InterviewIva Bicanic
Iva Bicanic over seksueel misbruik: ‘Vertel je dat je bent aangerand dan krijg je een spervuur aan kritische vragen’
Iva Bicanic praat al jaren in haar spreekruimte met jongeren over misbruik. Sinds kort doet ze dat ook in tv-studio’s. ‘We moeten mensen helpen hun kompas te herstellen.’
‘Ik weet dat er mensen zijn die dit op zaterdag- ochtend lezen die seksueel misbruikt zijn. Als jij me zometeen dit interview toestuurt - doe je dat? Laat je het lezen van tevoren?’
Ja, om het te checken op feitelijke onjuistheden.
‘Oké, nou, dan is het enige waarnaar ik kijk: dat ik niets heb gezegd dat die mensen kan raken in negatieve zin. Daar zal ik altijd voor gaan liggen. Ik zou het verschrikkelijk vinden als ik iets heb gezegd waardoor zij moedeloos kunnen worden. Ik let er altijd op: hoe ga ik het zo zeggen dat niemand thuis beschadigd wordt, dat het alleen maar helpend, steunend en ontschuldigend is?’
Voor de goede orde: Iva Bicanic (47) is nergens voor gaan liggen. Het is haar tweede natuur geworden om haar woorden zorgvuldig te kiezen als het over seksueel misbruik gaat. Wat niet betekent dat ze niet uitgesproken is, over de schokkende omvang van het probleem bijvoorbeeld: ‘In elke klas zitten kinderen die worden misbruikt. Soms elke dag. Ja, het gebeurt, maar je ziet het niet. Zelfs ik heb kinderen onderzocht die, zo bleek later, onder mijn neus werden misbruikt, en ik heb het niet gezien. Geen reden tot zorg, was mijn conclusie. Het was nota bene mijn táák om het vermoeden te onderzoeken en ik zag het niet. Dat vind ik heel erg, maar het bevestigt tegelijkertijd wat we van misbruik weten: het is de bedóéling dat we het niet zien - en niet alleen van de dader. Ook de kinderen die het treft doen heel erg hun best het verborgen te houden. Hen is vaak het idee gegeven dat er verschrikkelijke dingen gebeuren als het uitkomt.’
Klinisch psycholoog Iva Bicanic - in Nijmegen geboren uit Kroatische ouders, haar vader kreeg als jonge wetenschapper in 1971 een aanstelling aan de universiteit - is hard op weg een bekende Nederlander te worden als deskundige op het gebied van seksueel misbruik. Ze zat in het BNNVara-programma Verkracht of niet en toen Leaving Neverland over Michael Jackson op tv werd uitgezonden, voorzag ze de documentaire in de studio van commentaar. Afgelopen april werd ze door een vakjury uitgeroepen tot ‘invloedrijkste persoon in de publieke gezondheidszorg’ van het jaar. Ze is het gezicht van het Centrum Seksueel Geweld, dat ze heeft opgezet, hoofd van het Landelijk Psychotraumacentrum van het universitaire ziekenhuis in Utrecht, onderzoeker en - nog steeds - behandelend therapeut. Ze behandelt kinderen en jongeren tot 25 jaar; haar promotieonderzoek deed ze naar verkrachte pubermeisjes.
Thuis in Amersfoort gooit haar zoon van 15 zijn rugzak in een hoek en doet een graai in de glazen pot met koekjes op tafel. Haar dochter van 12 komt later uit school vanmiddag; haar man, bewegingswetenschapper en hardloper, is op zijn werk in Amsterdam. Haar grote liefde, appt ze tussen het eerste en het tweede gesprek dat we voeren, ‘corrigeert’ haar als ze ‘spoken ziet’. ‘Natuurlijk heb ik net als andere professionals in dit veld een klap van de misbruikmolen gehad’. Aan tafel, verduidelijkend: ‘Als een jongen van 18 zich hier meldt dat hij een oppasbaantje zoekt - de kinderen hebben geen oppas meer nodig, maar stél - dan zou ik toch mijn wenkbrauwen optrekken. En denken: hoezo wil een jongen van 18 oppassen, kan hij niet op een andere manier zijn geld verdienen? Sicco corrigeert mij op zulke momenten, zegt: je moet wel normaal naar de wereld blijven kijken. En dat doe ik ook, anders zou je je kinderen ’s ochtends in de schuur willen opsluiten, ze eten en drinken geven en ze er pas weer uit laten als je terug bent van je werk. Alleen zo kan ze niets overkomen, hè. Maar zo kun je niet leven, dus ze gaan en staan waar ze willen: ze fietsen naar de sportclub, ze gaan uit logeren. Ik wil geen angstige mensen van ze maken.’
