Indianen
Tien jaar geleden maakte ons gezin een roadtrip door Texas. Mijn ouders (natuurliefhebbers in hart en nieren) kraaiden extatisch bij vrijwel alles wat we tegenkwamen. Oh, een dorre struik! Kijk, een bergje zand! Wat een mooie steen! Oh wacht, het is platgereden kikker. Maar wat een mooie platgereden kikker!
Ondertussen zaten mijn broers en ik mokkend op de achterbank. We voelden ons bedrogen. Er was ons een vakantie naar het Wilde Westen beloofd. Waar waren de cowboys? De indianen? Waar bleef Lucky Luke?
Vooral de Roadrunners vielen tegen. Die verrekte vogels zeiden helemaal geen 'miep miep'. En snel waren ze ook al niet. Zelfs de platgereden kikker legde die dag meer kilometers af. (Totdat mijn moeder haar dashboardkastje opende en het beestje uit het raam flikkerde, maar dat terzijde.)
Toen we bij het stadje El Paso een brug overstaken, deed mijn vader een laatste poging om ons enthousiast te maken. Kijk jongens, wat een grote rivier, riep hij. Het lijkt de Rio Grande wel!
Nog geen seconde later raakte mijn moeder in paniek. Dat kan ze sneller dan haar schaduw. Dit IS de Rio Grande, gilde ze. We rijden Mexico in! En de paspoorten liggen nog in het hotel!
Niet bepaald lieve mensen, die immigratieagenten. Twee uur en een fikse boete later scheurden we terug de brug over (miep miep). Toch hebben mijn broers en ik onze ouders die verkeerde afslag nooit kwalijk genomen. De wachtkamer van het immigratiekantoor zat namelijk vol indianen; echte indianen.
undefined