Analyse
Justitieminister Grapperhaus heeft strijd tegen ondermijning nog lang niet gewonnen, tot zijn frustratie
Er kwam een fonds tegen ondermijning en een speciaal politieteam in opbouw, maar opnieuw moet minister Grapperhaus vaststellen dat hij de strijd tegen de ondermijnende criminaliteit nog lang niet heeft gewonnen. Ook tot zijn eigen frustratie.
Op Prinsjesdag 2019 sprak koning Willem-Alexander in de Troonrede over het belang van ‘een sterke rechtsstaat die beschermt tegen criminaliteit’. De Nederlandse regering wilde haar burgers bij monde van het staatshoofd laten weten dat werd gewerkt aan een samenleving waarin mensen zich ‘zeker’ kunnen voelen.
Terwijl een dag later deze zorgzame woorden in de ochtendbladen stonden, werd in Amsterdam advocaat Derk Wiersum geliquideerd. Hij verdedigde kroongetuige Nabil B. in het Marengo-proces, waarin drugscrimineel Ridouan T. hoofdverdachte is. In Den Haag begonnen die ochtend de Algemene Politieke Beschouwingen.
Grens overschreden
Ferdinand Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid (CDA), kwam het Kamergebouw binnen en werd bovenaan de roltrap opgewacht door een haag van journalisten. De geëmotioneerde bewindsman sprak van ‘een aanslag op de rechtsstaat’ en vond dat met de moord op Wiersum ‘een grens was overschreden’.
Zijn emoties waren begrijpelijk. Juist hij had sinds zijn aantreden in het najaar van 2017 de bestrijding van de ondermijnende drugscriminaliteit als speerpunt van zijn beleid benoemd. Op de vraag die de Volkskrant hem na een jaar ministerschap stelde, hoe hij later herinnerd wil worden, antwoordde Grapperhaus: ‘Ik wil kunnen zeggen dat ik een kantelmoment in een criminele ontwikkeling in gang heb gezet.’
De achtergrond van de aanslag dinsdag op misdaadverslaggever Peter R. de Vries is nog niet duidelijk. Feit is dat De Vries optreedt als vertrouwenspersoon van dezelfde kroongetuige, de man die niet alleen zijn raadsman maar ook zijn broer (in maart 2018) door een moordaanslag verloor. Volgens de advocaat van T. is er in de zaak van De Vries ‘geen objectieve onderbouwing’ voor een link met haar cliënt. Maar dat het ‘kantelmoment’ waarnaar Grapperhaus streeft nog niet is bereikt, is met het neerschieten van De Vries zonneklaar.
Ontdaan
In zijn reactie toonde de minister zich net zo ontdaan als na de aanslag op Wiersum en ook de bewoordingen in zijn brief aan de Kamer waren vergelijkbaar: ‘Deze verschrikkelijke daad raakt aan het fundament van onze rechtsstaat en onze vrije samenleving.’ De frustrerende conclusie: ‘Excessief geweld tegen onder meer ambtsdragers, advocaten en journalisten binnen onze democratische rechtsstaat is geen taboe meer.’
Grapperhaus maakt er geen geheim van dat hij meer wil dan hij voor elkaar krijgt. Ook een moreel appèl schuwt hij niet: wie drugs gebruikt, houdt het criminele systeem in stand. Na zijn aantreden stelde hij dat de overheid ‘het onkruid heeft laten woekeren’, doelend op de prominente rol die Nederland wereldwijd speelt in de productie van xtc en de handel in cocaïne.
Infiltratie
De meest gebruikte verklaring voor de lange tijd lankmoedige drugsbestrijding is het trauma met het Interregionaal Recherche Team (IRT) in de eerste helft van de jaren negentig. Aan de gebruikte bijzondere opsporingsmethoden (zoals infiltratie en het doorlaten van drugs om zicht te krijgen op criminele organisaties) bleek na een parlementaire enquête van alles te mankeren. Bijzondere opsporing zou alleen mogelijk moeten zijn, nadat eerst een solide wettelijke basis was gelegd. Met die eis gingen jaren heen, net als met – volgens Grapperhaus – onrealistische discussies over legalisering van drugs.
Met het regeerakkoord van Rutte III werd een ondermijningsfonds ingesteld, waarvoor eenmalig 100 miljoen euro werd vrijgemaakt. Daarmee zou de aanpak van de drugscriminaliteit worden geïntensiveerd. Na de moord op advocaat Derk Wiersum kondigde Grapperhaus een Multidisciplinair Interventie Team (MIT) aan, bestaande uit politie, Openbaar Ministerie, douane, belastingdienst en marechaussee. Het MIT zou moeten uitgroeien tot een vierhonderd koppen tellend team, waarin ‘multidisciplinair’ wordt gewerkt.
Weerstand
Maar tot ‘een vliegwielfunctie voor innovatie en samenwerking’, zoals Grapperhaus het in een Kamerbrief verwoordde, is het nog niet echt gekomen. Het MIT stuit op weerstand binnen de politie, waar de personele problemen groot zijn. De verwachtingen die Grapperhaus begin vorig jaar nog koesterde over fors extra geld voor bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, moesten door corona naar beneden worden bijgesteld.
Van het geld dat er wel kwam (150 miljoen euro per jaar), gaat 55 miljoen naar de beveiliging van rechters, officieren van justitie, advocaten en journalisten. In zijn eerder dit jaar verschenen boekje De weerloze samenleving schrijft Grapperhaus: ‘Dat we alleen al hiervoor jaarlijks zo veel extra geld nodig hebben, is een naargeestig teken aan de wand voor hoeveel er nog moet gebeuren om de georganiseerde criminaliteit er écht weer onder te krijgen.’
Die observatie laat hij vergezellen van een waarschuwing. De Rijksbegroting kent twee ‘budgettaire giganten’, te weten de kosten voor gezondheidszorg en de sociale verzekeringen, en daar komt in rap tempo het klimaat bij. ‘De voor een samenleving zo fundamentele voorzieningen van justitie en veiligheid, de basis voor onze rechtsstaat, worden geleidelijk vermorzeld door de almaar stijgende uitgaven in andere domeinen.’
Grapperhaus signaleert tekorten ‘in de gehele justitiële keten’ en ‘een steeds grotere machtspositie’ voor criminele organisaties. Dat zij zich manifesteren in woonwijken en jongeren rekruteren voor criminele hand- en spandiensten, is ‘ondermijning van de maatschappij in de meest gevaarlijke en weerzinwekkende vorm’. Het neerschieten van De Vries lijkt er een navrante illustratie van.