Lachen als wapen

Voor de elfde keer geeft bondscoach Gerrie Knetemann leiding aan de Nederlandse WK-ploeg. Zelf oud-wereldkampioen (1978) was het in zijn eerste jaar bijna raak (Steven Rooks werd in Stuttgart tweede achter de Italiaan Bugno) maar die prestatie werd nooit verbeterd....

door Marcel van Lieshout

TOEN GERRIE Knetemann in maart van dit jaar vijftig werd, nodigde hij alleen mensen uit 'die ik écht, écht aardig vind'. Dat werd een trip met zijn vijven – Gré, dochters en schoondochter – naar Amsterdam.

Een 'heerlijk dagje' anders, knipoogt de oud-wielrenner. Terug naar de stad waar het allemaal begon, een halve eeuw terug in de Bloys van Treslongstraat. 'Vijftig worden vind ik geen prestatie. Je wordt het vanzelf. Hier spreekt de wielrenner die wéét hoe moeilijk het is om iets te presteren.'

De 'mens Knetemann' vindt het wel prima zo, lekker kalmpjes op de achtergrond en in de geborgenheid van het gezinsleven, maar die mens is ook nog eens oud-beroepsrenner – eentje die niet over het hoofd kon worden gezien – en ook nog eens bondscoach.

Dus: in Lissabons immense stadspark Monsanto, lokatie van de wereldkampioenschappen wielrennen op de weg, is het dezer dagen alsof er geen einde komt aan de vriendenkring van Gerrie Knetemann.

De 'wielerfamilie' is zo groot dat er toen in maart bussen en bussen aan te pas hadden moeten komen voor dat dagje Amsterdam.

Het is handen schudden hier, klappen op schouders uitdelen daar voor de man die zich ogenschijnlijk anoniem langs het parkoers ophoudt – petje op het hoofd, een uiterst sjofel jackje dat alleen via het rugopschrift Nederland verraadt dat we hier niet met Oost-Europese makelij van doen hebben – maar onophoudelijk wordt aangesproken.

En geen babbeltje zonder begeleiding van de bekende vette lach.

'Alles gut?', wil de Zwitserse bondscoach na het fysieke begroetingsritueel weten. Nou en of alles goed is bij de Nederlandse ploeg, bevestigt de ambtsgenoot. Dekker, Boogerd, ze zijn er helemaal klaar voor. 'Unser Beat Zberg auch!', weet de Zwitser. 'Mooi', vindt Knetemann, 'heel mooi zelfs' want – verwijzend naar de Nederlandse profploeg bij wie Zberg in dienst is – 'nóg een sterke knecht voor ons!' Bulderend gelach.

Ha, daar is 'Poeleke', oftewel Adrie van der Poel, oud-renner en tegenwoordig co-commentator bij Eurosport. Als de handen eenmaal weer doelloos langs het lichaam hangen bespreken Van der Poel en Knetemann uitputtend de zwaarte van het WK-parkoers.

Lijkt een beetje op dat van Oslo in 1993 toen Lance Armstrong als 'broekie' won, maar eigenlijk Frans Maassen had moeten winnen, vindt toenmalig Oslo-ganger Van der Poel. Er zitten twee venijnige klimmetjes in het parkoers, 'maar in feite is het daarna één lange afdaling naar de finish', oordeelt de man die vorig jaar zijn ultra- lange wielercarrière beëindigde.

Zo gepassioneerd vertelt Poeleke over de moeilijkheidsgraad van het WK-parkoers dat de vraag gewettigd lijkt of hij soms . . .

'Bè-je-gek! Ik heb niet eens een fiets bij me.'

Dit 'nieuws' doet zelfs Gerrie Knetemann voor even zwijgen. Maar hij herpakt zich snel. 'Dit parkoers zou ook wel wat voor mij zijn geweest. Wat nou het zwaarste van de afgelopen jaren was? Colombia was niet misselijk hoor. Lugano in '96 was ook een tandje te zwaar voor deze jongen.'

Van der Poel: 'Daar won Museeuw! Je gaat me toch niet zeggen dat de Kneet een mindere renner was dan Museeuw?'

