kind op de rug van Gijs Beukers zitten’ – klopt ook niet helemaal. Dat was niet direct na haar val, maar later op de dag, in de tuin.

Marcel van Roosmalen in zijn achtertuin in Wormer met rijinstructeur Jim Salawanej  en Volkskrant-verslaggever Gijs Beukers.  Beeld Ivo van der Bent
Marcel van Roosmalen in zijn achtertuin in Wormer met rijinstructeur Jim Salawanej en Volkskrant-verslaggever Gijs Beukers.Beeld Ivo van der Bent

Fotograaf Ivo van der Bent paste tijdens de rijles echt op baby Frida. ‘Niet mee gooien, niet mee schudden’, zegt hij vooraf herhaaldelijk tegen Van der Bent, met wie hij eerder heeft gewerkt. ‘Alleen als ze stikt, kom je in actie.’ Via de babyfoon klinkt gehuil: ‘In feite zegt ze nu: ik ben tevreden, laat me alleen.’ Even later stelt hij haar toch gerust, is via diezelfde babyfoon te horen: ‘Raampje dicht! Geen koud windje! Even rust. Zonder de zusjes, de lawaaimakertjes.’ Frida begint te huilen: ‘Nee, doe dat nou niet. Straks komt die gek naar boven!’

Na een podcast waarin hij me bespreekt, belt hij. ‘Bureau Nazorg’, zegt hij dan. ‘Hoe zijn de reacties?’ Als ik er genoeg van heb, stopt hij ermee, zegt hij.

Dat hoeft niet. Want hoewel de podcasts milde stress veroorzaken (‘Er is geen scenario waarin het stuk van Beukers de verwachtingen gaat waarmaken’, twittert Alexander Klöpping) en hoewel Van Roosmalen op basis van een nooit gevoerd telefoongesprek zegt dat ik ‘gek geworden ben van mijn eigen materiaal’ en als gevolg daarvan met een inzinking kamp, kom ik er genadig vanaf. Hoewel hij nog geen letter van mijn stuk over hem gelezen heeft, ben ik ‘dé nieuwe reportageschrijver van Nederland’.

Anderen hebben minder geluk. ‘Hak Jack van Gelder in stukken, verwerk hem in spaghetti carbonara en laat het opeten door Johnny Heitinga’, zei hij in 2021 in een column in VI Oranjezomer. Op de radio ging hij eens tekeer tegen muziekproducent Ronald Molendijk. ‘In de periode daarvoor was hij nog fan van Marcel’, zegt rijlesleraar Salawanej, een goede vriend van Molendijk.

Niet alleen BN’ers komen aan de beurt. In zijn columns in NRC en in zijn reportages schrijft hij met onverholen dedain over het onbeduidende bestaan van kantoormanagers en gemeenteambtenaren, die hij noemt met naam en toenaam.

‘Ik kom op openbare bijeenkomsten en als je daar op een podium gaat staan, moet je ook wat kunnen’, zegt Van Roosmalen. ‘Wat mij betreft is alles dan geoorloofd. Maar ik schrijf nooit over iemands privéleven. Ik vind mezelf mild, zeker niet gemeen.’

Niet iedereen kan de – soms ironische – botheid van Van Roosmalen waarderen. Salawanej haalt geen andere leerlingen meer op als Van Roosmalen erbij is, nadat er een bijna in tranen uitbarstte toen Van Roosmalen vanaf de achterbank haar rijstijl becommentarieerde.

‘Soms verliest hij uit het oog dat andere mensen gevoelens hebben’, zegt zijn vriendin Eva Hoeke. ‘Als iemand iets zegt waarmee hij het niet eens is, gaat hij er meteen vol tegenin. Mijn moeder moest daar aan wennen. En ik trouwens ook.’

Brabantse ambtenaar

Ze leerde hem kennen tijdens haar stage bij HP/De Tijd. ‘Ik ben helemaal niet spiritueel, maar toen ik hem zag was het eerste wat ik dacht: dit is ’m. Kennelijk bestaat er toch een intuïtief gevoel dat je iemand meteen op zielsniveau kent.’ Van een relatie komt het niet, die hebben ze allebei al.

Wel bleef ze hem in de smiezen houden. Hoeke: ‘Ik dacht altijd: bij Marcel moet ik zijn. Als ik ’s nachts om drie uur ladderzat was, belde ik bij hem aan op de Govert Flinckstraat in De Pijp. Altijd zat hij daar te typen – hij leefde ’s nachts, in zo’n huis met kaarsen en scheefgezakte boekenkasten. Dan gingen we roken, rode wijn drinken, David Bowie en Tom Waits luisteren.’

