Lofzang op de vrije markt misstaat de PvdA
De markt is een ondeugdelijk instrument om maatschappelijke vraagstukken op te lossen, omdat zij zèlf sommige problemen veroorzaakt. De PvdA moet daarom niet schromen de taak van de overheid te benadrukken, stellen Ferd Crone en Johanneke Liemburg....
DE PvdA heeft behoefte aan een discussie over de toekomst van de partij om de band met de kiezers te herstellen. Die discussie zou niet in de eerste plaats moeten gaan over de vraag hoeveel marktwerking of liberalisme de moderne sociaal-democratie wenselijk acht. Rick van der Ploeg en Marjet van Zuylen hebben het daar wel over in Forum van 28 april 1995. Met jubeltonen begeleiden zij de lezer naar hun links-liberale samenleving.
Zij willen de burger zoveel mogelijk eigen verantwoordelijkheid geven. Zij onderscheiden zich van de rechts-liberalen in de VVD, door juist ook de overheid een belangrijke rol te geven, als de markt faalt. Zij zien de markt als doelmatig middel, in plaats van als doel.
Met deze algemene stellingname kan bijna iedereen het eens zijn. Het zoeken naar het evenwicht tussen de individuele vrijheid van burgers en bedrijven aan de ene kant en de regelende overheid aan de andere kant, is per definitie de taak van politieke partijen. Het gaat in de politiek echter om meer dan de vraag wie de beste evenwichtskunstenaar is.
De kiezer zal willen weten met welke eigen inbreng de evenwichtskunstenaars tot hun prestatie komen. Hoe sluiten ze hun compromissen? Welke samenleving staat hen voor ogen?
De recente verkiezingsnederlaag van de PvdA bewees niet alleen dat de partij er onvoldoende in is geslaagd de belangen te verbinden van enerzijds de moderne, goed opgeleide, goed betaalde middenklasse en anderzijds de traditionele arbeidersklasse. De nederlaag wees er ook op dat de PvdA een duidelijker gezicht moet krijgen. Oude idealen en uitgangspunten voldoen steeds minder als kader voor ingrijpende veranderingen in de samenleving.
Bij die veranderingen gaat het bijvoorbeeld om de toenemende internationale concurrentie door integrerende wereldmarkten, snelle technologische veranderingen, individualisering en een grotere mondigheid van de burger, onder andere door een hoger opleidingsniveau.
Dat zijn stuk voor stuk ontwikkelingen die wijzen op de beperkingen van het sturend vermogen van overheden. Dit lijkt er voor te pleiten meer aan de markt en de verantwoordelijkheid van de individuele burger over te laten. Dan zitten we ook nog in een coalitie met liberalen, dus waarom zouden we het kompas niet richten op nog meer marktwerking?
Omdat daar grote bezwaren tegen zijn. In de eerste plaats is de markt niet meer dan een coördinatiemechanisme tussen vragers en aanbieders van diensten (zoals arbeid) of produkten. De uitkomst daarvan is niet per definitie optimaal. Daarvoor moet aan strikte voorwaarden worden voldaan. Zo moet de markt doorzichtig zijn en moeten de machtsverhoudingen evenwichtig zijn.
Zijn ze dat niet, dan kan het resultaat rampzalig zijn en leiden tot uitbuiting en onevenredige verrijking. Een vrije markt kan dan ook niet bestaan zonder een sterke overheid, die eigendomsrechten beschermt en de spelregels van de markt streng bewaakt.
In de tweede plaats ziet de markt veel over het hoofd. Die zorgt er zelf niet voor dat aantasting van het milieu wordt voorkomen, of armoede bestreden. Zeker niet als het milieu niet financieel loont en er geen vraag is naar jouw arbeidskracht.
In de derde plaats wordt de markt niet voor niets vaak geassocieerd met het vooropstellen van het eigen belang, zelfs met egoïsme. De markt is hardvochtig, je moet je huid duur verkopen, anders pikt een ander je marktaandeel in. Als het gaat om goederen, vinden we de tucht van de markt meestal plezierig, omdat die leidt tot een betere verhouding tussen prijs en kwaliteit.
Maar op een vrije arbeidsmarkt zullen werkgevers en de best getalenteerden aan het langste eind trekken, ten koste van diegenen, die het wat minder goed met zichzelf hebben getroffen. De markt haalt nu eenmaal niet het mooiste in de mensen naar boven, animal spirits noemen economen dat.
Sociaal-democraten die zich te gemakkelijk overgeven aan de vrije markt en liberalisme gaan voorbij aan de historische betekenis van hun beweging. Het waren de sociaal-democraten die zorgden voor het inpassen van de markt in een sociaal kader. Zij stelden de eisen, van de achturige werkdag, tot het instellen van een bestaansminimum.
Uit de dynamiek van strijd en onderhandeling kwam tenslotte een compromis: het kapitalisme met het menselijke gezicht, het zogeheten Rijnlandse model. Nergens ter wereld hebben liberalen die randvoorwaarden afgedwongen. Wat rechtsliberalen claimen is het primaat van de markt boven het primaat van de overheid, terwijl ze in werkelijkheid nooit zonder elkaar konden.
Zou dat onder 'paars' anders gaan? Zouden de liberalen nu ineens wel voorop lopen bij het stellen van sociale voorwaarden en randvoorwaarden op het terrein van het milieu? Wij denken van niet. De PvdA doet er in ieder geval goed aan eigen eisen voor de toekomst van onze samenleving te formuleren. Géén vrije arbeidsmarkt waar steeds minder mensen steeds harder moeten werken. Hun hogere produktiviteit wordt weliswaar vertaald in hogere individuele koopkracht, maar ook in banenverlies.
Beter is te blijven streven naar een ontspannen arbeidsmarkt, waarin de produktiviteitswinst die nodig is om het hoofd te bieden aan de internationale concurrentie, niet wordt omgezet in grotere inkomensverschillen, maar in meer vrije tijd, verlofregelingen voor zorgtaken en onderwijs en in meer banen. De markt kan zoiets niet zelf realiseren, omdat werkgevers en werknemers die voorop lopen, daarmee hun individuele marktpositie verslechteren.
Verder, ten einde het milieu te beschermen, zal een beroep moeten worden gedaan op de bereidheid van individuen om selectief hun consumptie te beperken, waar de markt juist probeert hen te verleiden tot het consumeren van steeds meer. Dan zijn we meteen bij het fundamentele politieke dilemma, dat maakt dat liberalisme en individuele verantwoordelijkheid als het erop aan komt een slechte leidraad zijn voor het oplossen van grote maatschappelijke vraagstukken.
De markt kan die vraagstukken niet alleen oplossen, omdat zij deze soms zelf veroorzaakt. Daarom is dus die overheid nodig, samen mèt andere maatschappelijke organisaties.
Die overheid stelt niet het 'voor wat, hoort wat' van de markt centraal, maar de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor het oplossen van problemen.
EEN PvdA die een draagvlak zoekt bij mensen die de sociale dimensie belangrijker vinden dan het individuele eigenbelang, is niet geloofwaardig als ze zichzelf uitroept tot links-liberaal, tot een partij die voor de markt is, tenzij die markt correctie behoeft. Dat defensieve uitgangspunt zet de werkelijkheid op zijn kop.
Voor ons moet steeds aannemelijk worden gemaakt, dat de markt het meest efficiënte instrument is om een concreet maatschappelijk doel te bereiken. Wij moeten ons niet tot slaaf van de markt laten maken; de markt hoort een dienaar te zijn van de samenleving.
Ferd Crone en Johanneke Liemburg zijn leden van de PvdA-fractie in de Tweede Kamer.