Joegoslavië-Tribunaal trekt aanklachten in
Het Joegoslavië-Tribunaal in Den Haag heeft de aanklacht tegen veertien verdachten ingetrokken. Het gaat om laaggeplaatste Bosnische Serviërs die tijdens de oorlog in de gevangenenkampen Keraterm en Omarska gevangenen zouden hebben mishandeld en doodgeslagen....
Van onze verslaggever
AMSTERDAM
Hoofdaanklager Louise Arbour legde vrijdag in een verklaring uit dat ze de beperkte middelen van het tribunaal wil concentreren op hooggeplaatste oorlogsmisdadigers. De strategie van de aanklager is gericht op 'mensen die een hogere mate van verantwoordelijkheid droegen of persoonlijk verantwoordelijk zijn voor uitzonderlijk wrede of anderszins zeer ernstige misdaden'.
De recente toestroom van verdachten noodzaakte haar de bestaande aanklachten opnieuw te beoordelen op grond van dit criterium. Ze acht het 'geëigend' de aanklachten in te trekken tegen de 14 verdachten die in 1995 werden aangeklaagd.
Arbour wijst er nadrukkelijk op dat er geen gebrek aan bewijs is tegen de verdachten. Haar beslissing is een poging om 'de beschikbare middelen binnen het tribunaal in evenwicht te brengen.'
Arbour stelt dat de verdachten door een nationale rechtbank kunnen worden berecht. Daar is gezien de situatie in Bosnië echter weinig kans op. Enkele leidinggevenden uit het Omarska-kamp zullen wel door het tribunaal worden berecht, net als de lokale Bosnisch-Servische politicus Kovacevic, die verantwoordelijk wordt gehouden voor het opzetten van de kampen.
Het tribunaal is door de VN-veiligheidsraad opgezet om hooggeplaatste functionarissen persoonlijk verantwoordelijk te houden. In het geval van de misdaden in Keraterm en Omarska zijn dat de kampcommandanten, politieke leiders als Kovacevic en uiteindelijk de Bosnisch-Servische president Karadzic.
Maar op de oorspronkelijke lijst van verdachten staan veel uitvoerders van oorlogsmisdaden. 'We moesten wel beginnen met de kleine verdachten', legde aanklager Blewitt deze week uit. 'Er was politieke druk op ons om met aanklachten te komen.' De zaken tegen uitvoerders waren relatief eenvoudig voor te bereiden. Het gaat om concrete daden die door getuigen zijn waargenomen.
Bij de leidinggevenden moet de aanklager aantonen dat ze hebben aangezet tot oorlogsmisdaden, of in een zodanige positie verkeerden dat ze die konden voorkomen. Het is moeilijker hier bewijzen voor te vinden.