Column
Jan, Lance en het voortschrijdend inzicht
Toen Jan Ullrich in 1997 als eerste het skidorp Andorra Arcalis bereikte, stond Lance Armstrong nog in de garage. Ullrich loste met zijn overwinning hooggespannen verwachtingen in. Iedereen dacht dat hij, pas 23 jaar oud, de Tour tot in het nieuwe millennium zou domineren. Armstrong werd op dat moment opnieuw in elkaar gezet als wielrenner. Vanaf zijn comeback in 1999 werd hij dus de dominante figuur in de Ronde van Frankrijk.
Het ging in die jaren vaak over die twee, 's avonds aan tafel na gedane zaken in de Tour. Je was voor de Duitser, twijfelachtige vertegenwoordiger van het Europese wielrennen met al zijn schimmigheden. Of je was voor de parmantige Amerikaan die een nieuwe wind liet waaien.
undefined
Het was, zeker achteraf gezien, een keuze als een karaktertest. Twintig jaar later rijst het besef dat slecht niet per definitie slecht is en goed heus niet zo goed is als het op het eerste gezicht lijkt. Wie was in die tijd nu eigenlijk dader en wie slachtoffer?
De dag van gisteren in Andorra opent een veelvoud aan herinneringen. Hoe we met de stoeltjeslift ter plekke moesten komen. Hoe collega Van Lieshout, zojuist van de grond gelicht, hoogtevrees bekende. Hoe verpletterend de krachtsexplosie van Ullrich was.
Na afloop stond Bjarne Riis nog in zijn zweethemdje, terwijl Jan Ullrich voor het eerst in zijn leven in het geel werd geritst. Riis, die als kopman was vertrokken, deed grootmoedig een stap opzij. Het was misschien wel de slechtste dienst die hij zijn talentvolle ploeggenoot kon bewijzen.
Lance Armstrong was eendimensionaal in zijn jacht op succes. Lichaam en geest waren daarop in meedogenloze harmonie afgesteld. Een obsessie die uiteindelijk zijn valkuil werd.
De geest van Jan Ullrich wist zich geen raad met dat volmaakte lichaam van hem. Dat bleek eigenlijk al in de beklimming van de Arcalis. Terwijl de benen afstand namen, keek het hoofd telkens achterom. Alsof Jan Ullrich hoopte dat iemand hem van de leiding zou verlossen.
In het verdere verloop van zijn loopbaan heeft hij zichzelf dan maar verlost. Voortdurend kampte Ullrich met overgewicht, kwam in opspraak door dronkenschap of werd uit koers gehouden door dopingaffaires.
Zelfdestructie allicht, maar het kan ook gewoon sabotage zijn geweest om te ontsnappen aan die hooggespannen verwachtingen. Zoals Michael Boogerd eens zei: Jan Ullrich heeft nooit plezier gehad in wielrennen. Ullrich behoorde tot een generatie coureurs die was gevormd in communistisch Duitsland en het (on)geluk had daarvan te kunnen profiteren in kapitalistisch Duitsland. Hij was niet de enige die klem kwam te zitten bij die overstap van het collectieve keurslijf naar individuele zelfontplooiing.
Vlaams collega Joeri de Knop zocht vorig jaar de nu 42-jarige Ullrich op in Zwitserland. Aan de Bodensee heeft de Tourwinnaar van 1997 met zijn gezin de zalige anonimiteit gevonden. Hij was weer eens in kennelijke staat achter het autostuur betrapt, gelukkig zonder gevolgen. Daardoor ontdekte Jan Ullrich dat fietsen ook domweg gelukkig kan maken.