AnalyseNieuwe arbeidsmarktwet
Is vast werk bezig aan een nieuwe opmars?
De Wet arbeidsmarkt in balans werd op 1 januari van kracht. Flex en vast moeten meer naar elkaar toegroeien. Zijn de eerste effecten van de wet al zichtbaar en begint Nederland nu ook echt aan een van de grootste arbeidsmarkthervormingen ooit?
Rick Diederiks (26) zit sinds begin dit jaar vast, en hij vindt het heerlijk. Na jarenlang van uitzendbaan naar uitzendbaan te zijn gehopt, heeft de lasser van containerbedrijf Groenenboom nu de zekerheid van een vaste aanstelling. En dat dankt hij allemaal aan de nieuwe arbeidsmarktwet.
Aan de invoering ervan gingen maanden van discussie vooraf, toch werd de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab) op 1 januari vrij geruisloos van kracht. Met hogere werkgeverspremies voor flexibele werknemers en lagere voor vaste krachten, moet de Wab de verregaande flexibilisering van de arbeidsmarkt stuiten. Flexwerkers worden duurder en vaste werknemers juist goedkoper. Dat gaat wel gepaard met een soepeler ontslagrecht. Zo moet flex minder flex, en vast minder vast worden, aldus verantwoordelijk minister Wouter Koolmees (Sociale Zaken).
Alles op de schop
Zijn poging om de kloof tussen vaste- en flexibele werknemers te dichten, lijkt nog maar het begin. Vorige maand concludeerde de commissie Regulering van werk, onder leiding van oud-topambtenaar Hans Borstlap, dat zo’n beetje alle spelregels rondom werk op de schop moeten. Van arbeidscontracten tot sociale zekerheid. Want flexwerk is niet alleen schadelijk voor de flexers zelf, die door grote arbeidsonzekerheid hun toekomstplannen uitstellen, maar ook voor de economie. Iedereen moet weer werknemer worden, waren de woorden waarmee hij de knuppel in het hoenderhok gooide.
Tekent dit de comeback van de vaste baan in Nederland?
Vooropgesteld: de vaste baan is nooit helemaal weggeweest. Nog altijd heeft 61 procent van de werkenden een vast contract. Maar dat neemt niet weg dat Nederland zich de afgelopen tien jaar heeft ontwikkeld tot Europees kampioen flex. Aangemoedigd door arbeidswetgeving kozen werknemers na de crisis liever voor goedkope flexkrachten en (schijn)zelfstandigen dan voor vaste werknemers die met hun bijna onfeilbare ontslagbescherming en lange doorbetaling bij ziekte veel duurder zijn.
Van plakband aan elkaar
Er zijn inmiddels 1,1 miljoen zzp’ers en 2 miljoen flexwerkers in Nederland. Hun werkvormen verschillen vaak niet van aard, maar alleen in prijs, zegt econoom Bas ter Weel die betrokken was bij de commissie Borstlap. Er zijn payroll- en uitzendovereenkomsten, oproepcontracten, detachering, contracting en schijnzelfstandigheid. ‘Het hele stelsel hangt van plakband aan elkaar. In de appendix van ons rapport hebben we geprobeerd alle werkvormen te omschrijven, maar het zijn er zoveel dat het niet te doen was.’
Vooral lageropgeleiden zijn kind van de rekening. Van hen heeft maar liefst de helft een flexibel contract, tegenover een derde van de hogeropgeleiden. Dat maakt hen kwetsbaar. Ze hebben vaak geen idee wat voor contractvorm ze hebben en welke rechten daarbij horen. De kans dat flexwerkers in de WW raken is bovendien veel groter en de kans op een vaste baan juist kleiner. Slechts één op de zeven mensen die in 2016 begon als flexkracht had het jaar daarop een vaste baan.
Vaag verhaaltje
Dat merkte ook lasser Diederiks. In de acht jaar dat hij nu werkt, kreeg hij niet één keer een vast contract. ‘Ze geven je twee jaar lang het gevoel dat ze blij met je zijn en je graag willen houden, maar als het erop aankomt, krijg je een vaag verhaaltje dat je niet in het plaatje past. Dat steekt.’ Enkele maanden na zijn ontslag kreeg hij steevast weer een telefoontje: of hij misschien terug wilde komen. Toevallig nét na de wettelijke tussenpoos die tussen contracten moet zitten.
Dat er iets moet gebeuren om dergelijke constructies te voorkomen, daarover lijkt iedereen het wel eens. Toch was de inkt van het rapport van de commissie Borstlap amper droog of werkgevers, vakbonden en zzp’ers namen het onder vuur vanuit hun vertrouwde stellingen. Tijdens het debat afgelopen woensdag deden Kamerleden precies wat ze volgens Borstlap niet moesten doen: shoppen in het rapport. PvdA’er Asscher wilde bepaalde pagina’s er zelfs met ‘een schaartje uit knippen’.
Arbeidsmarkthervorming
‘Ik vind het een voordeel dat iedereen zowel boos is als blij’, zegt econoom Ter Weel, ‘dat geeft aan dat het een evenwichtig rapport is.’ Natuurlijk zal het even duren voordat de ‘grootste arbeidsmarkthervorming in honderd jaar’ een feit is, hij sluit niet uit dat er nog wel een kabinetsperiode overheen kan gaan, ‘maar de huidige arbeidsovereenkomst komt uit 1907 dus daar houden we het nog wel even mee vol.’
De recent gesloten pensioen- en klimaatakkoorden hebben het vertrouwen in de polder enigszins hersteld. Toch heeft het verleden uitgewezen dat arbeidsmarkthervormingen ondanks alle goede bedoelingen ook kunnen mislukken, zegt hoogleraar Arbeidsmarktverhoudingen Agnes Akkerman. Zo klapte in 2017 het polderoverleg over loondoorbetaling bij ziekte en verzekeringen voor zelfstandigen. Akkerman pleit daarom eens niet voor de tijdrovende consensus. ‘Commissie borstlap signaleert terecht een point of no return. Ik vraag me af: is het tijd voor een compromis of hebben werknemers al wel genoeg ingeleverd?’
Als die werknemers het voor het zeggen zouden hebben, kiezen ze nog altijd voor een vast contract, weet Monique Kremer, bijzonder hoogleraar Actief Burgerschap en onderzoeker bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). ‘80 procent van de flexwerkers wil een vaste baan. Ze willen zekerheid. Als je een vast contract hebt, kun je ook flexibel zijn, maar dan heb jij de kaarten in handen en niet de werkgever.’ Bovendien moeten we volgens Kremer niet onderschatten hoe belangrijk dat contract is voor het gevoel van erkenning. ‘Het geeft je het gevoel dat je niet inwisselbaar bent.’
Niet rigoureus genoeg
Maar voordat de werkgever bereid is dat vaste contract te verlenen, moet het wel minder vast worden, denkt econoom Ter Weel. ‘Er zijn nu te veel zaken, zoals heel lang loon doorbetalen bij ziekte, die de werkgever gedoe opleveren en hem ervan weerhouden een langdurige relatie aan te gaan.’ De nieuwe arbeidsmarktwet van Koolmees is weliswaar een stap in de goede richting maar niet rigoureus genoeg om die kloof te dichten, vindt hij.
Want lasser Diederiks mag dan, samen met zijn drie collega’s, een vast contract onder zijn neus hebben gekregen, de Wab heeft ook al haar eerste slachtoffers geëist. Zo liet de ANWB voor de 80 flexwerkers die het in dienst nam 100 gaan. De NS nam 20 flexwerkers in dienst, maar nam afscheid van 130 uitzendkrachten. Zij zijn volgens uitzendbureau Young Capital elders ondergebracht.
Bovendien regelt de wet niks voor zzp’ers. Vakbond FNV en de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) zeggen signalen te hebben ontvangen dat flexwerkers worden vervangen door zzp’ers in onder meer callcenters, de schoonmaakbranche en de horeca. Werkplekken waar van vrij ondernemerschap weinig sprake kan zijn.
Natuurlijk, slimme werkgevers zullen altijd op zoek gaan naar de mazen in de wet. Toch is er wel degelijk reden voor optimisme, vindt hoogleraar Kremer. In 2018 nam het aantal vaste contracten namelijk voor het eerst in 10 jaar tijd toe. Met 0,3 procent. Zeker, het ging vooral om hogeropgeleiden en het valt te bezien of die groei ook doorzet zonder de huidige krapte op de arbeidsmarkt, maar volgens Kremer lijken steeds meer werkgevers in te zien dat het voordelen heeft om werknemers aan zich te binden, in plaats van steeds opnieuw te werven. Het vaste contract kan dus terugkomen van nooit helemaal weggeweest, zij het wel in een veel lossere vorm.
Verder lezen
Zijn de gevolgen van flexwerk echt zo dramatisch als de commissie-Borstlap heeft aangegeven? Welk effect heeft al die flexibele arbeid op de economie en de samenleving?
Lees het interview met commissievoorzitter Hans Borstlap: ‘Niemand zal alleen maar blij worden van onze voorstellen’
De prijzen in de horeca gaan in 2020 omhoog, voorspelt ABN Amro. Want het flexpersoneel wordt duurder.