Wéér ligt spraakwaterval Knetemann voor even droog. Met complimenten heeft hij het altijd moeilijk gehad. Een vijftigjarige kan nog kleuren.

Altijd maar weer dat vergelijken, altijd maar weer over 'vroeger', steunt de bondscoach. Gerrie Knetemann zegt weinig op te hebben met hen die altijd weer over vroeger beginnen. Soms vergeet hij zichzelf en móet hij toch ook even.

Bijvoorbeeld als de vraag ter sprake komt of de wielersport tegenwoordig werkelijk zoveel zwaarder is dan vroeger – en de belangen zoveel groter – dat het onmogelijk is van renners te verlangen dat ze het hele seizoen, van februari tot eind oktober, hun gezicht laten zien.

'Schei toch uit! Deze jongen blikte aan het eind van het jaar ook wel eens terug en dan bleek ik er 220 koersdagen op hebben zitten. En in mijn tijd waren het ook geen misselijke ritjes, hé? Ik heb er wat gereden hoor, van die koersen van boven de 250 kilometer. Je moest wel. Je verdiende je geld op de fiets. Tegenwoordig pak je ook je geld buiten de koers. Renners mogen van sponsors hun momenten kiezen, da's het verschil.'

Niet dat hij het de hedendaagse generatie misgunt, verre van. 'Het blijft een keihard vak. Dat die jongens nu meer centen pakken dan ik vroeger is toch prima?' Zo spreekt hij ook bewonderend over de toegenomen mondigheid van renners. 'De mensen denken altijd maar dat die arme rennertjes worden uitgeknepen door hun sponsors, de speelbal zijn van hun bazen. Hou eens lekker op! De renner van tegenwoordig kan heel goed voor zijn zaak opkomen. Niet de sponsor maar hij is de baas!'

Voor de elfde keer staat Knetemann aan het hoofd van de Nederlandse WK-ploeg en dat de mondigheid van renners is toegenomen ervaart hij aan den lijve. Het begint langzamerhand een 'traditie' te worden dat Michael Bongerd voorafgaand aan een wereldkampioenschap de bondscoach verbaal attaqueert.

Bongerd ziet voor zichzelf grote kansen weggelegd op het venijnig heuvelachtige parkoers van Lissabon en heeft zo ongeveer het hele naseizoen afgestemd op de dag van morgen . Na de wereldbekerwedstrijd Clasica San Sebastian, half augustus, sprak Bongerd de bondscoach via de media aan: Knetemann moest 'snel' zijn WK-selectie rondmaken en die moest vooral ook 'zorgvuldiger' dan voorheen worden samengesteld.

'Ho, ho', riposteert de aangesprokene, 'let op de woordkeus van Boogerd. Hij had het niet over zorgvuldiger, maar over zorgvuldig. Daar is deze jongen het natuurlijk van harte mee eens. Trouwens: wie belde me die maandag na San Sebastian? Boogerd. Zo is ie ook wel weer.'

Knetemann is er in getraind problemen weg te lachen 'want lachen is ook een wapen'. Welnee, verzekert hij met stemverheffing, dat almaar lachen is geen acteren. 'Ik bén zo.' Volgt de zoveelste wandtegelspreuk.

Niettemin slaagt hij er niet helemaal in de suggestie weg te lachen dat het er tussen hem en Boogerd regelmatig moeizaam aan toe gaat. Zuchtend en puffend geeft de bondscoach toe dat hij de tactische plannen voor morgen liever met die andere kopman, Erik Dekker, doorpraat.

Hagenaar Michael Boogerd, nooit op het mondje gevallen, versus Amsterdammer Gerrie Knetemann, ook al allerminst een stille, mogelijk dat de stadse afkomst en beider naturen de onderlinge verstandhouding bemoeilijkt.

'Zou kunnen, zou kunnen', weegt de bondscoach zijn woorden. 'Laat ik het zo zeggen: als ik problemen heb met iemand dan spreek ik die persoon er meteen op aan. Recht in het gezicht, geen gedraai. En ik ben nogal een uitgesproken type. Boogerdje heeft dat ook, ik herken mezelf wel wat in hem. Maar ik heb natuurlijk ook wel eens kritiek op zijn keuzes.'

Wielrennen doe je ook met je hersens, vindt Knetemann die zijn eigen imposante carrière daarvoor maar in herinnering hoeft te roepen. Toen hij er op 38-jarige leeftijd mee ophield bestond de oogst ondermeer uit een wereldtitel (1978, Nurburgring), klassiekerzeges en elf Tour- etappes. 'En zo'n groot talent was ik echt niet. Bij mij kwam het niet aanwaaien. Jan Raas, Hennie Kuiper, Aad van der Hoek, Fedor den Hertog, die jongens hadden allemaal toch heel wat meer in hun mars dan deze meneer.'

Maar 'meneer' had wél de mentale kracht (wijst op het hart) en het koersinzicht (wijst op het hoofd) om het ver te schoppen, stelt hij in alle bescheidenheid vast.

Over Boogerd: 'Het probleem is dat hij van teveel walletjes wil eten. Hij wil én dit winnen, én dat, én goede klassementen rijden in de grote rondes. Dat kan niet, je moet kiezen. Ik durf te wedden dat Boogerd in de Tour van dit jaar liever in de schoenen van Laurent Jalabert had gestaan, hoewel een plaatsje bij de top-tien helemaal niet misselijk is. Maar twee etappes winnen, wat Jalabert deed, kan Boogerdje ook. Dan moet'ie wel slimmer worden. En hij moet kiezen.'

Zoals Knetemann ervan overtuigd is dat Boogerd nog steeds grote progressie kan boeken in het tijdrijden. 'Maar je bent wat je denkt dat je bent.' Boogerd denkt dat hij die discipline nooit onder de knie kan krijgen. 'Hij is niettemin tóch naar een sportpsycholoog gegaan. Nee, daar doe ik helemaal niet lacherig over. Alles kan helpen, het tekent de beroepsernst van Boogerd.'

Niks dan lof trouwens voor diens strijdlust, voegt de bondscoach er haastig aan toe. Aan wrevel binnen de WK-ploeg heeft Knetemann geen behoefte, zeker niet nu die ploeg voor het eerst sinds jaren weer eens twee échte kandidaten heeft voor een medaille. 'Dekkertje zal er staan, dat kan niet anders.'

Met zo ongeveer een volledig Rabobankteam rondom zich – 'buitenstaanders' als Leon van Bon, Tristan Hoffman en Servais Knaven moesten wegens blessures voor het WK afzeggen – weten Boogerd en Dekker zich gesteund door vertrouwde knechten. Dat de kracht en luxe van twee kopmannen ook een zwakte kan zijn, gelooft Knetemann niet.

Dekker arriveerde dinsdag al in Lissabon (in gezelschap van Jan Boven), Boogerd en de rest van de ploeg kwamen gisteren pas aan. Nee, dat is geen aanwijzing dat er spanningen bestaan tussen Boogerd en Dekker.

'Kan best dat Boogerd nu wat jaloers is op alle publiciteit die Dekker oogst. Niks menselijks is de renner vreemd. Maar die jongens zijn profs, die rijden het hele jaar samen. Het zal nou toch niet zo zijn dat uitgerekend hier de pleuris uitbreekt?'

Zeker, Knetemann was ter plaatse toen Boogerd tijdens de Amstel Gold Race van dit jaar mismoedigd moest toekijken hoe Dekker achter de ontsnapte Lance Armstrong aansprong en uiteindelijk de koers won. Het gezicht van Boogerd stond die middag op onweer.

'Met geklaag na afloop heb ik niks. Hoeveel werd Boogerd daar uiteindelijk? Nou, hoeveel, hoeveel? Zal best dat ie hele goede benen had maar waarom werd hij dan geen derde? Waarom kon Serge Baguet nog wel uit die achtervolgende groep wegspringen en hij niet? Kom nou. Op de streep liggen de prijzen en daar ligt ook de waarheid.'

Helemaal buiten het wielermilieu treden heeft Knetemann, als renner gestopt in 1989, nooit gekund en nooit gewild. Het leuke van ouder worden is, zegt hij, dat de drang om te doceren steeds groter wordt. 'Ik heb dat heel sterk, maar ik ben ook zo'n ouderwetse ouder. Het klinkt allemaal hoogdravend, maar ik zie het toch écht zo: de jeugd iets leren, beschermen, behoeden voor misstappen.'

Hij voelt compassie voor jongeren want het leven is er allemaal niet gemakkelijker op geworden. 'Mijn generatie fietste op onbezorgdheid. Je stond nergens bij stil, er waren geen verleidingen. Als ik denk aan toen denk ik aan het gevoel van geen zorgen hebben. De druk om te presteren is nu toch wel een stukkie hoger.'

Wat nou écht leuk is van bondscoach-zijn is een paar dagen optrekken met zo'n junior als Thomas Dekker (17) die woensdag vooral zichzelf verbaasde met een zevende plaats in de tijdrit. 'Dat dat ventje heel wat kan, had ik al lang gezien. Zo'n ventje tips geven, met de auto achter hem aan rijden, dát is het.'

Zo ziet Knetemann bij nationale wedstrijden zoveel talenten rijden maar met het doorstromen naar de rangen van de professionals wil het nog steeds niet vlotten. Over de vraag waar het in de opleidingen precies fout gaat heeft de bondscoach zo zijn gedachten, maar die houdt hij liever voor zich. 'Je bent al gauw de bekende stuurman.'

Grote aandrang om zelf, beroepshalve, het opleiden van talenten ter hand te nemen voelt hij niet. 'Laat mij nou maar lekker bondscoachje spelen.' Een functie die hij bij voorkeur zélf marginaliseert. 'Ik ga mezelf echt niet belangrijker maken dan ik ben. Net zo goed als ik de rol van ploegleiders altijd een relatieve heb gevonden. Als het spelletje eenmaal wordt gespeeld kun je weinig meer betekenen.'

Zo zag bondscoach Knetemann een jaar geleden bij de Spelen in Sydney de toen in grote vorm verkerende Max van Heeswijk veel te vroeg in de aanval gaan. 'Ja, wat dacht je, dan voel je je pas echt machteloos.'

De gedachten gaan uit naar collega-bondscoach Louis van Gaal die zich, in het beslissende duel tegen Ierland, ook zo machteloos voelde langs de kant maar Knetemann voelt zich allerminst een geestverwant. 'Helemáál niet. Toen Van Gaal nog coach was van Ajax en Barcelona wist hij toch altijd zo perfect wat de bondscoaches fout deden? Raar dat hij het dan nu niet goed doet. Die man maakt zichzelf veel te belangrijk.'

Mocht hij zijn functie omschrijven dan houdt Knetemann het op 'chef- omluller'. Om te vervolgen: 'Is ook een kwaliteit, mensen vertrouwen inpraten of desnoods aanpraten.'

Nou ja, je moet ook wel 'kijk' hebben op de sport. 'Om nou te zeggen dat je de schoonmoeder van Kees Pellenaars dit klusje had moeten toevertrouwen..' 'Kijk' hebben is vooral oog hebben voor wat de knechten doen, vindt Knetemann.

Al bij de jeugd wordt er teveel naar de winnaars gekeken en te weinig naar 'de jongens die hun kloten afdraaien voor een ander.' Terwijl die eigenschap, opofferingsgezindheid, dé basis is voor een geslaagde carrière, vindt hij.

De besten van morgen? 'Als wij winnen vind ik het leuk voor die gasten maar aan mijn geluksgevoel verandert dat niks. Nee, echt niet. Ik ben een rare, daar ben ik eigenlijk de laatste zes, zeven jaar pas achter gekomen.' Volgt een rijtje van kandidaten, maar niet de door velen genoemde Jan Ullrich, 'Dat zeg ik: ik ben een rare!' Weer de hikkende lach en een dreun op een schouder.

Fluisterend: 'Maar ik ben ook een slechte in prognostieken. Altijd geweest. Je dacht toch niet dat ik in '78 de naam Knetemann had genoemd?'

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden