Joodse gruwelen gaan er in het Westen nog altijd grif in

ONDER de kop 'Jeruzalem, stad met littekens' laat Jan Keulen (Vervolg, 10 juni) een Palestijnse Jeruzalemmer aan het woord, de kinderarts Amin Majaj....

LISETTE LEWIN

Moeders werden in jeeps gezet die hun baby's overreden. Vrouwen werden verkracht. Naakt zijn ze vervoerd op een vrachtwagen dwars door West-Jeruzalem. 'Een enorme vernedering. Dat was de bedoeling natuurlijk. Arabieren vinden het niet erg te vechten en te sterven. Maar het onteren van vrouwen? Dat werd gezien als iets vreselijks.'

Woedend is deze Palestijn op oud-burgemeester Teddy Kollek van Jeruzalem. Zoals die de stad heeft verpest! De joden, besluit hij, zullen nog 'spijt krijgen, wat ze met Jeruzalem hebben gedaan.' Inderdaad is Jeruzalem erg veranderd. Afschuwelijk die grote hotels! Ook Amsterdam is heel anders dan toen ik als schoolmeisje met mijn tante winkelde in de Kalverstraat. En waar bleef de Haagse binnenstad van mijn jeugd? Maar van 1949 tot juni 1967 kon je het centrum van Jeruzalem bepaald niet mooi noemen. Tussen de muren van de Oude Stad en het joodse westen, bij het stadhuis, lagen rollen prikkeldraad, puin en mijnen. Omdat geen mens zich er waagde, was het een paradijs der ratten. Van Jordaanse kant vuurden scherpschutters nu en dan op burgers die in de buurt van het stadhuis op straat liepen. Die herinnering is de grondslag voor de omstreden nederzettingenpolitiek, en daar is moeilijk afstand van te doen.

Kollek liet na '67 een derde van de oude stadsmuren uitgraven en dat is weer een aanwinst. In de Oude Stad is de joodse wijk het minst aantrekkelijk want modern gerestaureerd. De Arabieren die in 1948 Oost-Jeruzalem bezetten, joegen alle joden de eeuwenoude wijk uit. Jordanië maakte die - met alle synagogen - met de grond gelijk. De Choerva-synagoge, een onschatbaar monument, hadden de Arabieren al eerder opgeblazen. Israël vernielde in de Heilige Stad nooit een moslim-monument.

Dat de wereld zo grif aan seksuele wandaden van joden gelooft, is een voortzetting van een eeuwenoud verhaal. Altijd prijs om daarmee een menigte op te hitsen. Joden zijn pervers, bloeddorstig.

Wat gebeurde er? Op 1 december 1947, twee dagen na het VN-besluit om Palestina te verdelen in een Arabische en een joodse staat, hield Mohammed Said Hai Amin el-Hoesseini, groot-moefti van Jeruzalem, oud-vriend van Hitler, ontsnapt uit Duitsland waar men hem in Neurenberg wilde berechten, een toespraak. De joden, schreeuwde hij, hadden twee moslim-vrouwen verkracht bij de Jaffa-poort. Het sloeg nergens op maar het werkte. De menigte raakte door het dolle heen.

Leuzen gillend in ritmische Arabische spreekkoren, zwaaiend met stokken en staven, stormde het volk de joodse winkelwijk binnen in de oude stad, winkeliers afranselend, plunderend. Even later stond de wijk in lichterlaaie. 'Drijf de joden de zee in' was de oorlogskreet.

De leider van de Arabische guerrilla, Abdel Khader Hoesseini, maakte een plan om vanuit de dorpen de joodse nederzettingen te bestoken en te isoleren. Via hinderlagen zou hij de straatweg van Tel Aviv naar Jeruzalem blokkeren, zodat er geen enkel konvooi met voedsel, water of medicijnen meer door kon. De waterleiding was opgeblazen. Het leven van de Jeruzalemse joden hing ervan af of de Hagana, het joodse verdedigingsleger, in staat was dagelijks dertig zwaar beladen vrachtwagens te manoeuvreren 25 kilometer omhoog naar de stad. Bijna dagelijks, in de koude winter van 1947/48, eindigde op dat traject het leven van jongens en meisjes, merendeels studenten, van de Palmach, een afdeling van de Hagana. Uitgebrande karkassen langs de weg bij Kastel herinneren daar nog steeds aan.

