NieuwsJeugdbescherming
Inspectie stelt meerdere jeugdbeschermingsregio’s onder verscherpt toezicht
De jeugdbeschermingsregio's Brabant, Noord-Holland en Rotterdam-Rijnmond krijgen een tik op de vingers van de Inspectie. Zij slagen er niet in de meest kwetsbare kinderen op tijd hulp te bieden. Nog te veel kinderen die onder toezicht zijn geplaatst, moeten te lang wachten op een vaste jeugdbeschermer.
Dit is te lezen in de rapportages over de jeugdbescherming die de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) maandag publiceerde. In november 2019 sloeg de Inspectie alarm over het ‘onacceptabel lage’ niveau van de jeugdbescherming in het rapport Kwetsbare kinderen onvoldoende beschermd. Het betreft kinderen in gezinnen waar de situatie zodanig is dat de kinderrechter oordeelt dat ingrijpen noodzakelijk is. ‘Voor jeugdigen en gezinnen die te maken krijgen met jeugdbescherming is het nodig dat hulp zonder vertraging wordt ingezet’, vindt de Inspectie.
Sindsdien is er wat verbeterd, maar niet genoeg, oordeelt de Inspectie nu. Opvallend zijn de regionale verschillen. ‘In de ene regio is meer verbeterd dan in de andere’, zegt hoofdinspecteur Jeugd Korrie Louwes. Zo is de jeugdbescherming in Friesland en Overijssel nu volgens de Inspectie wel grotendeels op orde.
De Nederlandse overheid is wettelijk verplicht om in te grijpen in gezinnen als het onveilig is voor een kind of als het kind in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Bijvoorbeeld in het geval van gewelddadige of verslaafde ouders. Of als de situatie onhoudbaar is door een vechtscheiding. Dat is de taak van de vijftien daarvoor gecertificeerde jeugdbeschermingsorganisaties. In het uiterste geval volgt een uithuisplaatsing.
Personeelsverloop
Zo’n 10 duizend kinderen per jaar hebben te maken met een ondertoezichtstelling (OTS). Maar de jeugdbeschermingsorganisaties en hun samenwerkingspartners zijn niet allemaal op hun taak toegerust. Zij kampen met veel personeelsverloop, onder meer omdat het werk zwaar is. Daarom klagen veel gezinnen dat zij telkens andere gezichten zien.
In de regio’s Friesland en Overijssel lukt het nu volgens de Inspectie wél om onder toezicht gestelde kinderen tijdig een vaste jeugdbeschermer toe te wijzen, die tijdig passende hulp voor hen organiseert. In een aantal andere regio’s gaat dit wat moeizamer, maar de Inspectie heeft er wel vertrouwen in dat de jeugdbescherming er op niveau komt.
Maar er zijn ook nog steeds jeugdbeschermingsregio's die ondermaats presteren, volgens de Inspectie. En in die regio’s denkt de inspectie dat het niet vanzelf goed komt. Daarom plaatst de inspectie onder meer de regio’s Brabant, Noord-Holland (en Amsterdam) en Rijnmond onder verscherpt toezicht voor een half jaar. In Noord-Holland speelt ook het tekort aan specialistische jeugdhulp mee, waardoor kinderen te lang op een wachtlijst staan.
Te weinig regionale samenwerking
Dit geldt ook in de regio Zuid West (Zuid-Holland). Daar speelt volgens de Inspectie mee dat er te weinig regionaal wordt samengewerkt. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de jeugdhulp voor deze kinderen. Ook het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering lukt het volgens de Inspectie niet de minderjarigen tijdig een vaste jeugdbeschermer toe te wijzen en de juiste hulp voor het kind onder toezicht te regelen.
De jeugdbescherming ligt al langer onder vuur. Veel ouders hebben kritiek op de rapportages van de jeugdbeschermers, die volgens hen vol onjuistheden staan. En op basis van deze rapporten moet een rechter beslissen over bijvoorbeeld een uithuisplaatsing. Het valt de Inspectie op dat jeugdbeschermers niet altijd met de kinderen spreken, bijvoorbeeld omdat dit te belastend voor het kind zou zijn. De inspectie beklemtoont dat ‘er nooit een goede reden is het kind niet te spreken, zeker bij ingrijpende beslissingen over het kind, zoals bijvoorbeeld een uithuisplaatsing’. De inspecties verwachten dat jeugdbeschermers ‘altijd zoeken naar manieren om de ‘stem van het kind’ een plek te geven in hun overwegingen.’