ReportagePortretten van Gijzelaars
Karel van Veen schilderde de portretten van zijn lotgenoten terwijl hij werd gegijzeld in de oorlog
Kunstenaar Karel van Veen portretteerde minstens tachtig gijzelaars in Kamp Sint-Michielsgestel. ‘Alles bij elkaar genomen niet zo’n beroerd kamp. Alleen kon je ieder moment worden doodgeschoten en daar wen je nooit aan.’
Het zijn allemaal serieuze gezichten van keurige heren met boordje en stropdas, de circa dertig portretten van beeldend kunstenaar Karel van Veen (1898-1988) die in twee zaaltjes van het Noordbrabants Museum in Den Bosch aan de muur hangen. Van Veen was een gerenommeerd ‘societyschilder’, die bijvoorbeeld ook negen naoorlogse ministers-presidenten (van Schermerhorn tot Biesheuvel), koningin Juliana, prins Bernard en toenmalig kroonprins Willem-Alexander op het verfdoek vastlegde.
Binnen de kunstwereld hebben de schilderijtjes misschien niet zoveel geldelijke waarde, erkent conservator Joris Westerink. Maar het gaat vooral om het verhaal achter die serieus kijkende mannen. Want allemaal zijn ze geportretteerd tussen 1942 en 1944, toen ze vastzaten in gijzelaarskamp Beekvliet in Sint-Michielsgestel, vlakbij Den Bosch.
In mei 1942 werden in het kleinseminarie Beekvliet in ‘Gestel’ 460 vooraanstaande Nederlanders opgesloten: politici, burgemeesters, hoogleraren, schrijvers, juristen, industriëlen, dokters, musici, geestelijken. Het waren onschuldige burgers die door de Nazi’s werden gegijzeld als een soort onderpand tegen mogelijke acties van het verzet: bij sabotagedaden konden ze als vergelding worden gefusilleerd.
De latere ministers-presidenten Willem Schermerhorn, Willem Drees en Jan de Quay zaten er. Schrijver Simon Vestdijk en de musici Willem en Hendrik Andriessen. Historicus en diplomaat Max Kohnstamm of etholoog en Nobelprijswinnaar Niko Tinbergen. Veel mannen van adel ook: baronnen en jonkheren.
Openlijk anti-Duits
En dus ook kunstschilder Karel van Veen, toch een beetje een vreemd eend tussen al die notabelen. Maar hij was wel van goeden huize: zijn vader was directeur van verzekeringsmaatschappij RVS, bekend van het parapluutje. Van Veen belandde vermoedelijk in het gijzelaarskamp vanwege zijn openlijk anti-Duitse houding.
Het dagelijks leven in het kamp was zo slecht nog niet. De gijzelaars hoefden niet te werken, op het corvee voor huishoudelijke taken na. Ze kregen eten en drinken. En het kampterrein was weliswaar omheind met prikkeldraad, maar daarbinnen konden de gijzelaars zich vrij bewegen.
Ze konden buiten bij de vijver zitten, sporten of wandelen langs de sportvelden. Ze organiseerden allerlei activiteiten om de tijd te doden: van bridgetoernooien, filmavonden, concerten en tentoonstellingen tot tennistoernooien, knutselmiddagen, toneelvoorstellingen en discussieavonden.
Musici gaven muzieklessen, een tandarts hield praktijk in een kamertje (‘consult gratis, tandreparatie 50 cent’), kunstschilder Van Veen gaf tekenles. Duitse kampbewakers waren wel aanwezig, maar hielden er een licht regime op na. Van Veen begon op de zolder van het voorgebouw ook portretten van kampgenoten te maken – in het kamertje naast hem zat Simon Vestdijk te schrijven.
‘In de twee jaar dat hij daar zat, moet hij tenminste tachtig van zijn lotgenoten hebben geschilderd’, vertelt conservator Westerink. ‘Dat zijn er gemiddeld drie per maand. En waarschijnlijk zijn het er meer, want we hebben de afgelopen weken verscheidene mails gekregen van mensen die schreven: wij hebben ook zo’n portretje thuis.’
Sommige notabelen schilderde Van Veen op eigen initiatief, anderen kwamen bij hem met de vraag of ze geportretteerd konden worden. Die laatste groep moest naar draagkracht betalen – het geld liet hij naar zijn vrouw en kinderen sturen.
Zijn atelier op zolder was clandestien. De portretten waren klein van formaat, zodat ze in de houten waskistjes pasten die naar huis werden gezonden. Zo kwamen de schilderijtjes verstopt tussen de vuile was aan bij hun geliefden. ‘Het was een troost voor de echtgenote en familie’, aldus Westerink.
Bruin domineert
Van Veen gaf de notabelen ook de tip mee de portretten te omlijsten met een houten lijst. ‘Dat advies hebben ze ter harte genomen’, zegt hij gebarend naar een rijtje portretten aan de wand. ‘Ze hebben allemaal dezelfde houten lijst.’ Hij wijst ook op een andere overeenkomst: op alle portretten domineert de kleur bruin, in verschillende tinten. Westerink vermoedt dat de schilder niet alle verfkleuren tot zijn beschikking had in het kamp.
Mevrouw De Quay was zeer ingenomen met het portret van haar man, die na de oorlog commissaris der koningin in Brabant was en van 1959 tot 1963 minister-president. ‘Iedereen roept over je portret, alsof je er zelf bij zit, zo juist van sfeer’, schreef ze eind mei 1943 aan haar man. ‘Telkens loop ik er naar toe om je nog eens aan te kijken. Het wordt met de keer mooier en dan denk ik weer: ik hou toch wel veel van die kloris. Gek hè?!’
Van Veen maakte ook decorstukken voor toneeluitvoeringen. Maar hij weigerde de opdracht van de kampleiding om een portret van Hitler te schilderen aan de hand van foto’s. Na de oorlog sprak hij weinig over zijn tijd in Beekvliet. ‘Alles bij elkaar genomen niet zo’n beroerd kamp’, zei hij eens in een interview. ‘Alleen kon je ieder moment worden doodgeschoten en daar wen je nooit aan.’
Rouwband
Uiteindelijk werden acht gijzelaars weggevoerd en gefusilleerd. Onder hen was mr. Otto graaf van Limburg Stirum. Zijn broer Constant bleef achter in het kamp, met een rouwband om de arm. Als je dat verhaal hoort, kijk je toch anders naar het plechtige portret van Constant graaf van Limburg Stirum, directeur van een wijnhandel in Den Haag.
‘Het gezicht van Gestel’, heet de tentoonstelling. Het is ook de titel van een boek over het gijzelaarskamp, geschreven door Yve de Vries, onlangs gepresenteerd. De titel is een knipoog naar wat wel wordt aangeduid als ‘De Geest van Gestel’. Want katholieken, protestanten en socialisten leefden in het verzuilde Nederland strikt gescheiden van elkaar, maar zaten in het kamp noodgedwongen op elkaars lip.
‘Mannen uit verschillende denkrichtingen discussieerden met elkaar over een ideale ontzuilde maatschappij en over politieke vernieuwing’, aldus conservator Westerink. ‘Maar na de oorlog bleef er helaas weinig meer over van die Geest van Gestel en gingen de zuilen weer elk hun eigen weg.’
Volgens De Vries hebben al die discussies in Beekvliet uiteindelijk wel aan de wieg gestaan van de PvdA: ‘Er werd in het kamp al nagedacht over een brede progressieve partij na de bevrijding. Vanuit deze zogenaamde doorbraakgedachte is in 1946 de PvdA opgericht.’
Het gezicht van Gestel. Gijzelaars van Beekvliet 1942-1944, geschilderd door Karel van Veen. Tot en met 17 november in het Noordbrabants Museum in Den Bosch.
Nederland is al 75 jaar vrij – en dat wordt een jaar lang gevierd. Van de Slag om de Schelde tot de capitulatie van Japan: vanaf 31 augustus zijn er talrijke vieringen en herdenkingen in het spoor van de bevrijding, die 75 jaar geleden begon.
Ze kwamen voor de lokale vedette Abe Lenstra, en eindigden in een Duitse cel. Toen op 21 mei 1944 in Sneek de districtsteams Noord (met Abe Lenstra) en West (met Kick Smit) tegen elkaar speelden, werden 21 jonge mannen door de Duitse bezetter van de tribune geplukt. De ‘razziawedstrijd’ werd waardig herdacht , met voetbal en het Fries volkslied.
De Westerbork-commandant die tachtigduizend Joden de dood injoeg, en ermee wegkwam. Tachtigduizend Joden joeg Albert Gemmeker de dood in, maar de kampcommandant van Westerbork hoefde zich daarvoor nooit voor een rechter te verantwoorden. Journalist Ad van Liempt schreef zijn biografie en zat opgescheept met een leugenaar.