In Jeruzalem waren aanslagen over en weer die veel doden kostten en een veelvoud aan verminkten. De Arabische guerrilla's waren bezig de slag om de wegen te winnen. De joodse nederzettingen waren geïsoleerd. Het lot van joods Jeruzalem hing af van de vraag wie het strategische dorp Kastel in handen had. De Arabieren namen het dorp in maar bij het schietgevecht sneuvelde hun leider Abdel Khader Hoesseini. De veroveraars verlieten het dorp om te rouwen en naar de begrafenis te gaan.

Op vrijdagochtend 9 april 1948, trok een legertje van joodse extremisten, van de Irgoen Zvai Leumi en de Stern-groep, naar het vreedzame steenhouwersdorpje Deir Yassin, tegen de berghelling, in de buurt van Kastel. Een ramp was dat een geluidswagen, die de bewoners zou waarschuwen, voortijdig in een greppel verongelukte. Veel bewoners renden het dorp uit. De rest verdedigde onverwacht hardnekkig hun huizen. De munitie van de joden raakte op en sommige van hun roestige stenguns begaven het.

De ongeoefende joodse terroristen werden hysterisch van paniek en schoten tientallen ('honderden'?) mannen, vrouwen en kinderen dood. Een afschuwelijke oorlogsmisdaad, zoals ook de Nederlanders die begingen in Indonesië en de Amerikanen in Vietnam. Ook voor de joodse gemeenschap in Palestina was het afgrijselijk. Alle zionistische instanties distantieerden zich ervan. Ben Goerion bood koning Abdullah van Transjordanië excuses aan. De Hagana stond op het punt de daders te executeren maar zag daarvan af, vanwege de slechte indruk die deze broederstrijd zou maken.

De Arabische leiders begingen een tactische fout. Ze bazuinden het geval uit. Of het nog niet erg genoeg was, verzonnen ze er allerlei perverse details bij. Er was niet alleen gemoord maar ook verkracht. Ongeboren baby's waren uit buiken gesneden. Schoolmeisjes waren verkracht en in stukken gereten.

De bedoeling van de gruwel-propaganda was dat in de buurlanden geschokte mensenmassa's de straat op gingen zodat de regeringen de Palestijnse Arabieren te hulp schoten. Dat gebeurde pas nadat Ben-Goerion op 14 mei 1948 de staat Israël had uitgeroepen en de Engelsen naar huis waren. Wat wèl direct gebeurde, was dat een eindeloze, ellendige stoet van doodsbange arme mensen weg trok. De welgestelde Arabieren waren al lang vertrokken en hadden hun zwakke broeders hulpeloos achtergelaten.

De Arabische landen lieten de ongeveer 700 duizend vluchtelingen in die ellendige kampen aan hun lot over. Daarmee hadden ze Israël niet harder kunnen treffen. De Arabische guerrilla's zetten de joden Deir Yassin ruimschoots betaald. Vier dagen later, op 13 april, vermoordden ze zevenzeventig verpleegsters, artsen, onderzoekers, hoogleraren en andere Europese geleerden, sommigen wereldberoemd, die in een beschermd konvooi op weg waren naar de Hebreeuwse universiteit en het Hadassa-ziekenhuis op de Scopusberg.

Op 13 mei bestormde een uitzinnige menigte Arabieren de kibboets Kfar Etzion en maakte alle bewoners en soldaten af, op drie na. Een groepje dat naar buiten kwam en zich overgaf werd neergemaaid.

Het 'onteren van vrouwen'? Dat was destijds - lees de boeken en verslagen er maar op na - toch eerder een Arabische dan een joodse gewoonte. Zijn die vrouwen werkelijk naakt op een vrachtauto door West-Jeruzalem vervoerd? Hadden die de slachtpartij overleefd? Die autorit hebben dan toch veel mensen op straat gezien? Merkwaardig dat dit nooit eerder werd gepubliceerd, terwijl toch elk detail van de schanddaad van Deir Yassin, verzonnen of waar gebeurd, uitentreuren is herkauwd.

Lisette Lewin

De auteur is schrijfster.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden