Liever geen vreemd label op het tapijt

WAT DE Rolling Stones zijn voor de rock 'n roll, zijn de Indiërs voor de democratie: de greatest show in the world....

ROB VREEKEN

Naast vele zegeningen bezorgt de democratie India soms hoofdpijn. Misstanden kunnen in het open politieke klimaat breeduit worden geëtaleerd. Pers en actiegroepen hebben alle vrijheid de wereld te tonen hoe autoriteiten falen, hoe zwakke groepen verpulverd raken.

De zwaksten van de zwaksten zijn ongetwijfeld de kinderen van de paupers. Op grote schaal worden zij ingeschakeld in de economie. Hoe groot die schaal is blijft onduidelijk. We hebben zeventien miljoen werkende kinderen, zegt de Indiase regering. Ngo's houden het op 115 miljoen.

In het Westen groeit de aandacht voor kinderarbeid in ontwikkelingslanden. Reportages over schapen van acht, negen jaar die worden afgebeuld in bedompte fabriekjes verscheuren menig kijkershart. Consumenten vragen om garanties dat tapijten en kleding niet door kinderhandjes zijn gemaakt.

India speelt hier - tegen wil en dank - een voortrekkersrol. Is het probleem elders minder erg? Natuurlijk niet. Maar in Iran is het nu eenmaal lastig documentaires maken.

En dus was het de ambassade van het pluriforme India dat vorige week in het Haagse Promenade Hotel een symposium belegde over boycotacties tegen kinderarbeid waarin een baaierd aan meningen aan bod kwam, óók meningen die de Indiase regering ongaarne hoort.

Want op het eerste gezicht lijken de tegenstellingen scherp. In een begeleidend schrijven heeft de ambassade het over een campagne van 'zekere belangengroepen' die het imago van India willen schaden, met 'twijfelachtige motieven en doelen', uitgaande van 'gemanipuleerde cijfers' en 'valse sympathie' met de betrokken kinderen.

Zou daarmee worden gedoeld op Max van den Berg? Zijn organisatie geeft immers steun aan Rugmark, het keurmerk voor kinderarbeid-vrije tapijten dat bij de Indiërs zoveel irritatie wekt?

Het is niet te hopen, en eigenlijk ook niet aan te nemen. De sympathieke Novib-directeur stak in dat hotel een genuanceerd verhaal af, waarin besef doorklonk voor de krachtsinspanning die nodig is om zo'n omvangrijk verschijnsel te bestrijden. Van het simpelweg afschaffen van kinderarbeid kan geen sprake zijn. Wie het kinderen totaal onmogelijk maakt een bijdrage te leveren aan het magere gezinsinkomen, kan meer problemen scheppen dan oplossen.

Maar eigenlijk erkende iederéén achter de forumtafel de complexiteit van de materie. Zoals de vertegenwoordigers van overheid en bedrijfsleven in India met kracht onderschreven dat kinderen idealiter tot hun zestiende leren en spelen en onbezorgd opgroeien. Maar geef ons tijd, zeiden ze. En houdt rekening met de maatschappelijke werkelijkheid, die verwarrender is dan de Europese koper van Aziatisch textiel beseft.

Het meest verwarrend, in al zijn genuanceerdheid, was Ben White, onderzoeker aan het Institute of Social Studies in Den Haag. White werd in augustus al in deze krant geïnterviewd; zijn meningen krassen de brave westerse lezer soms over de ziel. Kinderen hebben er recht op te werken, zegt White.

Zelfs in Nederland wordt dat recht sinds kort erkend. Minister Melkert - verklaard voorstander van consumentenacties tegen dubieuze tapijten uit Azië - bepaalde onlangs dat kinderen vanaf hun dertiende twee uur per schooldag mogen werken, en zes uur op andere dagen.

Het ideaalbeeld van het tot zijn zestiende louter lerende kind is irreëel en kan volgens White als uitgangspunt zelfs schadelijk zijn. Neem Bangladesh. Daar werden in 1993 55 duizend kinderen ontslagen door textielfabrikanten die bang waren voor westerse boycotacties. Unicef onderzocht wat er met de kinderen gebeurde. Niet één was naar school gegaan. De helft had werk gevonden in kwalijker sectoren als de prostitutie. Veel meisjes zaten zich thuis te vervelen.

In Bangladesh en daarbuiten heeft men hiervan geleerd. Het besef is inmiddels algemeen, ook bij actievoerders tegen kinderarbeid, dat het alleen zin heeft kinderen uit de fabriek te halen indien hun een alternatief wordt geboden, en geld voor scholing.

Daarom liggen de meningen, lijkt me, helemaal niet zo ver uiteen. Ook Ben White vindt het ontoelaatbaar dat kinderen werken in bijna-slavernij of schadelijke omstandigheden. (Maar, zegt hij, dat betreft misschien 5 procent; voor de anderen is niet een verbod, maar regulering nodig.)

Organisaties als FNV en Novib beperken hun acties óók tot de sectoren met regelrechte uitbuiting. En het bedrijfsleven en regering in India hebben nu zelf een keurmerk voor tapijten ingevoerd, Kaleen (ongetwijfeld aangejaagd door het verschijnsel Rugmark). Hoezo bezwaar tegen boycots? Ook van Kaleen is het immers de bedoeling dat de consument de tapijten zònder dit label links laten liggen.

Waarom dan toch de wrevel aan Indiase kant? Een deel van het antwoord zat al in de titel van de bijeenkomst, 'sociale verantwoordelijkheid en protectionisme'. De Indiërs zien in consumentenacties een verkapte handelsbarrière. Tijdens het glaasje-na vernam ik zelfs dat de acties worden betaald door Europese tapijtfabrikanten (die hoge loonkosten hebben). Tja.

En tijdens datzelfde glaasje-na hoorde ik misschien wel het eerlijkste antwoord. 'Natuurlijk vinden wij het ook afschuwelijk als kinderen worden misbruikt als tapijtknoper', gaf de man toe. 'Maar Indiërs zijn trots, en gehecht aan hun soevereiniteit. We willen gewoon niet dat buitenlanders ons vertellen wat we moeten doen.'

Rob Vreeken

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden