Onze gids deze week
'Je kent jezelf nooit helemaal'
Sinoloog, hoogleraar en allround topdenker Ian Buruma heeft roots in Nederland en Engeland en is groot kenner van het Verre Oosten. Een kosmopolitische gids, indeed.
In zijn naam ligt zijn kosmopolitische leven besloten. Ian Buruma, zoon van een Brits-joodse moeder en een Nederlandse vader - de zoon van een Friese predikant.
Een achternaam die ook weleens wordt aangezien voor een Japanse naam: Buruma heeft in Tokio gestudeerd.
Hij wandelt stipt op tijd binnen in het Italiaanse restaurant, gelegen aan de Malcolm X Boulevard, verkeersslagader van zijn zwarte woonwijk Harlem. Op zijn hoofd een bontmuts, tegen de New Yorkse ijskou.
Buruma is sinoloog, essayist, reisschrijver, romancier en hoogleraar. Ongeveer honderd kilometer verderop doceert hij democratie, mensenrechten en journalistiek, aan het Bard College, vlak bij de weidse Hudson-rivier. Oorspronkelijk maakte Buruma naam met publicaties over Japan, later ging hij zich steeds meer verbreden. Hij schreef over de manier waarop de Duitsers omgingen met nazisme, over Aziatische vooroordelen tegen het Westen, over Nederland na de moord op Theo van Gogh. Deze herfst komt er een nieuw boek van hem uit, over de liefdesbrieven van de ouders van zijn moeder.
De brieven beginnen in 1915, toen Buruma's Britse grootvader naar Frankrijk moest om te vechten in de Eerste Wereldoorlog. Ze eindigen in 1945, toen zijn opa in India zat. 'Al die jaren dat hij in het buitenland was, stuurden ze elkaar elke dag een brief, al wisten ze dat het minstens een maand zou duren voordat die aan zou komen', zegt hij.
Zijn grootouders zijn midden jaren tachtig gestorven. De brieven, honderden in grote kartonnen dozen, lagen bij Buruma's oom, de oudste zoon van zijn grootouders. 'Ik denk dat ze het heel vervelend zouden hebben gevonden dat iemand ooit die brieven zou lezen. Maar mijn grootouders konden het ook niet over hun hart verkrijgen ze weg te gooien.'
Nu moet hij van die persoonlijke correspondentie ('dat is de truc') een verhaal zien te maken dat ook interessant is voor de buitenwereld. Stof genoeg. 'Het gaat over twee oorlogen, het gaat over kinderen van immigranten, over assimilatie, en hoe zij Duitsland zagen in die twee wereldoorlogen. Hun ouders waren Duitse joden die in 1880 vanuit Frankfurt naar Londen zijn vertrokken. Je komt in hun hoofd. Behalve zijzelf weet niemand zoveel over hun persoonlijke leven als ik. Dat is een merkwaardige gewaarwording. Maar het zou lastiger en pijnlijker zijn geweest als ik dit had gelezen over mijn eigen ouders.'
CV
Geboren: 28 december 1951, Den Haag.
Opleiding: Buruma studeerde Chinese literatuur en geschiedenis aan de universiteit van Leiden en Japanse film in Tokio.
De Rijksuniversiteit Groningen verleende hem in 2004 een eredoctoraat in de theologie. In 2008 bezette hij de Cleveringaleerstoel aan de Universiteit Leiden. In hetzelfde jaar kreeg hij in Rotterdam de Erasmusprijs. In 2010 werd hij door het tijdschrift Foreign Policy opgenomen in de lijst van 100 belangrijkste intellectuelen.
Ian Buruma werkte als documentairemaker en fotograaf in Japan, was redacteur van The Far Eastern Economic Review in Hongkong en van The Spectator in Londen en voorzitter van het Humanistisch Centrum aan de Universiteit van Centraal-Europa in Boedapest. Elf jaar geleden werd hij aangesteld als hoogleraar aan het Bard College in New York. Verder publiceert hij onder meer in The New York Review of Books, de New Yorker en verschillende Britse en Amerikaanse kranten.
Hij schreef zestien boeken, onder meer het befaamde Occidentalism: The West in the Eyes of its Enemies. (Samen met Avishai Margalit).
1. Film: Der Blaue Engel (1930), regisseur Josef von Sternberg.
'Beroemde acteurs en actrices als Julie Christie kwamen bij ons Kerst vieren, toen ik nog een klein jongetje was. Ik ben opgegroeid met film en theater. De oudste broer van mijn moeder, regisseur John Schlesinger, maakte documentaires voor de BBC en speelfilms. Hij was ook acteur, speelde in Ivanhoe, met Roger Moore.
'Mijn oom had zelf geen kinderen, dus misschien dat daardoor de band hechter was dan normaal. Hij was mijn favoriete oom, we gingen hem ook altijd opzoeken op de set. Ik heb op de filmacademie van Tokio gezeten. De reden dat ik ben gestopt met film is, denk ik toch, dat ik niet in zijn schaduw wilde staan. En ik heb het geduld niet om films te maken. Dat wachten op geld, en dat zo'n film dan op het laatste moment niet doorgaat - niks voor mij.
'Mijn lievelingsfilm is De Blauwe Engel, met Marlene Dietrich. Zolang ik me kan herinneren ben ik geïnteresseerd geweest in die vooroorlogse periode in Duitsland, die hele sfeer. De film gaat over de ondergang van een bepaald idee van Europa, van een cultuur. De ondergang van de gymnasiumleraar was de feitelijke ondergang van de oude Duitse bourgeoisie. Hij werd gecorrumpeerd door de seksuele allures van de nachtclubdanseres, Marlene Dietrich. Om te zeggen dat ik nostalgie voel voor die tijd zou onzin zijn, omdat ik die niet heb meegemaakt. Maar het is wel een thema dat me erg bezighoudt.
'Een andere film die ik bewonder is Ikiru, van Kurosawa. Over een saaie bureaucraat die te horen krijgt dat hij kanker heeft, hooguit nog een jaar zal leven, en wat hij doet met die tijd. Japanse film is altijd belangrijk voor me geweest, maar juist niet uit exotisch oogpunt. Mij gaat het om het humanisme dat spreekt uit films van Kurosawa of Ozu. De cultuur is natuurlijk heel anders dan de cultuur die ik kende, maar de gemeenschappelijke menselijke aspecten zijn zó sterk. Fascinerend.'
2. Boek 1: Les liaisons dangereuses, van Pierre Choderlos de Laclos (1782).
'Wat moeilijk, om één boek te moeten kiezen... Ik vind Les liaisons dangereuses het beste boek over de Verlichting, en de grenzen van het rationalisme. Over de kracht van de menselijke emoties. Het leek alsof die libertijnse aristocraat zich altijd in de hand kon houden. Dat hij puur kon leven voor het plezier en het verleiden van anderen. Maar de liefde bleek toch te sterk. Dus de rede is niet alles overheersend. In zekere zin is het troostend, dat het zo is. Het zou vreselijk zijn als het niet zo was.'
3. Muziek: de opera's van Richard Wagner.
'Hoewel de verhalen van veel van Wagners opera's nogal onzinnig en overtrokken zijn, zijn de muziek en het drama onovertroffen. Mijn moeders familie was groot Wagner-liefhebber. Dat had te maken met hun Duitse achtergrond - hoewel mijn grootouders erg anti-Duits waren, sinds de Tweede Wereldoorlog.
'Er is een reden waarom Wagner zo'n succes had bij de Duitse joden in de 19de en 20ste eeuw. Het was volgens mij voor de geassimileerde joodse bourgeoisie een manier om mee te doen aan die Deutschtümelei, om de Duitsheid te vieren, zonder christelijk te zijn. Door Wagner en Bayreuth te aanbidden, konden ze meedoen aan een soort religie van de Duitse cultuur, die losgekoppeld was van het christendom.
'In Nederland lag Wagner altijd moeilijk, als antisemiet. Nederland was het laatste land, Israël uitgezonderd natuurlijk, waar hij weer mocht worden opgevoerd. Terwijl: het was niet Hitlers favoriete componist, wat altijd wordt gezegd. Hitler hield veel meer van Weense operettes. Die vond hij echt prachtig.'
4. Schilderij: Max Beckmann, Self-Portrait with a Cigarette, Frankfurt 1923. Hangt in het MoMa in New York.
'Uhm... Eén schilderij? Ik hou van portetten. De persoonlijkheid die spreekt uit gezichten vind ik erg interessant. En ik hou van Beckmann. Hij heeft veel zelfportretten geschilderd; de meeste zijn van eind jaren twintig, toen hij nog in Frankfurt woonde. Naar Self-Portrait with a Cigarette kan ik uren blijven kijken. Het is aan de ene kant dandyisme en aan de andere kant bepaald geen narcisme. Hij zit in zo'n smoking aan de bar van een café in een duur hotel. Dat deed hij graag, dat vond hij heerlijk. In zijn eentje aan de bar zitten in zijn beste kleren, en mensen observeren.
'Er zit diepte in zijn portetten, net als in de zelfportretten van Rembrandt. Die zou ik ook niet narcistisch willen noemen. Integendeel: Rembrandt is meedogenloos voor zichzelf. Beckmann is theatraler. IJdel zou je misschien zeggen, maar hij keek te scherp naar zichzelf om deze portretten te zien als ijdelheid.
'Ik hou ook van Otto Dix en George Grosz en andere grote schilders uit die periode. Maar de reden dat ik Beckmann nog hoger acht, is omdat zijn wereld eigenlijk helemaal in zijn hoofd zat. Het maakte hem niet uit of hij nou in Frankfurt of in Dresden of in Amsterdam of in New York woonde. Hij had zijn eigen wereld. Dix en Grosz kwamen vast te zitten toen ze niet meer verkeerden in de sfeer van de Weimar-periode en Berlijn. Ze hadden die stimulatie nodig, van een plek en een tijd. En dat had Beckmann niet. Zo ben ik ook wel een beetje: ik herken ook overal genoeg dingen.'
5. Televisie: Heimat, van Edgar Reitz. Een serie over Duitsland tussen 1919 en 2000, bezien door de ogen van een familie uit het Rijnland.
'De vroege afleveringen van Heimat vond ik erg mooi, over die vooroorlogse periode. De vergane glorie van een beschaving spreekt mij erg aan, van een wereld die op het punt staat te verdwijnen. Dat zit ook in Les liaisons dangereuses, en in het zelfportret van Beckmann. Dandyisme gaat vaak over vergane glorie; het heeft iets theatraal-ouderwets. De chic van Beckmann in zijn smoking was de chic van een Europese beschaving die op het punt stond zichzelf te verwoesten. Ik kan niet uitleggen waarom ik die periode zo fascinerend vind, maar ik denk dat het toch een vorm van romantiek is. En romantiek is volgens mij ontevredenheid met je eigen tijd.'
6. Land: Engeland.
'Als we vanuit Den Haag naar Engeland gingen om Kerstmis te vieren bij mijn grootouders, kwam ik terecht in een glamourwereld die mij een volkomen vertekend beeld heeft gegeven van het werkelijke Engeland. Ze leefden op grote voet: er was opera, er was theater, er was film, er was van alles. Mijn grootvader werkte als kinderarts in Londen; ze woonden in een plaatsje bij Newbury.
'Tot die cultuur, het landschap, de taal voel ik me nog steeds erg aangetrokken. Het Engelse landschap is erg mooi. Ik zie de schoonheid wel in van het platte Nederlandse landschap, maar ik ben er niet zo'n liefhebber van. Ik ben ook niet zo'n liefhebber van Zwitserse bergen, de Alpen. Ik hou juist van dat glooiende, groene, vruchtbare. En die taal. Laatst bedacht ik me nog hoe gelukkig ik mezelf mag prijzen dat ik nog een hele generatie Engelse acteurs uit de echte klassieke periode op de planken heb zien staan, zoals Laurence Olivier. Hen te zien spelen: dat was de mooiste taal die ik ooit heb gehoord.
'Den Haag was in de jaren vijftig en zestig natuurlijk nogal een saaie stad. Ik had er geen slechte jeugd. En ik ben zeer gesteld op Couperus. Maar ik wilde wel altijd weg. Er mankeerde niks aan mijn buurt, Benoordenhout. Het was meer de sfeer van die zondagmiddagen. Dat je door die vrij lege straten liep en alleen het geluid van tuinsproeiers hoorde.'
7. Stad: Londen.
'Londen, daar wilde ik heen, al toen ik nog klein was. Ik denk dat kinderen die opgroeien in een provinciestad en later naar een grote stad willen, dan meestal kiezen voor de hoofdstad. Dat is hun beeld, van de grote stad. Maar voor mij was het Londen. Daar kwam mijn moeder vandaan, dat was de metropool.
'Ik vind het aantrekkelijk dat er zoveel lelijke stukken Londen zijn. Omdat de schoonheid van een stad, en dat geldt ook voor Tokio, juist groter wordt in contrast met de lelijke en saaie stukken. Dat het in Londen allemaal door elkaar loopt, geeft de stad een dynamiek die bijvoorbeeld Rome weer niet heeft. Rome is absoluut prachtig. Maar minder intrigerend, spannend en avontuurlijk dan Londen.
'Ja, aan de ene kant is het jammer dat het grote geld bezit heeft genomen van Londen. Sommige delen van de stad zijn bijna dood, die zijn opgekocht door Russen en Arabieren en Chinezen. Aan de andere kant: het is een veel kosmopolitischer stad dan het ooit is geweest. De echte hoofdstad van Europa. Zelfs de werknemers in een café in een buitenwijk zijn Frans, Duits, Spaans, Pools. Het is nu de op drie na grootste Franse stad in de wereld, en er zijn meer Duitsers dan Fransen. Dus wat dat betreft, vind ik Londen ten goede veranderd.
'Ook New York heeft me lang gefascineerd. Mijn vader kwam hier weleens voor zijn werk, hij was advocaat. Ik herinner me nog goed de prentenbriefkaarten die ik van hem kreeg, van wolkenkrabbers. Als kind maakte ik eindeloos tekeningen van wolkenkrabbers en New York. Het was een soort fantasiestad voor me. Dat stedelijke heeft me altijd erg aangetrokken, en New York is daarvan lang het symbool gebleven. Nu ik hier woon, is dat niet meer zo. De magische allure gaat er dan van af.
'Ik ben niet anti-natuur hoor. Ik vind het prettig af en toe in de natuur te zitten. Maar ik voel me op mijn gemak als ik omringd ben door miljoenen mensen in een grote stad, waar op straat altijd iets te zien is. Altijd iets valt te ontdekken.'
8. Boek 2: Quiet Days in Clichy, van Henri Miller.
'Ik wil toch nog een boek noemen, terwijl ik helemaal niet zo'n fan ben van de schrijver. Maar Quiet days in Clichy heeft grote indruk op me gemaakt. Het is de beschrijving van Millers dagelijks leven tijdens één zomer, toen hij in een buitenwijk bij Clichy woonde. Het deed me denken aan mijn eigen leven.
'Als je geluk hebt, sommigen overkomt het misschien nooit, maak je een keer in je leven een periode mee waarin het elke dag feest is. Vaak duurt die tijd maar kort, en was het in werkelijkheid ook helemaal niet zo leuk als in je herinnering, maar als je eraan terugdenkt lijkt het of het elke dag feest was. Dat beschrijft Miller.
'Ik maakte zoiets mee toen ik van de middelbare school afkwam en samen met een ouwe schoolvriend een half jaar in Notting Hill Gate, in Londen woonde. Zo'n ontzettend leuke tijd daar: het eerste jaar onafhankelijk, weg van school. Natuurlijk waren er ook ruzies en dat soort gedoe, maar als ik eraan terugdenk, was het elke dag feest. Zo'n zomer zou ik nu niet meer mee kunnen maken. Je bent nu toch blasé. Het was de ontdekking van het leven; daardoor is het zo'n belangrijke herinnering.
'Als je jong bent en je zit in de trein, wil je altijd met mensen praten. Als je ouder wordt, duik je weg achter een krant. En hoe ouder je wordt... Er blijven natuurlijk altijd dingen te ontdekken, maar je wordt er minder ontvankelijk voor. Op een gegeven moment ken je jezelf ook wel redelijk - maar nooit helemaal. Een kenmerk van een romantische inslag is dat je nooit helemaal klaar bent met jezelf. Als je precies weet wie je bent en waar je hoort, valt er niks meer te ontdekken. Het moment dat je het idee hebt dat je alles wel hebt gezien, is dodelijk, vind ik. Aan de andere kant kun je ook zeggen: het geeft wel rust.
'Misschien is het juist een vorm van wijsheid om te beseffen dat het een illusie is te denken dat het elders beter is, of dat het leven beter kan, of dat je nog zou kunnen veranderen. Maar ik hoor toch nog wel bij die... Ik hoop nog steeds dat er iets nieuws valt te ontdekken.'