Uit de app die ze stuurt: ‘Ik weet niet of je het zag bij de deur toen je wegging: een geel bordje met de tekst keep smiling. Dat hing 45 jaar op de deur van mijn ouders en nu hangt het bij ons. In de basis denk ik dat mijn beeld van de wereld positief is gebleven, zoals ik dat van mijn ouders heb meegekregen. Je moet vertrouwen hebben en geloven in mensen, anders wordt het leven onmogelijk.’
In de studio, toen de documentaire over Michael Jackson werd uitgezonden, zei je: terwijl we hier zitten te praten worden er in Nederland kinderen misbruikt.
‘Ja. Het is een ongemakkelijke waarheid die we liever niet willen horen, maar dat is een feit. We zien het niet, hè. In de supermarkt zie je nog weleens een kind dat klappen krijgt, in het beste geval doen we dan een melding bij Veilig Thuis. Maar seksueel misbruik vindt meestal thuis plaats, tussen vier muren. In 85 procent van de gevallen komt de dader uit de eigen kring.’
Om hoeveel kinderen gaat het?
‘Dat is niet precies bekend, ook omdat een deel van die kinderen er hun leven lang over zullen zwijgen. Als ik jou vraag hoeveel van je vrienden je hebben toevertrouwd dat ze zijn misbruikt, noem je waarschijnlijk een getal tussen 0 en 3.’
Klopt.
‘Maar het zijn er veel meer. Moet je nagaan, in 1972, mijn geboortejaar, leerden psychologen in opleiding dat slechts één op de miljoen vrouwen slachtoffer van incest werden en dat gevolgen ervan verwaarloosbaar waren. Zo stond het in de studieboeken, echt: het bestond dus eigenlijk niet. Gruwelijk, als je bedenkt hoe dat moet zijn geweest voor al diegenen die het toen meemaakten. Toen kwam in 1988 Nel Draijer na onderzoek tot de conclusie dat 16 procent van alle vrouwen voor haar 16e is misbruikt door een verwant. En zij kreeg steevast de reactie die ik nu nog steeds krijg: zo erg zal het toch niet zijn?’
Want die 16 procent, die klopt?
‘Nu, dertig jaar later, wordt geschat: ongeveer een op de vijf. Dat betekent dus dat er in jouw en mijn vriendenkring mensen zitten die misbruikt zijn en dat verborgen houden. Dat mag, iedereen heeft recht op geheimen, maar het is wel heel triest als je als kind wordt gedwongen met zo’n geheim te leven door een opa of een stiefvader die, dat is het verwarrende, soms ook lieve dingen doet.’
Is het bekend in welke relatie de dader het vaakst staat tot het kind? Is het bijvoorbeeld onderzocht of het vaker stiefvaders zijn dan vaders, omdat er toch een soort door de biologie ingegeven taboe rust op het misbruiken van je kind?
‘In het onderzoek van Draijer kwamen broers en ooms het vaakst naar voren, daarna vaderfiguren. Bedenk wel dat er vaders zijn die ervoor zorgen dat, als ze hun dochter of zoon misbruiken, het kind van hen is afgedraaid. Want als je je eigen kind in het gezicht kijkt, kun je het niet meer doen. Dus daders hebben zo hun manieren om zich daarvoor af te schermen.’
En wat is er bekend over het milieu waarin het misbruik zich afspeelt, in wat voor soort gezinnen vindt het plaats?
