Isola Wilde
Ballonnen, vlinders, winterwinden en vinkjes: de gedichten van Oscar Wilde zijn niet om over naar huis te schrijven. Een catalogus van wuftheid en maniërisme. Geen wonder dat hij dikwijls werd bespot, toen hij in 1881 als twintiger met deze dingen op de proppen kwam. Drie jaar later hadden wij er ook zo een: Louis Couperus, Een lent van vaerzen. Het was een laat-negentiende-eeuwse trend: jonge kerels met oudewijvengedichten.
Van sommige schrijvers is de biografie boeiender dan het oeuvre. In de nieuwe bloemlezing Gedichten (uitgeverij Plantage), vertaald door Marja Wiebes en Margriet Berg, las ik 'Requiescat', dat Wilde in 1881 schreef bij de dood van zijn jongere zusje Isola Francesca, dat in 1867 op 9-jarige leeftijd stierf.
Er viel me iets aan op. Het gedicht gaat over een dood meisje. 'Zij ligt nu in haar kist,/ Onder een steen,/ En heeft nu rust. Ik kwel/ Mijzelf alleen.' Eens mooi, nu vergaan tot stof. In deze vijf strofen is Oscar geen moment persoonlijk, of het moet om zijn eigen smart gaan. Zijn dode zusje is een object, onderwerp voor een stemmig vers. We krijgen het kind zelf niet te zien.
In de Wilde-biografie van Richard Ellmann vond ik een paar regeltjes over Isola: zonnetje in huis, kreeg koorts, snel dood, ouders in diepe rouw. Oscar die toen 12 was, bezocht het graf van zijn zus geregeld, en zijn melancholie kan wel eens door die ervaring geboren zijn.
Het is mogelijk, maar uit 'Requiescat' blijkt die specifieke liefde niet. Ik bedoel dit. Op de omliggende pagina's van de biografie staat hoe Oscar op school ontzag wekte door zijn manier van lezen: met twee pagina's tegelijk ging dat, in 3 minuten had hij de plot van een roman beet, een driedelige roman kostte hem een half uur lezen en dan kon hij tegelijkertijd over een ander onderwerp een gesprek voeren.
Wilde kon zo snel lezen dat hij ruimschoots tijd overhield om zich te wijden aan de esthetische zonde der luiheid.
Hem zien we voor ons. Meteen. Maar Isola blijft dood.
undefined