Kamer past beschaamd zwijgen over Dutchbat
De suggestie van premier Kok Nederlandse troepen naar de Moslim-enclave Gorazde te sturen, doet Jan Planqué vrezen dat de politici nog niets hebben geleerd van het debâcle in Srebrenica....
'KAMER dreigt met onderzoek naar Dutchbat', kopt de Volkskrant op maandag 28 augustus. En weer voel ik een lichte vorm van razernij opkomen. Het was net een beetje gezakt. Op 25 augustus kopte de Volkskrant namelijk: 'Kok voorstander van sturen troepen naar Gorazde'. Zijn ze nu helemaal van God los, dacht ik.
Verder lezende blijkt dat premier Kok vindt dat het blazoen van Nederland bezoedeld is door de val van Srebrenica. 'Nederland zou zich kunnen rehabiliteren', aldus Kok, daarbij gesteund door minister Van Mierlo.
Kok toont zich hier weer de technocraat die hij in wezen is. Als vakbonds/PvdA-leider tégen elke inbreuk op het sociale gebouw, hoe klein ook. Nu als regeringsleider is hij de hoofdaannemer van de sloopwerken. Toen de dienstplicht nog bestond o zo voorzichtig, maar nu de dienstplicht is afgeschaft, ziet hij het leger kennelijk als een stel huurlingen die je naar believen, voor het oppoetsen van het eigen blazoen of voor het verkrijgen van internationaal aanzien, kunt inzetten voor de meest bizarre opdrachten:
'Verdedig Gorazde, de NAVO is stand-by (maar meer ook niet), de Rapid Reaction Force is onderweg, althans schijnt onderweg te zijn, nou ja, ga er maar van uit dat ze eraan komen. De mariniers, onze jongens, zijn volgens welingelichte kringen net uit het zwembad in Split en staan zich al af te drogen. Laat je niet van de wijs brengen door de Britten en de Oekraïners die je onderweg tegenkomt en zich uit Gorazde aan het terugtrekken zijn, want dat zijn een stelletje watjes en zeker geen jongens van Jan de Wit, zoals jullie. Mochten jullie onverhoopt door de Bosnische Serviërs onder de voet gelopen worden: niets tekenen!, vecht tot de laatste man, maar denk erom dat de laatste man wel bijtijds even zijn gemak neemt om rustig zijn bevindingen naar het crisisbeheersingscentrum te faxen en voor alle zekerheid nog even met Voorhoeve te bellen.'
Nee, Wim Kok had bij mij indruk gemaakt als hij gezegd had: 'En nou kappen met die handel, het is genoeg geweest, niemand luistert naar niemand, er worden in Londen afspraken gemaakt die vervolgens in de prullenbak verdwijnen, dus nu allemaal terug naar Nederland en terug naar de kazerne. We zullen eerst in het parlement eindelijk de zeer brede en uitgebreide discussie moeten voeren over wat crisisbeheersing, peacekeeping en peace-enforcing nu werkelijk betekenen anders dan het nieuwe VN-vocabulaire van een hoog theoretisch gehalte uit de Agenda voor de Vrede dat in de Prioriteitennota zo breed wordt uitgemeten. Vervolgens wachten wij tot de reorganisaties bij Defensie zijn voltooid en alle eenheden organiek zijn geformeerd, gevuld en getraind. Als dat gebeurd is dan zullen we wel eens kijken hoe groot de internationale bereidheid van voornamelijk de grootmachten om bij crises verantwoordelijkheid te dragen en serieus in te grijpen nu werkelijk is. Op dat moment zullen we bepalen of we meedoen en als we meedoen dan ook in verhouding tot onze omvang.'
Helaas mag het niet zo zijn.
MOETEN we Kok vergelijken met de Franse president Chirac die aanbood om Srebrenica te heroveren (wetende dat dit toch niet zou gebeuren) of méént Kok het echt? Ik zou niet weten wat erger is.
Over de met een parlementaire enquête dreigende kamerleden wil ik nog wel het volgende kwijt. Veel te veel eer voor de kamerleden. Zij zijn nu wel de aller-allerlaatsten die hierover hun mond mogen opendoen. Zelden zoveel onverstand, onbegrip, eigenwijzigheid en windvanerij van kamerleden meegemaakt en gehoord als bij de uitzending van Dutchbat. Zij en zij alléén dragen de schuld voor het in een onmogelijke positie brengen van Dutchbat.
Militaire experts die toch enig verstand hebben van militaire operaties, moesten hun mond houden (Van der Vlis, Van Vuren, Couzy). Ik zou me kapot schamen als ik Van Traa, Valk, De Hoop Scheffer, De Kok of Blaauw heette. Om van Ter Beek maar te zwijgen. Denkt Relus, thans bewaker van de 'safe area' Drenthe, zittend in zijn Coevordense achtertuin met een glaasje whisky in de hand, nog wel eens aan de brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer van 3 december 1993, waarin hij schreef: . . . 'ligt het in het voornemen het Nederlandse bataljon te ontplooien in de 'safe areas' Srebrenica en Zepa. Beide enclaves zijn OMSINGELD door de Bosnisch-Servische strijdkrachten'. . .
Nee, géén parlementaire enquête. Maar wat dan? Laten wij het instrument bij uitstek in deze situatie hanteren. De debrief.
Een openbare debriefing van alle betrokkenen van het hele beleidsniveau dat zich met de zaak bemoeide: (ex)kamerleden, (ex)ministers met hun ambtenaren, de chef defensiestaf met zijn staf, de bevelhebber landstrijdkrachten met zijn staf. Laat de uitvoerders maar even met rust, die zijn inmiddels helemaal suf gedebriefd. Een voorstel voor samenstelling van de 'debriefcommissie': Generaal-majoor b.d. Van Vuren, W.L. Brugsma, H.J.A. Hofland, prof. M. Brands, dr M. van Rossum, Marcel van Dam (voorzitter), Milo Anstadt. Voor vragen kunnen zij terecht bij ondergetekende.
Jan Planqué is reserve majoor b.d. van de Koninklijke Landmacht en maakte in 1992/93 deel uit van Unprofor.