Kwaliteit heeft een prijs, ook in het onderwijs

Het kabinet heeft als doel van Nederland een heuse kenniseconomie te maken. Diverse bestuurders uit het onderwijs betogen dat die ambities wel geld kosten....

De officiële ambities van Nederland met het hoger onderwijs klinkenprachtig. Er wordt wat verwacht van hogescholen en universiteiten, vanbestuurders, van docenten en studenten. Nederland moet zich ontwikkelen toteen kenniseconomie van een hoog niveau en bij de top van Europa behoren.Het vergt forse inspanningen als kenniseconomie aan de top te staan.

De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) laatin haar recente publicatie Education at a glance zien dat het aantal hogeropgeleiden minder snel groeit dan in de omringende landen. Nederland blijftvolgens deze organisatie ook achter met investeringen in kennis eninnovatie. Vreemd genoeg zijn dat juist de speerpunten van dit kabinet.Niet voor niets heeft de Adviesraad voor het Wetenschaps- enTechnologiebeleid (AWT) onlangs de alarmbel geluid en het kabinetopgeroepen meer te investeren in onderwijs en onderzoek.

Met het oogstjaar van het kabinet voor de deur vinden wij dat nu hetmoment daar is de jaarlijkse dans om incidentele middelen een halt toe teroepen en aan de slag te gaan met een structureel innovatiebudget. Alleenmet structurele investeringen kunnen we de ambities van Nederlandwaarmaken.

In de afgelopen tien jaar is het bedrag per student fors gedaald. Ookde komende jaren zet de daling verder door: de uitgaven per student zakkenvan 5.600 euro in 2006 naar 5.200 euro in 2010. Dat is een treurig bedragwaarmee instellingen niet meer kunnen dan in hoog tempo studentenafleveren. Deze studenten zijn de kenniswerkers van de toekomst.Verdieping, maatwerk en studiebegeleiding zijn noodzakelijk voor eenvolwaardige opleiding. Daar moet een realistische financiële compensatietegenover staan.

Het hoger onderwijs staat de komende jaren voor de geweldige opgave meerjongeren op te leiden. Conform de Lissabon-doelstellingen wil het kabineteen stijging van het aantal hoger-onderwijsstudenten tot meer dan 50procent van de totale bevolking. De huidige randvoorwaarden laten hetechter niet toe deze ambities waar te maken zonder dat dit ten koste gaatvan de kwaliteit. Al financiert het kabinet de studentengroei, doorvergaande bezuinigingen in het verleden is de investeringsimpuls momenteeluiterst negatief. Het budget voor onderwijs blijft met 5,1 procent van hetbruto binnenlands product (bbp) achter bij het OESO-gemiddelde van 5,6procent.

Kwalitatief hoger onderwijs heeft zijn prijs. Dit valt niet te rijmenmet een verdere verlaging van de uitgaven per student. Hierdoor wordt hetonderwijs uitgehold. In een nieuw structureel innovatiebudget moet dan ookminimaal een constante investering per student worden gegarandeerd.

De investeringen van dit kabinet zijn voornamelijk incidenteel. Metalleen incidentele uitgaven zijn de instellingen weinig geholpen. Tochlijkt investeren in projecten nu boven investeren in de basisfinancieringte gaan. De extra gelden van de aardgasbaten zijn weliswaar interessant envormen een tijdelijke impuls voor nieuwe taken, maar dat is onvoldoende omde taken ook voor de langere termijn te laten slagen. Het zou toch droevigzijn wanneer broodnodige investeringen alleen uit meevallers zoals deaardgasbaten worden betaald. Investeren moet een keuze zijn in plaats vaneen toevallige meevaller.

De financiële impulsen moeten uiteindelijk terechtkomen in hetreguliere onderwijs en onderzoek. Bij een dalende uitgave per student wordthet steeds moeizamer de resultaten uit deze impulsen te behouden. Daarnaastdragen incidentele uitgaven bij aan een stijging van de bureaucratie. Iederproject brengt aparte plannen, beoordelingen en verantwoording met zichmee. Voor een ministerie dat streeft naar administratieve lastenverlichtingis dit moeilijk met elkaar te rijmen. In een nieuw structureelinnovatiebudget moeten structurele innovatiegelden dan ook bovenincidentele middelen worden ingezet.

De transparantie van de huidige begroting van OCW laat te wensen over.Er lijken middelen beschikbaar te zijn voor de verdere ontwikkeling van hethoger onderwijs maar de werkelijkheid is anders. Nieuwe beleidsprioriteitengaan ten koste van bestaande middelen. Dit drukt op de uitgave per student.

Prioriteiten als leven-lang-leren, open bestel en e-learning worden uitreguliere budgetten gehaald. Vervolgens worden voor deze prioriteitenincidentele projecten en subsidies uitgeschreven waar hogescholen enuniversiteiten op kunnen intekenen. Daarmee worden het sigaren uit eigendoos die ten koste gaan van reguliere onderwijstaken. Nieuwe taken moetengepaard gaan met nieuwe investeringen. Een euro kan maar één keer wordenuitgegeven. Reguliere uitgaven moeten worden losgekoppeld van veranderendebeleidsprioriteiten. In een nieuw structureel innovatiebudget zijnbegrotingen eenduidig en doen recht aan de werkelijkheid.

Wij verwachten meer van de huidige Onderwijsbegroting voor 2006. Onzekenniseconomie vraagt om structurele vernieuwing. Daarom roepen wij hetkabinet en de Tweede Kamer op hier alsnog inhoud aan te geven. Studenten,docenten, onderzoekers en bestuurders in het hoger onderwijs nemen samengraag de verantwoordelijkheid voor een hoog niveau van het onderwijs en hetonderzoek. Laat dan van de overheid de stimulans uitgaan van Nederland dekenniseconomie te maken die het behoort te zijn.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden