Maatwerk in het verzorgingsdorp
Ook wel eens mantelzorger geweest? Niets bijzonders, het land wemelt ervan. De officiële zorg buiten de muren van ziekenhuis of instelling is nu eenmaal beperkt en de dag lang....
Tussen Gouda en Reeuwijk staat op een strenge boerderij: 'Leven is zorgen, zorgen is leven.' Maar alleen maar zorgen is geen leven. Als het te lang duurt, volgt de uitputting. Zou 'maatwerk', het credo van de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning, in zulke gevallen helpen? De Kamer boog zich deze week over die wet, die de Welzijnswet, Wet voorzieningen gehandicapten en delen van de AWBZ vervangt.
De WMO ademt de geest van Balkenendes 'herbronde' CDA: we moeten meer voor onszelf en voor elkaar gaan zorgen en niet meteen bij de overheid aankloppen. Pas als de eigen kring geen soelaas (meer) biedt, kunnen we bij de gemeente terecht. Die schakelt vervolgens, zo nodig, vrijwilligers of beroepskrachten in. Meer 'eigen verantwoordelijkheid' dus, maar ook decentralisatie. Gemeenten kunnen de behoeften van hun burgers het beste peilen, zij kennen de mensen en de lokale omstandigheden.
In de plaats van akelig precies omschreven, uniforme rechten - op een scootmobiel, rollator of thuiszorg - treedt het oordeel van plaatselijke (ambtelijke) deskundigen. Landelijke regelingen worden vervangen door een lappendeken van lokale voorzieningen. Maatwerk verdringt confectie, rigide rechtsgelijkheid maakt plaats voor beleidsconcurrentie. De telefoonnummers kunnen weg, want er komt één loket. Doen zich misstanden voor, dan roept de Kamer niet langer de bewindspersoon op het matje, maar treedt de gemeenteraad kordaat op.
Maar de Kamer, of beter: de leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, deinsde unaniem terug voor zoveel overdracht van bevoegdheden. Zij vond de zorgplicht van de gemeenten vrijblijvend en zadelde de lagere overheid per amendement op met enkele harde verplichtingen.
Iedereen vindt gemeentelijke autonomie een groot goed, iedereen is tegen bureaucratie. In principe althans - niet als het erop aankomt, als decentralisatie en maatwerk ertoe kunnen leiden dat je in de ene gemeente een traplift krijgt en in de andere niet. Opportunisme is hieraan niet vreemd, zoals Gerdi Verbeet(PvdA) demonstreerde: 'Mijn partij is vol van vertrouwen in gemeenten. Zeker in onze eigen ambitieuze wethouders. Maar zolang er wethouders zijn zoals Pastors in Rotterdam, die voedselbanken geweldig vindt, wil de PvdA toch maar liever een aantal zaken goed geregeld zien.'
Maatwerk is mooi, als wij het maar voor het zeggen hebben. Al even opportunistisch claimde de PvdA onder de kabinetten-Balkenende - vaak met hulp van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten - in allerlei kwesties lokale zeggenschap. Voor 'goede' wethouders wel te verstaan. Denk aan armoedebeleid en uitgeprocedeerde asielzoekers. Hoe gaat dat straks onder een kabinet-Bos? Meer centralisatie uit wantrouwen tegen 'foute' wethouders?
De spanning tussen landelijke regelgeving en lokale beleidsvrijheid, tussen maatwerk en bureaucratische rechtsgelijkheid die de WMO blootlegt, verdient een principiëlere behandeling. Dat geldt ook voor de opvatting over de samenleving die aan de wet en zijn maatwerkideologie ten grondslag ligt. Die suggereert dat Nederland louter uit overzichtelijke plaatselijke gemeenschappen bestaat. Een beetje Ot en Sien. De buren kennen en helpen elkaar, het gemeentehuis staat knus op de brink, de vroede vaderen weten nauwkeurig wat zich onder de dorpelingen afspeelt.
Het is een misleidend beeld, nog onberoerd door Vinex-locaties, probleembuurten, gezinsverdunning en sociaal-culturele segregatie. De droge feiten van de (post)moderne maatschappij weggeretoucheerd door het warme begrip 'samenleving'. Niet voor het eerst laten beleidsmakers zich door heimwee leiden. Tijdens de nostalgiegolf in de jaren vijftig investeerden zij zwaar in wijkgedachte en opbouwwerk. Het is nooit veel geworden.
Aan de andere kant is de maatwerkideologie een tegemoetkoming aan de individualisering. Zij benadrukt - en overschat - de uniciteit van het individu en diens volstrekt eigen behoeften. Een bureaucratisch verzorgingsregime kan onmogelijk nog aan die bonte pluriformiteit voldoen. Die gedachte leeft ook sterk bij de PvdA. De Wet van de Wederkerigheid, het (zwakke) rapport van de commissie-Noten over de toekomst van de verzorgingsstaat, loopt over van maatwerk en individuele benaderingen.
In feite bundelt de maatwerk-ideologie gemeenschapsdenken, individualisering en afkeer van bureaucratie tot een onweerstaanbaar concept. Een allemansvriend, waar christen-democratie, sociaal-democratie en liberalisme mee weglopen. Eigenlijk te mooi om waar te zijn. Vooral omdat maatwerk ook een breuk betekent met het 'zonder aanzien des persoons'-beginsel van de klassieke bureaucratie. Daardoor komen de rechtsgelijkheid van de rechtsstaat en de verdelende rechtvaardigheid van de verzorgingsstaat mogelijk in de knel.
Ondanks deze tegenwerpingen verdient de WMO het voordeel van de twijfel. De gedecentraliseerde bijstand, onder Paars geïnitieerd door PvdA'er Willem Vermeend, is een machtig wapen gebleken in handen van goede wethouders. Met de WMO moet het ook lukken.