Maatschappelijk dienstbare troetelbèta

Theoretisch fysicus Robbert Dijkgraaf (47) zoekt naar de Theorie van Alles. Maar is ook een onvermoeibaar ambassadeur van de wetenschap....

Martijn van Calmthout

Of het helemaal waar is, doet er eigenlijk niet zo veel toe. Maar het verhaal gaat dat de huidige president van de statige Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, taalhistoricus Frits van Oostrom, aan de benoeming van zijn opvolger Robbert Dijkgraaf toch wat verbouwereerde gevoelens heeft overgehouden.

Omdat – zo wil het verhaal – Van Oostrom nog vaker is gefeliciteerd met de uitstekende keuze van zijn opvolger dan destijds met zijn eigen benoeming.

Aan de baan kan het niet liggen. President van de KNAW is in de Nederlandse wetenschappen een van de eervolste functies. De academie verenigt niet alleen de top van de Nederlandse onderzoekswereld, maar heeft ook tal van officiële adviesfuncties. En het runt zelf een reeks researchinstituten.

Ook Van Oostrom was geen kleine jongen. Hij deed spraakmakend onderzoek naar Middeleeuwse teksten en schreef er boeken over die, zoals zijn bestseller Maerlandts Wereld, zelfs literaire publieksprijzen wonnen.

Maar dan Robbert Dijkgraaf, die onlangs heeft toegezegd in mei aan te treden als nieuwe baas van de KNAW. President Dijkgraaf, de jongste in de historie.

Internationaal vermaard theoretisch fysicus. Bekend van televisieoptredens in het Teleac-wetenschapsprogramma Hoezo?; van zijn column in het wetenschapskatern van NRC Handelsblad; zijn voorzitterschap van de commissie die de Volkskrant Bètacanon bestiert (‘vijftig dingen die iedereen van de natuurwetenschappen moet weten’); opiniestukken in tal van kranten en tijdschriften; boekrecensies; essays.

Hij is sinds 2005 universiteitshoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, een erefunctie die hem ontslaat van bestuurlijke verplichtingen – die hij niettemin vrijelijk aangaat, binnen en buiten de universiteit. Hij bedacht en financierde (met geld van zijn Spinozapremie, de Nederlandse pendant van de Nobelprijs) de website proefjes.nl voor schoolkinderen.

Hij heeft tal van bestuursfuncties. Zoals bij het platform Bèta/Techniek en wetenschapsmuseum Nemo, en bij het Teylers Museum in Haarlem, waar zijn fameuze voorganger Lorentz zetelde. Hij zit in het bestuur van de fysicafinancier FOM. En hij is lid van Balkenendes Innovatieplatform.

Een haast eindeloze veelheid aan activiteiten, zegt in het Amsterdamse Maagdenhuis zijn collega-universiteitshoogleraar Louise Fresco. Met haar begeleidt hij onder meer de Volkskrant Bètacanon, die voortkomt uit een combinatie van passie en gevoel voor verantwoordelijkheid.

Fresco: ‘Robbert rent hier voortdurend als een wervelwind in en uit. Hij heeft soms te veel aan zijn hoofd. Maar ik zie dagelijks ook hoeveel plezier hij heeft in wat hij doet. Het enige waar hij niet goed in is, is nee zeggen als er een beroep op hem wordt gedaan.’

Veelgevraagd is Dijkgraaf zeker, ook voor openbare optredens. Daar weet de bescheiden, wat vormelijke blonde professor met zijn gouden brilletje zijn gehoor tot enthousiasme te brengen door zelf onvoorwaardelijk enthousiast te zijn. Verbaasd over de schoonheid van zijn vak en de wereld.

Telkens weer oprecht geestdriftig, bevlogen om wat de wetenschap ons laat zien en laat bereiken. En tegelijk met de natuurlijke autoriteit van een briljante slimmerik, iemand die je kan uitleggen hoe de wereld echt in elkaar steekt. Maar nooit met bravoure. Dijkgraaf is voorkomend, soms op het vormelijke af. Statig en jongensachtig tegelijk.

Hij krijgt met hetzelfde gemak een klas op de basisschool aan zijn lippen als een tent vol pop-publiek op het Lowlandsfestival in Biddinghuizen. Een troetelbèta, die ongeveer ter hoogte van zijn Spinozapremie besloot dat hij die status moet gebruiken om de wetenschap als geheel een dienst te bewijzen. De KNAW, zeggen vakgenoten, is daarop de logische kroon.

Een rasverteller noemt Nobelprijswinnaar Gerard ’t Hooft zijn voormalige pupil. ‘Robbert komt altijd heel goed uit zijn woorden. Juist het gemak waarmee hij dingen vertelt, is een gave die hem tot zo’n uitstekende ambassadeur van de wetenschap maakt. Voor jong en oud. In Nederland en internationaal.’

Dijkgraaf werd in 1960 geboren in een intellectueel en cultureel gezin in Ridderkerk.

Een kwikzilverig, slim jongetje was hij, dat behalve in tekenen al snel erg goed bleek in wiskunde, en op het Erasmiaans Gymnasium in Rotterdam zijn onverzadigbare honger naar natuur- en wiskunde ontdekte. Dat hij natuurkunde ging studeren, was logisch.

Maar eenmaal in Utrecht verging het plezier hem snel. Het schoolse onderwijs vormde geen enkele uitdaging. Na vier jaar hield Dijkgraaf het teleurgesteld voor gezien en bemachtigde hij een felbegeerde plek aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam. Aanvankelijk was het een feest; de kunstwereld was een bevrijding. Tot het anti-intellectuele van de kunstenaarshorde daar hem tegen begon te staan.

Dijkgraaf keerde terug naar Utrecht, vastberaden iets in de natuurkunde te betekenen. Hij haalde in recordtijd zijn doctoraalexamen en meldde zich als promovendus bij de wereldvermaarde theoreticus Gerard ’t Hooft.

Dijkgraaf was een uitzonderlijk natuurtalent, zegt ’t Hooft zonder omhaal. ‘We hoefden hem nauwelijks te vertellen hoe hij de berekeningen moest doen voor zijn proefschrift, dat had hij zelf al uitgeplozen.’

De gedreven Dijkgraaf werd een hoofdrolspeler in een groepje uitmuntende studenten in Utrecht, waarvan hij met Herman en Erik Verlinde de spil vormde.

Deze tweeling (een jaar jonger dan Dijkgraaf) begeleidde een werkcollege waar Robbert hun meteen opviel. Herman Verlinde, vanuit Princeton: ‘Hij was een student die dingen heel snel en goed begreep. Tijdens onze promotie zijn we gaan samenwerken. Ons perspectief was van begin af aan internationaal: daar wilden we meedoen. ’

Opvallend, zegt Verlinde, was toen al Dijkgraafs vermogen om uit te leggen. ‘Zowel aan vakgenoten als het brede publiek. Dat is hem niet opgedrongen, hij heeft het met bewonderenswaardig succes ontwikkeld.’

Hun werkterrein was de toen opbloeiende snaartheorie, een zeer abstracte wiskundige manier om krachten en deeltjes te beschrijven als trillingen van superkleine snaartjes in onvoorstelbaar veel onzichtbare dimensies. Volgens aanhangers is de snaartheorie de beste kandidaat voor een Theorie van Alles die alle natuurkunde van deeltjes en krachten omvat.

Die snaarwiskunde, zegt ’t Hooft, gaat Robbert Dijkgraaf opmerkelijk gemakkelijk af. ‘Hoe ingewikkelder de multidimensionale, opgerolde en samengevouwen wiskundige structuren zijn die hij tegenkomt, hoe leuker hij het vindt. Soms staat het wel erg ver van ons bed, ook voor mij.’

Hoe hij het doet, dat denken, heeft hij in een interview geprobeerd voor te stellen als denken in blauwe spaghetti. Formules – de taal van de wiskunde – zijn gedachten achteraf. Het gaat om de beelden, de vormen, de bewegingen. Die spaghetti zou hij eens moeten schilderen, zei hij tegen wetenschapsjournalist Marcel Hulspas, maar het komt er niet van.

Dijkgraaf en de broers Verlinde gooiden internationaal al snel hoge ogen met hun werk. Na zijn promotie in 1989 belandde Dijkgraaf een paar jaar als post-doc in het centrum van de snaartheorie, het Institute for Advanced Studies in Princeton, dat ooit in het leven is geroepen om Albert Einstein naar Amerika te halen. Daar werkte Dijkgraaf ondermeer met Edward Witten, destijds gezien als de ‘paus van de snaartheorie’.

In 1992 keerde Dijkgraaf terug naar Nederland, zeker van een baan als hoogleraar mathematische fysica aan de Universiteit van Amsterdam en vastbesloten een gezin en een eigen onderzoeksgroep te stichten.

Inmiddels is hij getrouwd en heeft hij drie kinderen, die hem naar eigen zeggen dagelijks ideeën leveren over manieren om ook jonge kinderen al met wetenschap in contact te brengen. Op hun basisschool, op een steenworp van huize Dijkgraaf in de Amsterdamse grachtengordel, probeerde hij geregeld de scripts uit voor zijn website proefjes.nl.

De onderzoeksgroep heeft hij zelf jaren geleid. Nu is die, omdat hij als universiteitshoogleraar de handen vol heeft, overgenomen door zijn oude snaarmakker Erik Verlinde.

Cumrun Vafa, Iraniër van origine en hoogleraar theoretische natuurkunde aan de Harvard University, werkt, al sinds zijn promotie, met Dijkgraaf samen.

Tegenwoordig gebeurt dat in een lagere frequentie, op afstand via e-mail en incidenteel in korte, intense ontmoetingen, als hun wegen elkaar kruisen. ‘De afstand is soms zelfs een voordeel door het tijdverschil. Als ik slaap, werkt Robbert en omgekeerd.’

Vafa is een groot bewonderaar van zijn Nederlandse vakgenoot, met wie hij nog steeds geregeld publiceert in vooraanstaande bladen. ‘Robbert is heel creatief en precies tegelijk. En hij weet zijn precisie steeds op een zachtzinnige en vriendelijke manier over te brengen.’

Dijkgraaf, zegt Vafa, mag nog steeds internationaal een van de invloedrijkste snaartheoretici worden genoemd. ‘Hij heeft bruggen tussen de wiskunde en de natuurkunde gebouwd die nog jaren bruikbaar zullen blijken. Zijn werk heeft een helderheid die je zelden tegenkomt.’

In die zin is zijn nieuwe aantreden als KNAW-president volgend jaar niet alleen goed nieuws, zeggen Vafa en bijvoorbeeld ook Gerard ’t Hooft. ‘Ik hoop maar dat hij nog wat tijd overhoudt om echte wetenschap te blijven doen’, aldus de Nobelprijswinnaar.

En mede-Maagdenhuisbewoner Louise Fresco: ‘Tussen veel doen en goed doen heerst natuurlijk altijd een delicaat evenwicht. Alleen Robbert zelf kan dat beoordelen.’

Dijkgraafs ‘Praktijk van Alles’ noopt hem overigens al jaren tot inventiviteit. Zoals afgelopen zomervakantie, toen het hele gezin zich in de bergen van Colorado terugtrok. Daar is skioord Aspen in de zomer het toneel van summer schools voor de crème de la crème van de theoretische natuurkunde, van studenten tot hoogleraren. Terwijl Pia en de kinderen van de bergen genoten, was Robbert weer even one of the boys. Zoals theoretici dat het liefste doen: hangen op de bank, schoolbord erbij, praten, argumenteren, schetsen, elkaar vliegen afvangen en suggesties aanreiken. Even thuis, haast.

Anderzijds heeft Louise Fresco het geregeld met kantoorgenoot Dijkgraaf over het feit dat veel goede wetenschappers hun neus ophalen voor bestuurlijke en maatschappelijke functies – waar je inderdaad geen publicaties mee scoort. Onthutsend, vinden ze beiden. Fresco: ‘Maatschappelijke dienstbaarheid doet een groot beroep op visie en analytisch vermogen. Vergelijkbare kwaliteiten als in de wetenschap cruciaal zijn.’

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden