Kleedkamertaal en een roze peignoir
Op 16 augustus 2010 maakte een niet geheel onbemiddelde Georgiër, Merab Zjordania, zijn entree bij Vitesse. Hij stelde de club een kampioenschap in het vooruitzicht en, op iets kortere termijn, aankopen van topvoetballers. 'Give me two days.'
In Arnhem werd breeduit gelachen. De vorige eigenaar, een man die Maasbert Schouten heette, zei dat 16 augustus voortaan een feestdag was - mogelijk óók omdat hij aan de transactie miljoenen verdiende.
De voetbalpers reageerde sceptisch. Zjordania werd een dubieuze Georgiër genoemd, een man met een bedenkelijke reputatie. Er werden een paar smakelijke anekdotes opgeschreven, onder meer over de keer dat Zjordania tijdens een zakelijk conflict over een Turkse voetballer met een pistool begon te zwaaien, en ook over zijn gevangenisstraf in 2004.
Het was even wennen. Eigenaren en weldoeners van club waren altijd mensen van wie de jaarrekeningen keurig bij de Kamer van Koophandel konden worden gecontroleerd. (Niet dat ook maar iemand het deed, maar het had gekund.)
Ze verkochten radio's en televisies (de gebroeders Molenaar), liften (Dé Stoop) en spijkerbroeken (Nol Hendriks) en later woekerpolissen (Dirk Scheringa) of keukens (Ben Mandemakers). Er dook ook een eigenaar van een offshorebedrijf op (Frans van Seumeren). Het waren overzichtelijke tijden. Hier geen sjeiks of oligarchen die de boel opkopen en ons voetbal verkwanselen.
En toen was daar plotseling Merab Zjordania, een Georgiër die ooit met een pistool zwaaide toen het tijdens een zakelijke transactie even tegenzat.
In Arnhem begon wat Vitesse-chroniqueur Marcel van Roosmalen 'Het Grote Lachen' noemde. Nooit eerder in Nederland gebeurden er zulke vreemde dingen bij een voetbalclub. De bestuursstructuur, de geldstromen, de plotselinge overname door een Rus (Alexander Tsjigirinski) die nauwe banden heeft met Chelsea-eigenaar Roman Abramovitsj, het vertrek van Zjordania: het werd schimmiger en schimmiger, met nóg meer Hollywood en op het laatst zelfs een vleugje Sopranos.
Directeur Joost de Wit bracht naar buiten dat Zjordania had gedreigd een paar van zijn vingers af te snijden. In Het Grote Lachen aan de Rijn was dit een hoogtepunt, behalve voor De Wit. Hij vertelde dat hij talloze keren door Zjordania was bedreigd.
Het was dus met hoge verwachtingen dat ik woensdag het interview met Merab Zjordania in Voetbal International begon te lezen, ook vanwege de onheilspellende kop: 'Ze zijn niet zomaar van me af.' Op de foto's is zijn blik dreigend. De combinatie van een blauw-wit overhemd en een grijs gilet is gewaagd, maar het staat hem goed. Zjordania heeft zich niet geschoren.
Over het interview kan ik kort zijn. Merab Zjordania is een geweldige kerel, volgens hemzelf. Alles wat hij deed, deed hij uit liefde voor Vitesse, alle beschuldigingen zijn vuige leugens.
Verslaggever Stef de Bont doet zijn uiterste best, maar Zjordania laat zich niet vangen. Op een gegeven moment vraagt De Bont aan Zjordania of hij in staat is vingers af te snijden. Het is een vraag die je in een voetbalweekblad of op de sportpagina's van de kranten niet vaak tegenkomt.
Het antwoord van Zjordania: 'Haha, natuurlijk niet. Zo werk je met elkaar, dat is kleedkamertaal. Ik zou uiteraard niemand iets aandoen.'
Uiteraard. Niets is hier wat het lijkt en niemand weet nog wat waar is en wat niet. Zjordania is een weldoener, een schurk, een visionair en een fantast tegelijk. Ik vind hem best eng.
Met twee collega's ging ook Van Roosmalen bij hem op bezoek in zijn villa in Arnhem-Noord. Zjordania lag in trainingsbroek op zijn wandvullende televisie naar een Russische talkshow te kijken. 'Zijn assistente Nina droeg een roze peignoir en serveerde koffie, hond Vito (genoemd naar de gelijknamige Vitesse-mascotte) liep kwispelend rond.'
Een assistente die een roze peignoir draagt en koffie serveert, dat kon er ook nog wel bij.
Paul Onkenhout is redacteur van de Volkskrant.
Reageren?
twaalfdeman@volkskrant.nl
undefined