Toen ze een jaar of tien geleden beiden vrijgezel werden, kwam het er toch van. ‘Het eerste jaar hebben we vooral in het café gezeten’, zegt Hoeke. ‘Voor de rest lagen we hele dagen in bed. Dan keek ik naast me en ging hij ineens als een Brabantse ambtenaar vertellen wat we zojuist hadden gedaan. Dat duurde tien minuten! Daar werd ik natuurlijk nog verliefder van.’

Ook tijdens zijn studententijd leefde Van Roosmalen vooral ’s nachts, zegt Roel Gootzen, destijds huisgenoot in Nijmegen. ‘Na twee uurtjes slaap stapte hij om half zeven in de trein om op tijd in Den Haag te zijn voor zijn vervangende dienstplicht bij het Nederlands Bibliotheek- en Lectuurcentrum. Dan verkruimelde hij een boterham over zich heen, zodat niemand naast hem kwam zitten. Vervolgens legde hij zijn ov-kaart op zijn buik en ging hij nog even slapen.’ Van Roosmalen droeg soldatenkistjes, had zwart geverfde haren, zwarte kleren. Gootzen: ‘Het was de tijd van new wave.’

In Den Haag ontdekte Van Roosmalen zijn talent. Hij schreef daar midden jaren negentig inleidingen voor de ‘documentatiemap populaire auteurs’. ‘Ik merkte dat ik kon schrijven, al werden mijn stukken altijd afgekeurd’, zegt Van Roosmalen in zijn tuin met Frida op schoot, haar voetje in zijn mond stoppend. ‘Ik schreef bijvoorbeeld: ‘Gerda van Wageningen houdt niet van stilzitten, of het moet op haar racefiets zijn, waar ze mee door het landschap rijdt.’ Dat kon niet. Ironie was verboden.’

Liefde voor taal kreeg Van Roosmalen tijdens zijn jeugd in Velp van zijn ouders mee, zegt hij. Moeder, logopedist, las Agatha Christie. Vader, ambtenaar, las encyclopedieën en Nacht und Nebel van Floris B. Bakels. Twee keer werd Van Roosmalen vanwege brutaal gedrag van school gestuurd.

Zijn marktwaarde is nog nooit zo hoog geweest als nu, beaamt Marcel van Roosmalen.  Beeld Ivo van der Bent
Zijn marktwaarde is nog nooit zo hoog geweest als nu, beaamt Marcel van Roosmalen.Beeld Ivo van der Bent

Na zijn vervangende dienstplicht liep hij stage bij de Volkskrant. Daar kwamen veel klachten over hem binnen, zegt hij. ‘Bij een reportage over Artis had ik dieren laten praten.’

Bij HP/De Tijd, waar hij van 1998 tot 2003 werkte, breekt hij ‘een klein beetje’ door met zijn reportagereeks ‘De Pimmels’, over volgelingen van Pim Fortuyn, waarvoor hij onder meer aan een opticien vraagt hoelang de dochter van Mat Herben deed over het uitzoeken van een bril. Een groter publiek leert hem kennen als hij in 2006 de Nico Scheepmakerbeker voor het beste sportboek van het jaar wint met Je hebt het niet van mij, een boek waarvoor hij een jaar lang zijn favoriete voetbalclub Vitesse volgt.

‘Maar ik zat nog steeds in de marge’, zegt Van Roosmalen. ‘Niet qua aanzien, wel qua inkomsten, voor een reportage krijg je maximaal 45 cent per woord. Daar was ik klaar mee – ik had nog steeds schulden. Toen dacht ik: dan maar de totale uitverkoop.’

In 2006 toert hij langs de theaters met een gezelschap van Hard Gras, bestaande uit onder anderen Herman Koch, Anna Enquist, Henk Spaan, Hugo Borst en Matthijs van Nieuwkerk. ‘Voor mij vertegenwoordigden zij de elite. Ik keek tegen ze op. Terwijl ik op dat podium stond te zweten, dacht ik alleen maar: niet verspreken, niet verspreken.’

In diezelfde tijd vraagt Michel van Egmond of hij in de voetbaltalkshow VI aan de bar kan zitten om Vitesse te bespreken. Zijn gortdroge commentaar doet René van der Gijp schaterlachen, waarna het publiek volgt.

Langzaam maar gestaag werkt hij aan het merk Marcel van Roosmalen. Columnist van NRC wordt hij in 2011, van De Nieuws BV in 2016 en van Studio Voetbal in 2019. Vanaf 2020 is hij twee seizoenen in de talkshow De vooravond te horen als pratende plant en hond. Van Roosmalen: ‘Je probeert van alles.’

Zijn marktwaarde is nooit zo hoog geweest als nu. ‘Als je jezelf vanuit Arnhem – want zo zie ik het toch – omhoog werkt, en al je journalistieke dromen uitkomen, is het moeilijk nee zeggen. Ik kan geen ontslag nemen bij Radio 1, want die plek is een droom. Niet zomaar een column voorlezen, maar mensen vergiftigen met onzin; ik heb er gewaarschuwd voor ruimtebeesten. Wat een status is dat! NRC is ook een droom: ik heb twintig jaar gezeken om een krantencolumn. Studio Voetbal was vroeger een droom. Podcasts vind ik te leuk. Hoe is het mogelijk dat Koning Eenoog ineens met een hele tafel vol zit? Dit is een exceptioneel moment in mijn leven!’

Dus zegt Van Roosmalen op bijna alles ja. Over Van Roosmalen-moeheid bij het publiek maakt hij zich niet druk. ‘Ik ben een levende overkill. En het zit in mijn karakter om een halfslachtige oplossing te kiezen waar iedereen de dupe van wordt, inclusief ikzelf.’

Nieuwe papa

Eva Hoeke kan dat beamen. ‘De laatste maanden is het thuis onevenredig verdeeld’, zegt zij. ‘De vanzelfsprekendheid waarmee hij mijn ruimte inperkte – íemand moet voor de kinderen zorgen – vond ik heel onprettig. Maar het maakt wel uit of hij uit de mijnen komt of dat hij thuiskomt met die enorme opwaartse energie die er nu om hem heen hangt. Nu wordt er weer gesproken over een verfilming van De Pannekoekencaravan.’

De onzekerheid die Van Roosmalen parten speelde toen hij student was, is hij kwijt, zegt Richelle van Hees, een ex-vriendin uit die tijd. ‘Een paar maanden geleden zei hij letterlijk: ‘Mijn leven is interessanter dan jullie leven.’ Toen was ik wel even verbaasd, maar meteen daarna denk je dan: da’s Marcel.’ Desgevraagd zegt Van Roosmalen dat hij het ironisch bedoelde. ‘Al zit er wel een kern van waarheid in.’

De twee kinderen van Van Hees hebben hem lang een ‘rare man’ gevonden. ‘Acht jaar geleden, ze waren toen 3 en 5, kwam hij met mij binnen bij de kinderopvang. ‘Zo, hier is jullie nieuwe papa’, zei hij. De kinderen, en ook de medewerkers, waren in shock. Wie is dit? Hij begreep niet dat je dat niet kon zeggen.’

Maar ‘Marcel is Marcel’, zegt Van Hees, ‘een charmeur die iedereen voor zich inneemt, en er op de belangrijke momenten voor je is.’ Op verjaardagen appt hij nooit. ‘Maar toen ik voortijdig een kind had verloren, kwam hij vanuit Amsterdam naar Beuningen met de taxi, een bos bloemen in de hand.’

Zelfs vage kennissen weet hij voor zijn karretje te spannen. ‘Toen we op vakantie gingen naar Terschelling, heeft de partner van de sigarenboer in De Pijp ons naar Harlingen gereden’, zegt Eva Hoeke. ‘Dat kan maar één persoon voor elkaar krijgen: Marcel van Roosmalen.’

Van Roosmalen is niet alleen een goedgebekte grapjas. ‘Hij is ook gecompliceerd en een piekeraar’, zegt Hoeke. ‘Van iets kleins kan hij helemaal gestrest raken. Als iemand ziek is en mensen sturen in een appgroep ‘beterschap’ of een hartje, komt hij naar me toe: moet ik dat ook doen? Sociaal wenselijk gedrag vindt hij lastig.’

‘Ik kan me haast niet voorstellen dat ik dit heb gemaakt’, zegt Van Roosmalen over zijn achthonderd pagina’s tellende boek Totaal: zijn beste reportages.  Beeld Ivo van der Bent
‘Ik kan me haast niet voorstellen dat ik dit heb gemaakt’, zegt Van Roosmalen over zijn achthonderd pagina’s tellende boek Totaal: zijn beste reportages.Beeld Ivo van der Bent

Ook op televisie voelt hij zich niet helemaal comfortabel. ‘Daar zitten al snel twintig mensen om je heen’, zegt Van Roosmalen. ‘Dan bedenk ik van tevoren wat ik ga zeggen. Daardoor verdwijnt de spontaniteit en dóe je al snel leuk, in plaats van het te zíjn.’

