Reportagestatushouders in de zorg
In Syrië was Razi landbouwingenieur, nu loopt hij stage in de zorg
Door statushouders te rekruteren, hopen zorginstellingen de nijpende personeelstekorten weg te werken. Cultuurverschillen zitten soms in de weg. ‘De vrouwen vroegen: is het écht nodig om patiënten van het andere geslacht te wassen?’
Met de ene hand houdt Razi Misté (36) een beker vast, met de andere wrijft hij zachtjes over de bovenrug van een oudere dame. ‘Goed zo’, zegt hij, terwijl hij haar stimuleert om nog een slok te nemen. Vaste medewerker Lucie kijkt van een afstandje tevreden toe. ‘Een paar dagen geleden vond hij het nog eng om haar zo melk te laten drinken, maar kijk hoe soepel het nu gaat. Hij heeft ook echt een klik met haar, ze volgt hem de hele tijd met haar ogen.’
Op deze afdeling voor dementerende ouderen in het Limburgse Beek, onderdeel van de zorgcentra van Zuyderland , is Misté een opvallende verschijning. Niet alleen omdat hij een man is in een omgeving die voornamelijk wordt bestierd door vrouwen. Maar ook door zijn achtergrond. Misté is een Koerd uit Syrië. Samen met 22 andere statushouders is hij geselecteerd voor dit project, dat bij succesvol verloop uitmondt in een opleidingsplek. Het doel is tweeledig: werk verschaffen aan een doelgroep die veelal van een uitkering rondkomt en de nijpende tekorten in de zorg wegwerken.
Voor het project hebben zich overwegend mannen aangemeld, het merendeel van Syrische en Eritrese komaf en zonder zorgachtergrond. De stage van twaalf dagdelen biedt statushouders de gelegenheid te ervaren of de zorg iets voor hen is. Tegelijkertijd wordt gekeken of iemand geschikt is. Het belangrijkste, zegt medewerker Lucie, is dat het werk ‘vanuit het hart’ wordt gedaan.
Misté is van huis uit landbouwingenieur. Toen hij drie jaar geleden door de oorlog in Nederland terechtkwam, zag hij zich gedwongen opnieuw te beginnen. Zijn diploma is hier niets waard. Hij ging aan het werk in een papierfabriek. ‘Maar dat kan ik niet nog dertig jaar blijven doen’, zegt hij tijdens een rookpauze. Een poging om in de ict aan de slag te gaan mislukte en dus is hij nu bezig met ‘plan B’: de zorg. Zijn broer, die ook in Nederland woont, wees hem op dit project.
De stage beperkt zich vooralsnog tot het rondbrengen van eten en drinken, het in- en uitruimen van de vaatwasser en het gezelschap houden van de bewoners. ‘Of ik het werk leuk vind?’ Hij blaast een wolk rook uit. ‘Eerlijk gezegd niet. Maar ik heb er bewust voor gekozen om dit te doen. Het biedt me de kans om een Nederlands diploma te halen en hogerop te klimmen.’
Personeelstekort
Het idee om statushouders in te zetten op plekken met personeelstekorten is niet nieuw: vanuit het onderwijs lopen verschillende initiatieven om statushouders voor de klas te krijgen en ook in de technische sector wordt dankbaar gebruik gemaakt van de doelgroep.
Zorgcentra in Brabant lieten statushouders eerder al meedraaien en in Amsterdam is recentelijk eenzelfde soort project gestart. Dat gaat niet zonder slag of stoot. Het kost veel tijd om statushouders te werven, omdat de doelgroep moeilijk te bereiken is. Zodra ze zijn ingeburgerd, verdwijnen ze doorgaans uit beeld van de instanties. Ook de taalbarrière en cultuurverschillen staan een soepele samenwerking in de weg.
‘Een paar vrouwen vroegen zich tijdens de informatiesessie af of het mogelijk was om het wassen van patiënten van het andere geslacht als onderdeel uit de opleiding te halen’, zegt Else van Selst, opleidingsmanager bij het Limburgse Zuyderland. ‘Hun echtgenoten hadden daar namelijk problemen mee. We zijn meteen heel duidelijk geweest: dat is geen optie. Een Marokkaanse medewerker, die een opleiding bij ons volgt, heeft toen aan de groep uitgelegd hoe het werk binnen de richtlijnen van de godsdienst kan worden uitgevoerd. Dat stelde de meesten wel gerust.’
Van de bewoners zelf verwacht Van Selst weinig weerstand. ‘We hebben één keer een bewoner gehad die tegen onze Marokkaanse medewerker zei: ‘zeg, doech dat deukske es aaf’, maar over het algemeen is het geen probleem.’ Een grotere zorg is de taal: de meeste bewoners praten Limburgs dialect.
‘Dat moet ik nog leren', lacht Misté, wiens Nederlands al behoorlijk goed is. Soms drukt hij zich in het Engels uit. ‘That's my lady’, roept hij, terwijl hij zijn arm om de oudste bewoonster slaat, die aan tafel in het woongedeelte heeft plaatsgenomen. Uit de muziekinstallatie schallen smartlappen. De vrouw, die er voor haar 97ste nog opvallend goed uitziet (‘Mijn geheim is Nivea’), vindt de nieuwste medewerker ‘een heel aardige jongen’. ‘Ik kan er goed mee praten’, zegt ze.
Ideaal
Voor Misté is een zorgcentrum onbekend terrein. Hij komt uit een land waar het gebruikelijk is dat ouderen door hun familie worden opgevangen. Dat klinkt romantischer dan het in werkelijkheid is, zegt hij. ‘Ouderen worden in Syrië vaak alleen gelaten, terwijl de familie erop uittrekt. Al die tijd zitten ze in hun eentje thuis, zonder zorg.’
Een zorgcentrum is volgens hem ‘ideaal’. ‘Ouderen krijgen aandacht, worden gewassen, krijgen eten, alles.’ Maar toen hij zijn zus vertelde dat hij aan deze stage was begonnen, reageerde ze afkerend. De zorg: dat gaat toch alleen over mensen wassen en naar het toilet begeleiden? ‘Zo denken veel mensen in mijn omgeving’, verzucht Misté. ‘Terwijl er zoveel meer bij komt kijken. Ik zie nu met eigen ogen met hoeveel liefde de medewerkers de bewoners verzorgen.’
Medewerker Lucie reikt hem de dubbelsap aan om uit te schenken aan de bewoners. Fronsend kijkt Misté naar het etiket. ‘Twee verschillende smaken bij elkaar? Hmm, een beetje vreemd.’ Hij buigt zich voorover. ‘Mevrouw, wilt u een glaasje?’
Lees ook
Vluchtelingen voor de klas: ‘Kinderen zijn hier brutaler, maar dat is juist goed’
Op acht Amsterdamse basisscholen staan sinds kort gevluchte leraren uit Turkije en Syrië voor de klas. Ze lopen stage waarbij ze zowel de Nederlandse taal als het Nederlandse onderwijs leren kennen. ‘Mijn dochter van vier wil niet geloven dat ik hier in Nederland nu ook juf ben.’