ISBN

Dat er in de Gouden Eeuw ook een Hollandse kolonie was in het noorden van Brazilië, waar Johan Maurits van Nassau gouverneur was, is in Nederland niet zo bekend....

Na Handboek van de inquisiteurs en De glans en pracht van Portugal wordt de Nederlandse lezer verblijd met een derde boek van de Portugees António Lobo Antunes: Preek tot de krokodillen. Vier vrouwen vertellen over zichzelf en het leven onder extreem rechts in Portugal, dat na de Anjerrevolutie van 25 april 1974 veranderde (Ambo; fl 65,-).

Wie alles van Gerard Reve al in de kast heeft staan, en dus minder geïnteresseerd zal zijn in het Verzameld werk, zou misschien in het laatste en zesde deel (Veen; fl 89,90) iets kunnen vinden dat hij nog niet kent. Het gaat om 'een ruime keuze' uit Reves 'verspreide geschriften'. In 'Zelf kamperen' schrijft hij over een kamp op de Veluwe: 'Neen, het was geen slordig opgezet project, en ik herinner mij ook niets van slechte voeding, slechte hygiëne of slechte legerstedes. Er was iemand die een Eerste Hulp diploma had en nog iemand die Reddend Zwemmen kon. En er was een kast met een verbandtrommel plus een soort huisapotheek. Dus nogmaals: het was een goed kamp, en dat ik mij niet gelukkig voelde was niemand zijn schuld behalve de mijne.'

Nog even en de gulden zal door de euro worden vervangen. Het einde van een leven van 750 jaar, want de gouden gulden werd in 1252 in Florence geboren. In De geschiedenis van de gulden - Van Pond Hollands tot Euro (Boom; fl 43,85) vertelt de economisch-historicus W.L. Korthals Altes over onder meer de Fiorino d'oro, de Carolusgulden, de Generaliteitsgulden en de gouden standaard.

In Operia in een notendop (Prometheus; fl 17,52) schetst Willem Bruls in grote lijnen vier eeuwen operageschiedenis. Zijn boek begint met Claudio Monteverdi en eindigt met Igor Stravinsky. Daartussen ontmoet de lezer onder anderen Händel, Gluck, Mozart, Donizetti. Verdi, Wagner en Strauss.

Al onze gisterens is een roman van de Italiaanse Natalia Ginzburg (1916-1991), die tot de generatie van grote landgenoten als Alberto Moravia, Primo Levi, Italo Calvino en Leonardo Sciascia wordt gerekend, en wier werk in kwalitatief opzicht met dat van hen op één lijn kan worden gesteld. In Al onze gisterens uit 1952 laat ze een meisje van zestien over het familieleven in een provinciestad vertellen tegen de achtergrond van het fascisme en de Tweede Wereldoorlog, die op uitbreken staat (Meulenhoff; fl 45,81).

Gerben Heitink is als hoogleraar aan de Vrije Universiteit al ruim dertig jaar betrokken bij de opleiding van predikanten. In Biografie van de dominee (Ten Have; fl 49,58) beschrijft hij de ontwikkeling van het beroep sinds de Reformatie. 'Ik versta het predikantschap als een historisch verschijnsel, een beroep dat al heel veel ontwikkelingen heeft doorgemaakt, maar zich steeds weer aan nieuwe historische en culturele omstandigheden heeft weten aan te passen', schrijft Heitink in zijn Woord vooraf.

De mensenrechtenorganisatie Amnesty International werd veertig jaar geleden opgericht door Peter Benenson. Thans zijn er meer dan een miljoen leden in meer dan honderdzestig landen. De geschiedenis van de organisatie die zich bekommert om het lot van politieke gevangenen, wordt verteld in De druppel holt de steen uit (Becht; fl 54,90), geschreven door Jonathan Power.

In De heenreis vertelt de jiddische dichter, essayist en journalist Jacob Glatstein (1896-1971) over zijn reis vanuit de Verenigde Staten, waar hij woonde, naar zijn geboorteplaats Lublin om zijn zieke moeder te bezoeken. Het boek verscheen in de Jiddische Bibliotheek van Vassallucci (fl 41,76).

De neerlandicus J.H. de Roder, 'een van de productievste en meest besproken essayisten van dit moment', zoals zijn uitgever schrijft, laat in Het onbehagen in de literatuur zijn licht over een veelheid van (literaire) onderwerpen schijnen. Aan bod komt niet alleen de poëzie, maar ook het denken van schrijvers als Kees 't Hart, Martin van Amerongen en Patricia de Martelaere (Vantilt; fl 39,90).

De grasbijter van de cultuursocioloog Jan van Mersbergen (1971) gaat over een eenzame man van een jaar of dertig, die op het platteland in het huis van zijn ouders woont en het vee verzorgt. Zijn leven verandert, als een oud schoolkameraadje, Cecile, langskomt. Ze heeft belangstelling voor zijn oude piano (Meulenhoff; fl 29,75).

De Nijmeegse schrijver Frans Kusters kreeg in 1973 de toen nog bestaande Reina Prinsen Geerligs prijs, die lang garant stond voor een grote schrijverscarrière. Kusters bleef schrijven, verhalen, maar beroemd werd hij er niet mee. Nu publiceert hij voor het eerst een roman, Na het wonder, waarin de lezer te maken krijgt met de dromen en fantasieën van Theo Pasveer, die een noodlottig ongeval heeft veroorzaakt en op het punt staat zich weer onder de mensen te begeven (De Bezige Bij; fl 29,75).

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden