KOK SIDDERT NOG NIET
ALS één politieke partij van oudsher nauw is verbonden met het overheidsapparaat dan is het wel de PvdA. Op partijbijeenkomsten wemelt het van lieden die elkaar kennen uit het politiek-bestuurlijke circuit, ambtenarij, semi-overheid....
Die eenzijdige worteling in de maatschappij staat met enige regelmaat ter discussie. Oud-voorzitter Felix Rottenberg probeerde de versteende verhoudingen tot dansen te dwingen door, onder meer, nieuw bloed in de PvdA-fractie te injecteren. Hem stond een onbevangen, zoal niet brutaal opererende fractie voor ogen die dankzij een scherp gevoel voor culturele en maatschappelijke trends de parlementaire politiek weer smoel zou geven.
Helemaal geslaagd is die operatie nog niet. Nu was het verwachtingspatroon van Rottenberg ook wel wat overspannen. Maar daarnaast speelt de vergaande vervlechting tussen bestuur, ambtenarij en politiek de volksvertegenwoordiging nog steeds parten. Dat laatste was althans de boodschap van PvdA-fractievoorzitter Jacques Wallage, vorige week zaterdag in deze krant.
Ministers, aldus Wallage, zitten te vaak onder de duim van topambtenaren die vooral eigen departementale belangen verdedigen. En terwijl bewindslieden eigenlijk voor de Kamer zouden moeten 'sidderen', hebben ze er in werkelijkheid een makkie aan.
Het treurige resultaat is dat de democratie aan veel gewone burgers verschijnt als een onontwarbare kluwen van ambtenaren/ministers/volksvertegenwoordigers. Wallage zelf wordt vaak als minister aangesproken, terwijl hij veel liever als volksvertegenwoordiger zou worden herkend.
Dat laatste bleek een minder gelukkige anecdote, niet in de laatste plaats vanwege het traditionele monisme van zijn partij.
Rosenmöller illustreerde dat tijdens de algemene beschouwingen met een citaat uit Vrij Nederland waarin Wallage betoogde dat hij, anders dan de vrijmoediger opererende Bolkestein, in permanent contact staat met de minister-president: 'Ik heb de premier, wij bellen elkaar meerdere malen per dag.' U mag nog van geluk spreken, punchte Rosenmöller, dat de mensen u niet aanspreken met minister-president.
Dat was, erkende ook Wallage, niet alleen geestig, maar ook to the point: 'Als u mij aanspreekt op de vormgeving van het dualisme, incasseer ik dat. Mijn opmerkingen zijn ook bedoeld voor een discussie in mijn eigen partij over de vraag hoe wij met dit soort verantwoordelijkheden omgaan.'
Wat wil Wallage doen aan de betreurde branchevervaging? Naast voorstellen die al eerder in omloop waren (roulerende topambtenaren/ meer eigen onderzoek van de Kamer) deed hij een paar nieuwe, niet al te overtuigende, suggesties.
Kan huisvesting van alle ministers in een gebouw echt verhinderen dat zij als verlengstuk van hun departement gaan functioneren? Kok reageerde laatdunkend: 'daarvoor is het torentje te klein'. En Bolkestein repliceerde dat ministers die hun macht over het ambtelijk apparaat willen vergroten juist beter tussen hun ambtenaren kunnen zitten.
Wallage wil verder een Kamer van honderd leden die zich op de hoofdlijnen concentreert en - oneerbiedig gezegd - het kommaneuken achterwege laat. Bravo! Maar wordt dat (de vermoeiende grondwetsherziening nog even daargelaten) nu werkelijk bereikt door de kleine partijen met hun generalistische volksvertegenwoordigers weg te saneren? Of is daarvoor veeleer een andere mentaliteit bij grote fracties als de PvdA vereist? Ook een drastische beperking van het aantal vergaderuren, vooral van commissies, is misschien het overwegen waard.
Het onthaal voor Wallage's voorstellen was, zacht gezegd, lauw. Toch snijdt een deel van zijn analyse wel degelijk hout. Waar is inderdaad dat veel besluiten die in essentie een politiek karakter zouden moeten hebben, in het proces van beleidsvoorbereiding juist van hun politieke gehalte worden ontdaan. Niet omdat de betrokken ambtenaren van kwade wil zijn, maar omdat de politiek er onvoldoende in slaagt dat proces zo te organiseren dat er iets te kiezen overblijft.
Terecht sprak GPV-kamerlid Schutte tegenover Kok de vrees uit dat het met het grote infrastructuurprogramma van het kabinet ook zo zal gaan. Formeel besluit de Kamer, in de praktijk wordt hij geconfronteerd met een rijdende trein. Wallage sloot zich daarbij aan toen hij het kabinet liet weten dat de besluitvorming over de HSL (het kabinet negeerde toen het een brede kamermeerderheid) niet voor herhaling vatbaar was.
Zo bezien was Wallages interview in de Volkskrant minder een poging zich als een laat twintigste eeuwse Thorbecke te profileren dan een vermaan aan Kok om de Kamer, de PvdA-fractie niet in de laatste plaats, serieus te nemen.
Kok leek niet onder de indruk te zijn. Aan het slot van de algemene beschouwingen ontspon zich nog even een boeiend debat over het 'beheerste dualisme', zoals Bolkestein de houding van zijn fractie tegenover het kabinet inmiddels typeert. De staatsrechtelijke exegese van de term is van minder belang dan de praktische betekenis ervan. Na enig doorvragen van de liberale leider beloofde Wallage (met zoveel woorden) gedurende de rest van de kabinetsperiode niet meer met kostbare wensen te zullen komen. Alleen Wolffensperger hield zijn handen nog een beetje vrij.
Het mag allemaal en het is - met de verkiezingen in het vooruitzicht - zelfs begrijpelijk dat paars groot financieel gesteggel wil vermijden. Maar dit inderdaad beheerste dualisme, zal geen minister doen sidderen.