Tijdens podcasts toont hij een totaal andere kant van zichzelf: minder mopperend, meer vertelplezier. In Weer een dag met Gijs Groenteman is hij volledig op zijn gemak, zegt Hoeke. ‘Dat is zijn vriend, daar is hij veilig.’ De formule is dat Groenteman de kookwekker op twaalf minuten zet, maar Van Roosmalen laat zich door het gerinkel daarvan niet tegenhouden en vertelt rustig verder: podcasts van ruim een half uur zijn geen uitzondering. Hij imiteert graag – Jan Terlouw is een favoriet.

‘We hebben eindelijk een manier gevonden om Marcel op zijn allerallerbest te horen’, zegt Groenteman. ‘Zoals hij in deze podcast is, zo kennen vrienden hem. Hij is een ongelofelijke ouwehoer – een telefoongesprek duurt altijd langer dan een half uur – doet allerlei stemmetjes en stopt nooit met grappig zijn. Ik noem hem mijn privé-Hans Teeuwen.’

Groenteman is aangever van en uitstekend publiek voor Van Roosmalen. ‘Mijn gehinnik leidt tot klachten van luisteraars. In de montage kan ik dat makkelijk wegdraaien, maar Marcel wil het er per se in hebben. Hij vindt het cult.’ Van Roosmalen: ‘Ik richt me op die lach.’

Op de radio hoorde Groenteman cabaretier Vincent Bijlo zeggen dat wat Van Roosmalen doet, makkelijk is: alles overdrijven. ‘Volstrekte onzin’, zegt Groenteman. ‘Het is ontzettend geraffineerd. Hij overdrijft precies het goede: zijn stem klinkt helemaal niet als die van Jan Terlouw, maar hij zegt exact wat Terlouw zo irritant of grappig maakt.’

Van Roosmalen heeft ‘een grote fantasie’, zegt podcastcollega Roelof de Vries. ‘Dan begint hij opeens op fluistertoon te praten over een kasteel waar de luit speelt, het haardvuur knappert en het everzwijn aan het spit draait. Dat duurt zomaar vier minuten. Ik ken niemand die dat kan.’

Schrijven vindt Van Roosmalen ‘het hoogste’. ‘Een reportage is de oervorm van journalistiek. Maar misschien ben ik wel beter in die podcasts.’

Om hem heen is een hype ontstaan, erkent hij. ‘Ik snap wel dat ik grappig ben, maar mijn huidige populariteit kan ik echt niet verklaren.’ Waar hij komt, zijn de verwachtingen hooggespannen. ‘Vaak kijken mensen naar me met een blik van: gaat hij grappig doen? Ik zeg dan: ik ben niet zo grappig. Dat vinden ze dan grappig.’

Van Roosmalen & politiek (1)

Vooral in zijn columns op Radio 1 gaat Van Roosmalen tekeer tegen allerlei politieke partijen, van D66 tot Forum voor Democratie – wat hem op bedreigingen is komen te staan. Welke partij bekoort hem wel? ‘Geen enkele’, zegt hij. ‘Ik stem op de partij die het minst zwak overkomt. De laatste keer was dat de PvdA, maar daar had ik meteen spijt van.’ Ook heeft hij weleens op de Partij voor de Dieren gestemd. ‘Maar uiteindelijk vind ik mensen belangrijker dan dieren.’ De laatste politici die hij goed vond? ‘Lodewijk Asscher, Wouter Bos en Femke Halsema.’

Van Roosmalen & politiek (2)

Met Roelof de Vries maakte Van Roosmalen een pilot voor het tv-programma Wormer22, waarin Van Roosmalen zou proberen in de gemeenteraad van Wormer te komen. Te zien is onder meer dat hij met een Obama-achtige poster met zijn hoofd in blauwrode tinten en daaronder ‘hoop’ de straat op gaat. Enkele van zijn speerpunten: de Noord-Zuidlijn wordt doorgetrokken naar een halte naast zijn huis, de parkeerplaats naast zijn huis wordt een bos en jaarlijks vindt voor zijn balkon een aubade plaats, ter ere van hemzelf. Van Roosmalen: ‘Ik wilde aantonen dat als je eerlijk tegen de kiezer zegt dat je plannen hen benadelen, je verkiezingen kunt winnen.’

Marcel van Roosmalen: Totaal: zijn beste reportages. Meulenhoff; 800 pagina’s; € 29,99.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden