Klassiek en net seizoen
Mannen moeten weer in het pak, met grote schoenen...
PARIJS De mannenmode voor de komende winter wordt formeel, als het aan Parijs ligt. Zondag werden vier dagen vol mannenmodeshows afgesloten met de show van Dior Homme, in een tent bovenop het graf van Napoleon. En net als in de dagen ervoor liep er weliswaar een enkele sportschoen mee, maar er was geen jeans of T-shirt te zien.
In de visie van Kris Van Assche, een jaar geleden aangesteld als ontwerper, is Dior Homme een deftig merk met bewerkelijke kleren. Van Assche houdt van details. Hij maakt ingenieuze naden en soms enorme bandplooien in broeken, geeft zijn overhemden bollende mouwen en maakt jasjes kort zonder dat ze echt extreem klein worden.
De verzamelde modepers had reikhalzend uitgekeken naar Van Assches werk. Hij is de opvolger van de invloedrijke en alom bejubelde Hedi Slimane, wiens shows zo spectaculair waren dat alles daarna eigenlijk alleen maar tegen kon vallen.
En de show van Dior Homme wás inderdaad een stap terug. Van Assche geeft, anders dan Slimane deed, geen erg duidelijke richting aan waarin de mannenmode zich zou kunnen en moeten ontwikkelen.
Het was een bewuste keuze, om zijn werk voor Dior Homme te onderscheiden van de show voor zijn eigen merk, twee dagen eerder. Daar was hij juist helemaal van zijn voormalige overhemden-en-pakken-imago afgestapt en toonde hij spijkerbroeken, sneakers, overalls en T-shirts met de tekst ‘Fuck You All!’ erop. Een sexy en niet revolutionair beeld: gewoon zoals veel jongens op straat er al ongeveer uitzien. Met zijn eigen merk onderscheidde Van Assche zich van al zijn collega’s in Parijs, want verder liet helemaal niemand casual kleren zien.
Twee belangrijke stromingen in de mannenmode lijken de komende winter als sneeuw voor de zon verdwenen: sportswear en military. Wat dan overblijft, is verdraaid formele kleding: klassiek, vertrouwd en simpel.
Weinig trenchcoats, de van oorsprong militaire jas met dubbele rij knopen, epauletten en ceintuur, en veel eenvoudige rechte regenjassen. Fluwelen broeken en jasjes, zijden overhemden, kasjmier truien en kamelenharen jassen, liefst ook kameelkleurig. Geen legergroen ter verering van oorlogsvoering, want de oorlogen waar het Westen in verwikkeld is, zijn gênant. En geen sportieve vrijetijdskleding want er moet gewérkt worden. Zo geweldig gaat het immers niet met de wereldeconomie, en een baas die kan kiezen tussen een sollicitant in net pak of slordige spijkerbroek, kiest de eerste. Casual Friday is van de vorige eeuw. Daarom: geen slobberende, veel te lange broeken, maar op maat gesneden pantalons, vaak hoogwater.
En daar, onder die broeken, voltrok zich de opmerkelijkste trend van Parijs: een universele obsessie voor de herenschoen. Immers, onder een korte broek komen schoenen beter uit, dus die schoenen moeten móói zijn, en schoenen zijn bovendien goed verkoopbare accessoires. Het geld moet ook in een nogal saai modeseizoen natuurlijk blijven rollen.
Dus: klassieke loafers met kwastjes eraan, maar dan op enorme spekzolen (bij Yves Saint Laurent). Puntschoenen in lakleer met een massieve grijze rubberen zool bij Lanvin. Stevige struisvogelleren stappers bij Dries Van Noten.
De lompe schoenen leverden een interessant contrast met de vaak lievige kleren op: een geslaagde mix van tuttig en stoer. (Er was ook grote eensgezindheid onder de ontwerpers over kleur en materiaal van de schoen: bruin lakleer.)
De spectaculairste schoenen liet Raf Simons zien, in zijn show op zaterdagavond; klassieke veterschoenen van gevlochten leer, maar ook hier op een enorme spekzool, en een minstens zo lompe schoen die half computerdesign en half reptielenpoot leek.
Simons was, zoals bijna elk seizoen, de ontwerper die zijn nek het verst uit durfde te steken. Hoeveel mannen volgende winter rond gaan lopen in zijn combinatie van lange, nauwsluitende juten jasjes met wuft geïntegreerde sjaals en superstrakke broeken valt nog te bezien, maar godzijdank liet Simons iets anders zien dan het aloude, zeer dominante, goed gemaakte, klassieke herenpak.