‘Haha, milieu, bedoel je het laagopgeleide multiprobleemgezin? Dat is zo’n misvatting, het kan overal gebeuren. Ik gaf les over misbruik aan collega-psychologen in Het Gooi, iedereen luisterde geïnteresseerd, maar ik merkte: er was weinig respons. Ik vroeg waarom, en kreeg als antwoord: ‘Hier komt dat niet voor.’ Ik zei: het zou fijn zijn als er misbruikvrije zones waren, ik zou er stante pede met mijn gezin naartoe verhuizen. Maar het komt overal voor, alleen de grap is: je krijgt het niet te zien.’
Je hoort inderdaad zelden: mijn vader de hoogleraar heeft me verkracht.
‘Precies. Nu, na #MeToo, is er elke dag wel iets in het nieuws over seksueel geweld, van kinderporno tot de chirurg of de hoogleraar die grenzen overschrijdt. Daar wordt de deken langzaam van afgetrokken. Maar over wat zich thuis afspeelt, blijft die deken nog stevig liggen.’
Is het gezin, tussen die vier muren, eigenlijk niet een extreem gevaarlijke leefvorm voor kinderen? Denk je dat niet soms?
‘Nee, nee, daarover denk ik heel anders. Daar zit juist de oplossing, in het gezin. Van zowel slachtoffers als daders van misbruik is bekend dat ze vaak in hun jeugd van alles te veel en te weinig hebben gekregen: te weinig liefde en aandacht, te veel emotionele verwaarlozing, mishandeling en huiselijk geweld. Daarom is het zo belangrijk als samenleving te investeren in veilige gezinnen. Door jonge mensen die zijn misbruikt en zelf op het punt staan een kindje te krijgen te begeleiden bijvoorbeeld, en te behandelen als dat nodig is, zodat de cirkel doorbroken wordt. Ook omdat misbruik de maatschappij veel geld kost: slachtoffers kampen met een laag zelfbeeld, met een posttraumatische stressstoornis, ze krijgen depressies en komen in de ziektewet of in de psychiatrie terecht. Het beste recept om dat allemaal te voorkomen is opgroeien in een veilig, liefdevol gezin.
‘Er zijn ook wel weerbaarheidstrainingen ontwikkeld voor kinderen om misbruik te voorkomen, maar ik betwijfel of die werken. Je kunt kinderen van 6 of 8 jaar niet weerbaar maken tegen grote mensen die slechte dingen met ze doen. Er is geen kind dat wordt misbruikt binnen de familie dat de politie zal bellen, want dat kind zit vast. En het wordt medeschuldig gemaakt. Daar lopen mensen later op stuk, niet eens zozeer op de handelingen die er met hen zijn verricht, maar op de gedachte: het is mijn eigen schuld, ík ben vies, want ik ging zelf naar hem toe. Er zijn kinderen die hijgen of bepaalde dingen zeggen om de dader sneller te laten klaarkomen. Dat is een volstrekt normaal overlevingsmechanisme, dan is het tenslotte sneller afgelopen. Maar die kinderen houden daar heel lang, ook als volwassene, het gevoel aan over: zie je wel, ik ben slecht, ik heb er zelf aan meegewerkt.’
Bicanic schetst een patroon dat ze honderden keren in haar behandelkamer met jongvolwassen slachtoffers van misbruik heeft besproken. Er was een band met de dader, die in veel gevallen óók affectie of in elk geval aandacht gaf. Het kind zweeg over het misbruik, omdat het werd bedreigd - ‘Dreiging is het meest gebruikte pressiemiddel, en het werkt: degene die deze dingen met jou doet, kan ook je cavia doodmaken’ -, omdat het schaamte en schuld voelde, om de dader te beschermen of omdat het dacht dat het erbij hoorde. ‘Een kind weet niet dat het misbruik is wat het meemaakt, dat besef komt pas later. Ik heb voor mijn promotieonderzoek meisjes van 13 gesproken die waren verkracht en braaf naar therapie gingen. Veel van hen mailden me jaren later: pas nu ik 20 ben, besef ik écht wat ik toen heb meegemaakt. Daarom pleit ik ervoor slachtoffers lange tijd te volgen, bijvoorbeeld met een jaarlijkse check-up, want stemmings- en angststoornissen ontstaan vaak pas veel later. Dat zag je ook heel goed aan de hoofdpersonen in Leaving Neverland.’
Jij hamerde er in die uitzending op dat het zo belangrijk is dat slachtoffers worden geloofd - buiten de studio demonstreerden fans van Michael Jackson tegen de documentaire.
‘Ja, heel opmerkelijk: kom je ermee naar buiten, dan zijn er believers en non-believers. Als ik in mijn omgeving vertel dat er in mijn auto is ingebroken, krijg ik de reactie: de rotzakken, van andermans spullen blijf je af. Maar vertel je dat je bent aangerand - dat er in je lichaam is ingebroken -, dan krijg je een spervuur aan kritische vragen: wat deed je op die plek zo laat, waarom ben je niet weggelopen, waarom vertel je het nu pas? Zulke negatieve en ongelovige reacties kunnen net zo traumatisch zijn voor het slachtoffer als het misbruik zelf. Don’t blame the victim - daar hamer ik op, ja.’
Een collega van je zei dat je dat zo luid doet dat je daarmee de nuance weleens uit het oog verliest; sommige meisjes en vrouwen vertonen nu eenmaal risicovol gedrag. Hij zei: als ik met mijn portemonnee uit mijn zak over straat loop, is er een grotere kans dat die wordt gestolen dan wanneer die veilig in mijn binnenzak zit.’
‘Hm, tja, de metafoor van de portemonnee.’ Korte zucht: ‘Even kijken, ik zal het zo uitleggen: we weten dat bij 48 procent van de misbruikte kinderen het wéér zal gebeuren. Van je 6de tot je 8ste door de buurman, tussen de 10 en 12 jaar door de stiefvader, op je 14de een keer op een schoolfeest en dan op je 16de in een soort loverboyscircuit terechtkomen, snap je, zo’n patroon komt vaker voor. En dat is niet onlogisch. Als je misbruik hebt meegemaakt en dat niet hebt kunnen verwerken, kunnen de gevolgen zich op verschillende manieren uiten. Er zijn mensen die angstig worden, die binnenblijven, nergens naartoe gaan, dan kan er niks gebeuren. Maar er zijn ook mensen die als manier van coping juist veel seks hebben, veel contacten aangaan met mannen. Dat klinkt gek, maar dat is ook een manier om controle te houden: jij bepaalt nu wanneer je seks hebt en met wie. Beide manieren maken de kans op herhaling groter. Als je met veel mensen seks hebt, kan het een keer misgaan. Maar ook als je angstig bent en alles vermijdt is die kans verhoogd, want als je dan een keer in de bus zit naast iemand die aanraakt, verlam je en dan kan diegene alles met je doen. Veel slachtoffers zijn hun kompas kwijt voor wanneer iemand te dichtbij komt. We moeten mensen helpen dat kompas te herstellen.’
Om die reden pleit Bicanic voor het wegwerken van wachtlijsten in de (jeugd)zorg - ‘Wachtlijsten is wachten op herhaling’ - en gerichte behandelingen voor een posttraumatische stressstoornis als EMDR en cognitieve gedragstherapie. ‘Er wordt nog te veel gehumd door therapeuten.’
Gehumd?
‘Gehumd, ja. Hm, hm zeggen en het daarbij laten. Terwijl je met EMDR kunt bewerkstelligen dat de ergste emotionele lading van de herinneringen wordt afgehaald.’
Hoe gaat dat in zijn werk?
‘Je vraagt iemand zich te concentreren op herinneringen aan het misbruik, wat akelig is, want het zijn beelden die iemand al zijn leven lang probeert te verdringen. Tegelijkertijd belast je het werkgeheugen, door diegene van 100 naar 0 terug te laten tellen, bijvoorbeeld. Dat gaat niet samen - het werkgeheugen wint. En daardoor komen de herinneringen als het ware verder van iemand af te staan. Alsof je ze op een scherm ziet in de bioscoop in plaats van ze zelf te beleven.’
Hoe denk je in dit kader over hervonden herinneringen? Of aan de reconstructie van Griet Op de Beeck, die stelt: ik heb zo veel symptomen, ik concludeer dat ik ben misbruikt?
‘Als in: op een dag wakker worden en dan stellen: ik denk dat mijn vader of de buurman me heeft misbruikt? Ik denk niet dat het geheugen zo werkt. Als dierbare zou ik zeggen: als jij me nodig hebt, dan zal ik er voor je zijn. Maar als therapeut zeg ik in zulke gevallen: ik erken je lijdensdruk en ik ga je daarbij helpen, maar het feit dat jij dit in je hoofd hebt, betekent nog niet dat het zo is gegáán. De mensen die ik in behandeling heb gehad, deden juist hun uiterste best om het misbruik te vergeten, maar dat lukt niet.’
Ik heb een paar mensen over je gesproken en die zeggen allemaal: Iva is zo gedreven, ze heeft jarenlang kei- en keihard gewerkt.
‘Ik heb een tijd lang dubbele werkweken gedraaid, ja. Ik werkte tot 6 uur, at thuis met mijn gezin en als de kinderen in bed lagen, ging ik om 9 uur weer aan de slag tot laat. Het kwam ook voor dat ik vervolgens om 3 uur opstond om verder te werken, lekker ongestoord in de stilte van de nacht. Ik was daarmee al aan het minderen, en toen mijn vader vorig jaar overleed, heb ik helemaal op de rem getrapt. Ik kreeg het personeelsmagazine van de Wageningen Universiteit, waar hij werkte als natuurkundige. Daarin stond een in memoriam over hem, met aandacht voor zijn publicaties, het onderzoek dat hij heeft verricht, dat hij docent van het jaar was geweest, hoe toegewijd hij was. Heel mooi. Eenderde A4’tje, inclusief foto. Dat was zo relativerend: zo sluit je dus je loopbaan af, na een leven lang dag en nacht werken, met eenderde pagina. Vanaf dat moment ben ik me minder monomaan op mijn werk gaan richten. Wat best moeilijk was. Ik dacht: hoe pak ik dat aan? Ik zei altijd overal ja op: lezingen, lesgeven. Moest ik groots aankondigen dat ik dat minder zou gaan doen? Ik heb daarmee echt geworsteld. Ik weet nog dat ik het eerste mailtje stuurde met: ‘vriendelijk dank voor de eervolle uitnodiging, maar helaas kan ik niet ingaan op uw verzoek’ - ik had heel lang op die formulering gepuzzeld. Je weet dat je iemand daarmee teleurstelt. Maar goed, die persoon weet dat de kans erin zit, dus zo erg is het niet.’
Het klinkt alsof je jezelf daarmee nog steeds moet geruststellen. Je bent onvermoeibaar onbaatzuchtig, zegt je schoonzus - waarvandaan komt die werkdrift? Is er een persoonlijke aanleiding voor?
‘Dat wordt me natuurlijk vaak gevraagd: of ik zelf misbruik heb meegemaakt. Eén keer een potloodventer, maar verder: nee. Er is me nog nooit iets ergs overkomen. Ik ben nog niet eens over een stoeptegel gestruikeld, zeg ik weleens. Mijn ouders hebben er alles aan gedaan om me te beschermen, ik heb me altijd geliefd en gekoesterd gevoeld.’ Ze lacht: ‘Misschien schoten ze daarin door. Op een reünie laatst, van het gymnasium, zeiden oude klasgenoten: waar je ook was, je vader kwam je midden in de nacht halen. Door mijn ouders voelde ik me volledig veilig en daar ben ik ze heel dankbaar voor, want het heeft ervoor gezorgd dat ik vol vertrouwen de wereld tegemoet treed. Nog steeds.’
Hoe kan dat? Ik kan me voorstellen dat jij bij je zoons voetbalwedstrijd leuk met een vader staat te praten en ondertussen denkt: wie weet heb jij je kind vanochtend wel misbruikt.
‘Nee, zo kijk ik niet naar mensen. De wereld is goed en er zijn een paar rotte appels, maar dat is een minderheid. En voor die rotte appels moeten we heel goed zorgen, want eigenlijk alle daders hebben een laag zelfbeeld, die zijn als kind vaak zelf ook verwaarloosd of misbruikt. Maar het overgrote deel van de mensen is gewoon te vertrouwen. Het positieve wereldbeeld dat ik van mijn ouders heb meegekregen is veel sterker dan al die verhalen over grote mensen die kleine mensen kapotmaken. Anders zou ik angstig en argwanend zijn, en dat ben ik niet.’ Lachje: ‘Ze noemden me vroeger op school soms Iva Naïeva. De wereld is goed, door die bril kijk ik nog steeds.’
Ik las een opiniestuk van je waarin je ervoor pleit dat op sportclubs geen volwassene een-op-een met een kind samen in een ruimte mag zijn. Dat klinkt niet naïef.
‘Dat is realistisch. Hallo, we hebben het over seksueel misbruik, waarom zouden we het aan de kinderen overlaten om ervoor te zorgen dat het niet gebeurt? We weten uit onderzoek dat in elk sportteam wel een of twee kinderen zitten die iets grensoverschrijdends meemaken. Dat kun je voorkomen door simpelweg te zorgen dat er geen gelegenheid is en door afspraken te maken, zoals: op deze sportclub is een volwassene nooit alleen met een kind. En maak het maar inzichtelijk: hang posters op in de kleedkamers zoals die met ‘laat geen waardevolle spullen achter in de auto’, maar dan met beelden van ongewenst gedrag. Een turnleraar die een kind net iets te hoog optilt, een coach met zijn hand op het been van een voetballertje. Met de boodschap: dat doen we hier dus niet.’
Het lijkt me lastig laveren tussen argwaan en dat positieve mensbeeld.
‘Nee, heus, dat is niet zo. Ik voel me een geluksvogel, persoonlijk kom ik alleen maar de juiste mensen tegen. Maar ik moet je zeggen dat ik het misbruik nog nooit recht in de ogen heb gekeken. Laatst had ik de gelegenheid, toen ik op werkbezoek was bij het Team Bestrijding Kinderporno - de hoeveelheid kinderporno is verzesvoudigd de laatste jaren. Ik kon beelden bekijken, maar ik heb het niet gedaan. Zedenrechercheurs kijken nooit naar de ogen van een kind, maar meer technisch, naar details, bijvoorbeeld hoe hoog de stopcontacten zitten. Ik was bang dat ik dat onwillekeurig wél zou doen, dat ik zou willen weten: hoe is de blik in de ogen van het kind? En dat ik daar dan last van zou krijgen. Ik ben nu in balans, daarom kan ik mijn werk goed doen. Dat wil ik graag zo houden.’
Keep smiling - tegen de klippen op?
‘Nee, want uiteindelijk sta ik positief in het leven. Ik weet dat er rotte appels zijn en ik weet dat ze ieders gezin kunnen treffen. Dat kinderen ’s avonds aan tafel gezellig over het voetbal kunnen vertellen en ondertussen jarenlang door de overbuurman worden misbruikt. Misbruikte kinderen leiden een dubbelleven. Dit zeg ik om ouders van misbruikte kinderen te ontschuldigen: je ziet het niet, want het is de bedoeling dat je het niet ziet. Wat dat betreft maak ik me geen illusies dat het bij ons anders zou zijn. En toch ga ik ervan uit dat mijn huis wordt overgeslagen. Ik praat wel met de kinderen over wensen en grenzen, maar niet heel vaak, en ze waarschuwen voor anderen, nee, dat doe ik eigenlijk nooit. Nogmaals: in mijn privéleven kom ik alleen maar goede mensen tegen.’
Denk je.
Lacht: ‘Misschien toch nog een beetje Iva Naïeva.’
Cv Iva Bicanic
1972 geboren in Nijmegen
1991 diploma Stedelijk Gymnasium Nijmegen
1997 Bewegingswetenschappen Vrije Universiteit Amsterdam afgerond
2001 Studie psychologie aan de Vrije Universiteit afgerond
2012 eerste Centrum Seksueel Geweld geopend in UMC Utrecht
2014 proefschrift universiteit Utrecht over verkrachte pubermeisjes
2016 opleiding tot klinisch psycholoog afgerond
2017 Jaap Christoffelspenning voor bijzondere verdiensten in de zorg voor getraumatiseerde kinderen
2019 prijs meest invloedrijke persoon in de publieke gezondheid
Iva Bicanic is getrouwd, heeft twee kinderen en woont in Amersfoort