Indiërs in Uganda maar net gedoogd
Ze spreken Hindi, Gujarati, of als ze sikh zijn een vettig soort Punjabi. Ze gaan gekleed in een sari, een salwar kameez of kurta pyjama....
'Aziaten' worden ze in Uganda genoemd. Die naam is echter te breed. Iedereen weet dat hun voorouders afkomstig zijn uit het vroegere Brits-Indiase rijk, uit het Subcontinent dus. De Britse heersers haalden hen naar Oost-Afrika als gastarbeiders, bijvoorbeeld voor de aanleg van spoorwegen. Velen van hen bleven hangen, stichtten gezinnen en gingen in zaken. Hun paspoort is wellicht Afrikaans, hun mentaliteit volstrekt niet.
In de jaren zeventig waren zij in Uganda de zondebok van de even kleurrijke als bloeddorstige dictator Idi Amin. De Indiërs kregen te horen dat zij de autochtone Ugandezen uitbuitten. Hun economische succes wekte wrevel, zoals dat later voor Libanezen in West-Afrika gold, of voor etnische Koreanen tijdens de rassenrellen in Los Angeles, of etnisch Chinezen in Indonesië.
Zeventigduizend Indiërs moesten in 1972 zo goed als alles achterlaten en Uganda verlaten. Pas onder president Yoweri Museveni, die in 1986 aan de macht kwam, mochten zij weer terug.
Dat deden ze dan ook, redelijk massaal. Ze heropenden hun zaken, lieten zich opnieuw kennen als de motor van de Ugandese economie - en maakten zich weer niet geliefd.
Van enige integratie tussen Afrikanen en Aziaten is in Uganda nog steeds zo goed als geen sprake. Wie om zich heen kijkt, moet het opvallen dat een Indiër die niet alleen over straat gaat, zelden in het gezelschap van een Afrikaan verkeert. De twee bevolkingsgroepen gedogen elkaar, maar daarmee is alles wel gezegd.
De uitzetting van Indiërs is door Ugandezen zelf 'racistisch en laf' genoemd. Maar dat doet weinig af aan de veelgehoorde opvatting dat de Indiërs in Afrika arrogante bazen zijn, die zelf ook racistische neigingen vertonen.
Neem Celia, een Ugandese serveerster in een restaurant van Kampala. Zij spreekt over 'blaffende Indiërs', die hun Ugandese werknemers niet minder dan 'onderdrukken'.
De onderhuidse onvrede komt soms luidruchtig aan de oppervlakte. Zoals begin december, toen volgens de krant The Monitor een Indiase zakenman zijn Ugandese werkster op straat achterna holde omdat zij weigerde aan een bevel gehoor te geven. De man zou haar kort daarvoor hebben geslagen.
En dat alles vanwege een slecht schoongemaakt tapijt. De werkster was er met de stofzuiger overheen gegaan, maar de zakenman was niet tevreden.
Hij sloeg en greep haar in de nek, zo wil het verslag van The Monitor, om haar te dwingen het kleed dan maar schoon te likken.
Never the twain shall meet dichtte Kipling over Oost en West. Voor 'Oost en Zuid' lijkt het niet anders. Hoe stompzinnig ook, voor Indiërs speelt de huidskleur wel degelijk een rol in de bepaling van iemands sociale status. Niet toevallig gebruiken in India zelf de plaatsers van huwelijksadvertenties termen als 'lichte huid' om aan te geven dat zij de moeite van het uitverkiezen waard zijn.
Wie naar het Indiase Bombay gaat, komt er Afrikaanse studenten tegen die vrijwel zonder uitzondering klagen over de slechte behandeling die ze in het gastland ten deel valt. Hun beurzen danken zij aan de Indiase overheid, maar welkom voelen zij zich bepaald niet. Dat voelen de Indiërs in Afrika zich vaak ook niet. Maar soms hebben zij meer geld dan hun donkere broeders. En dus meer macht.
Tussen beide groepen zweven haat en angst, zodat ze elkaar zo ver mogelijk op afstand houden. Dat maakt de omgang uiterst ongemakkelijk. Een voorval als met het tapijt maakt de verstandhouding er niet beter op.
Rook blijkt vuur. De krant die erover berichtte, besteedde er zelfs haar hoofdredactioneel commentaar aan. The Monitor adviseerde de zakenman op zoek te gaan naar psychiatrische hulp. Zijn zaak moest overgedragen worden aan de politie en de rechter. Op straat in Kampala was het oordeel al geveld: 'Die Indiërs slaan zelfs hun eigen vrouwen' Maar daarvan kan menig Afrikaan toch niet vreemd opkijken.
Kees Broere