Jan van Aken
Jan van Aken: De afvallige
Querido, 600 pagina's, € 22,50.
Op 26 juni 363, op een slagveld bij de Perzische hoofdstad Ctesiphon, werd de Romeinse keizer Julianus getroffen door een speer die zijn ribbenkast en lever doorboorde. Julianus, bijgenaamd Apostata of de Afvallige, was op dat moment 32 en nog geen twintig maanden Augustus.
De speer veranderde vermoedelijk de loop van de geschiedenis - die van het christendom en mogelijk ook die van Europa als christelijk continent. Het is nooit duidelijk geworden wie hem wierp: een vijandelijk Pers of een christelijke soldaat uit Julianus' eigen legermacht. In zijn historische roman De Afvallige komt Jan van Aken met een antwoord.
Daar zit hij, op een zuil even buiten Damascus, in de brandende zon: Swintharik, dertien jaar na de dood van Julianus. 'Swintharik hoopte dat de standvastigheid van de zuil zich langzaamaan zou voortzetten in zijn lichaam en geest, want hij zocht genezing voor een gruwelijke ziekte.' Die is hem te machtig: 's nachts komt Swintharik steevast van de zuil om het in de kroegen van Damascus op een zuipen te zetten.
Swintharik is, zegt hij zelf, de keizersmoordenaar. Of dat waar is, staat nog te bezien. De neergang van het Romeinse rijk is begonnen, tienduizenden Goten staan aan de grenzen van het rijk, op hun beurt opgejaagd door de Hunnen. In het rijk zelf voeren de christelijke fracties een verwoede strijd om de waarheid, die draait rond de vraag of Jezus en de Heilige Geest uit God zijn, of dat zij samen met God de heilige drie-eenheid vormen. En dan treedt in 361 keizer/literator Julianus aan, die de Romeinse religieuze gewoonten wil laten herleven. Hoe moet je tegen dat decor een verhaal vertellen dat niet verzandt in historische en theologische uitweidingen? Een verhaal dat geloofwaardig is, 600 pagina's lang spannend - en als het even kan zelfs humoristisch?
Dat kan alleen als je het grote verhaal klein maakt, personages creëert die met hun neus boven op de grote ontwikkelingen zitten, maar die tegelijkertijd herkenbaar zijn voor de lezer van 2013. En dat is wat Van Aken doet. In het helse pandemonium dat hij ons schetst, bestaat de cast waarmee hij een hechte band schept tussen lezer en de oudheid uit een paar personen: Swintharik, Axylus en Dido, leerlingen van de priester Vitalis - die strijdt voor de zege van de 'katholieken' en die óók al niet met zijn vingers van kleine jongetjes kan afblijven. En dan is er nog Alêtis, een soort oerfeministe, die Swintharik lange tijd begeleidt op zijn vlucht voor de moordenaar die hem op de hielen zit.
Jan van Aken herhaalt wat hij in zijn bekendste roman tot dusver, De valse dageraad, ook al zo knap deed - toen tegen de achtergrond van de middeleeuwse wereld. Hij kleurt een onbekend tijdperk met huiveringwekkende gebeurtenissen en neemt je op sleeptouw door onbekende steden en landstreken.
Het ene moment zit je met een stel schismatici in een schijthuis in Constantinopel, het volgende verorbert iemand met smaak zijn eigen gebraden kloten. Bij Van Aken is er niks verhevens aan de geschiedenis. Intussen leren we ook nog hoe de doedelzak werd uitgevonden en wie de Hunnen op het spoor van Rome zet. Je zou kunnen zeggen dat het toeval in De Afvallige soms een wel erg grote rol speelt. Maar je neemt het maar al te graag aan als er weer een oude bekende opduikt - gelukkig, daar is-ie weer. Hoe Van Aken dat voor elkaar krijgt, is het geheim van de begaafde verteller.
undefined