Liefde van Chinavoor Duitsland onbeantwoord
Als het om Europeanen gaat, houden Chinezen vooral van Duitsers. Maar de affectie is niet wederzijds: het dedain en de angst voor China overheersen. Dat is slecht voor Duitsland, maar ook voor Nederland.
Wat weten we van de relatie tussen China en Duitsland? Bar weinig, als je het belang ervan voor Nederland tot je laat doordringen. Sinds de kredietcrisis van 2008 daalde de westerse vraag naar Duitse producten, maar de toenemende kooplust van Chinezen vormde voldoende compensatie. Duitse bedrijven zagen hun Chinese export exploderen, de producenten van auto's en machines voorop. Op de bagagedrager van Duitsland profiteerde Nederland mee. Via de band van de Duitse economie wist de Chinese groei een scherpe recessie in Nederland te voorkomen. In dat licht is kennis van de Duits-Chinese betrekkingen van vitaal belang.
Een rondgang langs Duitse China-experts en onlangs verschenen boeken van hun hand levert het beeld op van een complexe haat-liefde-verhouding. De warme gevoelens komen daarbij vooral van Chinese zijde. Het respect voor de kwaliteit van alles wat Duits is, is groot. De industriële inslag van de economie, de degelijkheid en de hoogwaardige technologie van hun producten, het harde werken van Duitsers (in tegenstelling tot andere Europeanen) - het zijn allemaal factoren die bijdragen aan de Chinese perceptie van Duitsers als de meest serieus te nemen Europeanen.
Historische argumenten, die bij Chinese leiders altijd zwaar meewegen, werken verder in Duits voordeel. De Tweede Wereldoorlog speelt voor hen nauwelijks een rol (Mao interpreteerde die als een Europese oorlog). Belangrijker is de negentiende eeuw, toen China tijdens de 'eeuw van vernedering' niet officieel, maar dan toch wel officieus werd gekoloniseerd. Ook de Duitsers verkregen enig grondbezit, maar misdroegen zich in Chinese ogen toch veel minder dan de Britten en de Fransen, die het Zomerpaleis in Peking verwoestten.
Recenter troefden Duitse politici hun Britse en Franse collega's af met hun consistente China-beleid. Toen Deng Xiaoping in 1979 de deur van de Chinese economie openzette, onderkende de toenmalige bondskanselier Helmut Schmidt onmiddellijk het historische belang van die revolutionaire stap. Zijn opvolger Helmut Kohl zag het niet anders. Opeenvolgende rechtse en linkse regeringen hebben die lijn tot vandaag voortgezet, precies het soort continuïteit waar de Chinezen dol op zijn.
Gecompliceerd worden de verhoudingen vooral wanneer de Duitse visie op China in beeld komt. Politici en ondernemers mogen dan al decennialang de mantra 'China is een kans' uitdragen, die positieve boodschap wil maar niet doordringen tot de publieke opinie. Daar regeren bovenal angst en kritiek. Uit een enquête van het Amerikaanse onderzoeksinstituut Pew van midden vorig jaar blijkt dat Duitsers bovengemiddeld negatief over China zijn. De overheersende perceptie is die van een land dat niet democratisch is, de mensenrechten schendt, het milieu vervuilt en kopieert in plaats van creëert.
Naast de morele kritiek leeft de economische angst. In 2010 moest Duitsland de titel Exportweltmeister aan China laten. Op zichzelf is dat een logische ontwikkeling, want 82 miljoen Duitsers vullen niet meer dan een gemiddelde Chinese provincie, maar het deed het Duitse zelfbewustzijn geen goed. 'De China-invasie', luidde de titel van de artikelenserie die Bild-Zeitung vorig jaar zijn lezers presenteerde. Een tamelijk absurde stelling, want zevenduizend Duitse bedrijven investeren in China 15 miljard euro, terwijl omgekeerd nog geen miljard van Chinese bedrijven naar Duitsland gaat. Bild staat niet alleen in het inspelen op angst. Ook een kwaliteitsweekblad als Der Spiegel stelt de Chinese draak graag als een gevaar voor.
Angst vor China heet dan ook het jongste boek van Frank Sieren, de 45-jarige auteur van enkele bestsellers over het land en al zeventien jaar voor Die Zeit en het Handelsblatt in Peking werkzaam. In zijn beleving is de Duitse angst voor China niet eerder zo sterk geweest als in 2011. Ver verwijderd van zijn vaderland verbaast hij zich over die stemming, die de aandrang om de Chinezen de les te lezen lijkt te versterken. Zijn verklaring overtuigt: links Duitsland ergert zich aan de rabiate vorm van kapitalisme en de milieuvervuiling waaraan China zich overgeeft; rechts Duitsland heeft moeite met een allerminst liberale staat die in weerwil van rechtse geloofsartikelen zich succesvol met de economie bemoeit. Bovendien delen links en rechts in Duitsland een onderliggende angst, namelijk het verlies van controle 'over de vraag wat goed en slecht is (...) voor de wereld'.
Die Duitse angst uit zich in verkrampt en betweterig gedrag, dat in China doorgaans het tegenovergestelde effect sorteert van wat de bedoeling is. Illustratief is de kritiek die vorig voorjaar in de Duitse media op de eigen regering neerdaalde, omdat in samenwerking met de Chinese autoriteiten een grote tentoonstelling over de Duitse Verlichting was georganiseerd, nabij het Plein voor de Hemelse Vrede. Belachelijk, luidde de kritiek, hoe kon je uitgerekend op die plek samenwerken met een regime dat een kunstenaar als Ai WeiWei het leven zuur maakt?
