ReportageScouting in Vlaanderen
In Vlaanderen willen (bijna) alle kinderen bij de scouting – en dus is het loten geblazen
Lijnrecht tegen de tijdgeest van individualisering in, is de scouting in Vlaanderen zo populair dat er om de schaarse plekken geloot moet worden. ‘Het is anders dan bij voetbal. Hier word je echt vrienden van elkaar.’
Overal op het grasveld lopen kinderen in donkerblauwe blouses met een zakdoek om hun nek. Vooraan, bij het clubhuis, staan de kleintjes te knikkeren. Achterin krioelt een groep jongeren over elkaar heen, terwijl anderen proberen hen aan de benen uit de kluwen te trekken – een spel dat ‘de vleeshoop’ wordt genoemd. In weer een andere hoek schieten kinderen met pijl en boog, of proberen ze naar de overkant te rennen terwijl anderen hen moeten vangen en optillen.
Na de zomerstop is ook in België de scouting deze maand weer begonnen. In Nederland heeft de padvinderij een suffig imago, en hebben Scouting en Jong Nederland samen 130 duizend leden. Vlaanderen (6,3 miljoen inwoners) telt liefst vier overkoepelende jeugdorganisaties, en daarnaast is er nog de Chiro, een van oorsprong katholieke variant op de padvinders, met in totaal 270 duizend leden. Verenigingen barsten uit hun voegen en elk jaar krijgen honderden ouders te horen dat hun kind op de wachtlijst wordt geplaatst.
‘We hebben 350 leden, maar als we zouden willen, zouden we twee keer zo groot kunnen zijn’, vertelt Ruben Haegeman van vereniging FOS De Wouw in Gentbrugge. ‘We willen echter niet groeien, want dan is het niet leuk meer. Nu hebben we de ruimte, en zijn er genoeg vrijwilligers.’
Bizarre taferelen
Een paar jaar geleden leidde de jaarlijkse inschrijving bij deze vereniging tot bizarre taferelen: de avond voordat er kon worden ingetekend, sloegen ouders hun tentje al buiten op, om er maar zeker van te zijn dat ze er op tijd bij waren. Nu kan iedereen zijn kind online inschrijven, en wordt er om de beschikbare plekjes geloot. Een handvol anderen kan nog op de wachtlijst terecht. ‘Maar de uitval is zo klein, dat je op de zesde plaats al geen kans meer maakt’, zegt Haegeman. ‘Dus ook de wachtlijst houden we beperkt.’
Een groot verschil met Nederland is dat pubers hier niet afhaken. Zo ziet Ignatius Glorieux, socioloog aan de Vrije Universiteit Brussel, opvallend veel studenten die nog steeds bij de scouting zitten. De meeste Vlaamse studenten gaan in het weekeinde altijd weer naar huis. Deels vanwege het gemak van ‘hotel mama’, maar ook omdat de band met de vriendengroep zo hecht is. Na hun studie, of in elk geval nadat zij zelf kinderen krijgen, trekken veel Vlamingen weer terug naar hun geboortedorp. Daarbij is het verenigingsleven volgens Glorieux zeker van invloed. ‘Je bent toch goed ingebed gebleven in de gemeenschap.’
Bovendien, zegt Glorieux, wordt het door de toekomstige werkgever gewaardeerd als men actief is geweest bij een jongerenvereniging. Het staat voor betrokkenheid, het vermogen om samen te werken en compromissen te sluiten. Mensen vermelden het dan ook expliciet op hun cv.
‘Wat dat betreft gaat het hier lijnrecht tegen de tijdsgeest in’, vertelt de socioloog. ‘Enerzijds zie je overal de individualisering toenemen, anderzijds is het verenigingsleven populairder dan ooit.’ Het is volgens Glorieux moeilijk te zeggen waar dat aan ligt. Wellicht is het een soort hang naar saamhorigheid. ‘Of naar traditie – bij de scouting spelen de kinderen tenslotte nog steeds dezelfde spelletjes als hun ouders vroeger. Ze komen in het weekeinde achter Facebook vandaan, en gaan met elkaar een vuurtje stoken, doen speurtocht, en gaan op kamp.’
Stadskindje
Dat is dan ook precies wat Vanessa Vanhecke zo fijn vindt. Deze zaterdagmiddag brengt zij haar drie kinderen in Gentbrugge naar de scouting: een jongen van 16 en een tweeling van 15. ‘Ze zitten er alledrie al vanaf hun vijfde bij. Waarom? Ik zat vroeger zelf op de scouting, en heb niets dan mooie herinneringen. Bovendien vind ik het goed voor ze. We wonen in de stad Gent, hebben maar een klein tuintje, en hier kunnen ze in het bos rennen. Het is voor zo’n stadskindje alleen maar gezond ook eens vuil thuis te komen.’
Volgens de jongeren zelf is het vooral leuk. ‘Het groepsgevoel is echt anders dan bij voetbal’, zegt Stan Timbermont (16). ‘Daar ben je elf spelers die tijdens de wedstrijd een team vormen, maar daarna is het weer klaar. Hier word je echt vrienden van elkaar.’
Hij blijft dan ook altijd hangen. Aan het eind van de middag komen ouders hun kroost halen, maar eerst nemen ze vaak een biertje aan de bar van het clubhuis, terwijl de kinderen buiten blijven spelen. Er wordt pizza besteld of friet gehaald en rond een uur of acht ’s avonds moeten zij weer buiten staan. ‘De oudere scouts en de leiding blijven plakken’, vertelt Stan. ‘Wij zitten hier zaterdag wel tot een uurtje of één ’s nachts.’