Sieren betoogt dat juist de haviken in de Partij bij dit soort felheid garen spinnen. Dat is enigszins speculatief, maar wel aannemelijk. Want net als de Europese critici vinden ook de haviken zo'n culturele manifestatie met aandacht voor het Europese Verlichtingsdenken maar onzin. De westerse mediakritiek op China bevestigt hen daarin. De verliezers zijn dan de Chinese hervormers die het evenement, net als de westerse organisatoren, als een bescheiden bijdrage zien aan het verder openen van China - niet alleen voor hamburgers en luxe handtasjes, maar ook voor Europese cultuur. Voor de Nederlandse lezer dringt zich de parallel op met de al even betweterige kritiek toen een Nederlandse schrijversdelegatie China bezocht.
Andere China-experts in Duitsland pogen eveneens het kritische beeld van China te kantelen. Net als Sieren streeft ook de Berlijnse hoogleraar Eberhard Sandschneider ernaar zijn landgenoten bovenal meer realiteitszin bij te brengen. Hij hanteert daartoe vooral economische argumenten. De vrees dat Chinese investeerders Europese bedrijven massaal gaan opkopen, een vuurtje dat de media bij iedere investering graag aanwakkeren, vindt hij misplaatst. 'Eerder hadden we die angst voor Japan in de jaren tachtig en we zijn zelfs nog voor de communistische landen in de jaren vijftig bang geweest. Wat China in de afgelopen dertig jaar heeft gepresteerd, is extreem indrukwekkend, maar het is uitgesloten dat het land in de komende dertig jaar net zo hard doorgroeit. Het is een land dat vergrijst zonder sociaal zekerheidsstelsel. Ze kunnen dit misschien vijf of tien jaar volhouden, maar niet langer. Dan gaan de kosten van de vergrijzing opspelen.'
Dat neemt niet weg dat Europa ruimte moet maken voor de nieuwe grootmacht. In zijn boek bepleit Sandschneider een 'succesvolle afdaling' van ons continent. Zinloos zijn in zijn ogen de diplomatieke pogingen van dit moment om bij de Chinezen erop aan te dringen 'dat zij onze regels over de internationale orde toch vooral moeten begrijpen. Chinezen willen dat helemaal niet. Die willen vooral hun eigen regels gaan doorvoeren.'
Nadenken over mogelijke compromissen tussen de westerse en de Chinese benadering is zinniger, meent hij.
Een realistische visie begint bij het opbrengen van meer interesse voor China - een leerproces waar omgekeerd de Chinezen veel verder mee zijn. 'Chinese beleidsmakers volgen onze debatten tot in de details', weet Sandschneider. 'Maar wij halen nog altijd onze neus op voor hun interne discussies over het milieu, sociale zekerheid, enzovoort.' De hoogmoed die daaruit spreekt, werd onlangs door oud-bondskanselier Helmut Schmidt op een discussiemiddag in Berlijn gehekeld. Uit de zaal kwam de vraag, of 'de Duitse democratie een voorbeeld voor China kan zijn'?
'Absoluut niet', bitste de 93-jarige Schmidt, nog altijd glashelder redenerend. 'Duitsland is Duitsland en China is China. De vraag verraadt Duitse arrogantie. Als Duitsers zijn wij wel de laatsten om anderen lessen in parlementaire democratie te geven.' Behalve realiteitszin wenste Schmidt de Duitsers bovenal meer begrip voor China toe. Dat China economisch interessant gevonden wordt, is duidelijk, maar de intellectuele belangstelling is ernstig achtergebleven. Duitse scholen zouden niet alleen over de oude Romeinen en Grieken, maar ook over de Chinese cultuur moeten leren. Kennis moet leiden tot begrip en dat moet weer uitmonden in respect. 'Dat heb ik voor China', zei Schmidt unverfroren, alle vragen over mensenrechten en democratie parerend. Zijn landgenoten zijn helaas nog lang niet zover - en Nederlanders al evenmin.
Frank Sieren: Angst vor China.
Econ; 447 pagina's; € 20,60.
ISBN 978 3 430 30041 4.
Eberhard Sandschneider: Der erfolgreiche Abstieg Europas.
Hanser; 196 pagina's; € 20,50.
ISBN 978 3 446 42352 7.
'PROTESTEREN WERKT CONTRAPRODUCTIEF'
De gebrekkige naleving van mensenrechten in China raakt in Duitsland om historische redenen een gevoelige snaar - de neiging om er openlijk schande van te spreken is er beduidend groter dan elders in Europa.
Maar hoe effectief is dat? Onder Duitse China-experts tekent zich daarover een consensus af: publieke stellingnamen werken niet.
Zo ergert Viola von Cramon, de China-woordvoerder van de Groenen in de Duitse Bondsdag, zich aan collega-parlementariërs die via persberichten hun solidariteit met Chinese dissidenten uitspreken zonder daarover in een dialoog met China te gaan. 'Dat werkt volkomen contraproductief, het maakt de Chinezen iedere keer woedend en helpt de mensen in de gevangenissen bovendien helemaal niet.'
De linkse politica krijgt bijval uit onverdachte hoek: sinoloog en schrijver Tilman Spengler, die vorig jaar nog de toegang tot China werd geweigerd omdat hij een lofrede op enkele dissidenten had uitgesproken.
Spengler: 'Als iemand een doof oor toont voor onze oproepen tot menselijke waardigheid, zoals de Chinese regering doet, dan zou ik het medische advies volgen om dat oor niet vol te blijven stoppen. Dat betekent niet dat we het moeten opgeven, maar onze methoden moeten aanpassen. Dus ga niet door met het tegen een muur oplopen om bij het thuisfront de indruk te wekken dat je acties, hoewel volkomen nutteloos, toch enorm dapper zijn.'
undefined