REPORTAGE
'In de arme wijken van Napels tikt een sociale bom'
Steeds jonger worden ze, de Napolitaanse capo's. En ze sterven bij bosjes. Maar hun strijd eist ook onschuldige levens.
In bijna iedere steeg van Napels staat tussen de kleine donkere woningen wel ergens een altaar voor Maria, Jezus of Padre Pio. Soms hebben de buurtbewoners foto's van geliefden en kaarsjes naast de beschilderde pop in de etalage gezet, andere keren staan de heiligen aan hun lot overgelaten tussen de voorbijrijdende scooters.
Ook in de Vico Santi Filippo e Giacomo, een zijstraatje van een drukke toeristenstraat, staat zo'n altaar, een beetje verstopt achter de open deuren van een binnenplaats. Voor het altaar staan drie grote bossen bloemen. Achter het raam is een levensgroot nagemaakt hoofd neergezet van een jonge Napolitaan met een lange baard. Zijn zwart geschilderde haar is aan de zijkanten opgeschoren, zoals de Napolitaanse mode dicteert, en op zijn voorhoofd balanceert een designerbril. Het is een geschenk van de winkeliers uit de buurt. Een aandenken aan de jonge Emanuele Sibillo, wiens initialen in de omliggende straten in felgekleurde graffitiletters staan. Een automobilist die onbekenden ziet weglopen bij het altaar, houdt onmiddelijk stil.
'Sorry', zegt de bestuurder, met dwingende stem. 'Zag ik je daar nou een foto maken?'
Bloedige strijd
De 19-jarige maffiabaas Emanuele Sibillo is een jaar geleden doodgeschoten, maar dit is nog altijd zijn territorium. Volgens zijn volgers tenminste, die er alles aan doen om die boodschap over te brengen. Want om de smalle straten van Napels wordt een bloedige strijd gestreden, die vorig jaar volgens de Napolitaanse politie 32 doden tot gevolg had, en in de eerste zes maanden van dit jaar al meer dan 35. Het is een ongekende situatie, want de meerderheid van de slachtoffers is jong.
Op het plein van stadswijk Sanità staan militairen met mitrailleurs. Ze zijn door de Italiaanse regering gestuurd om te laten zien dat de staat hier aanwezig is op straat. Niet zoals in de Romeinse metrostations ter preventie van islamitisch terrorisme, maar vanwege de scooterjongens met de schaduw van snorretjes boven hun lippen.
'Natuurlijk zijn wij de baas op straat', zegt Guido Marino, hoofd van de Napolitaanse politie. Hij raakt geïrriteerd als hij het moet hebben over wat de Italiaanse media 'baby-baasjes' noemen. Zelf noemt hij ze liever een stel 'analfabeten'. 'Ruggegraatlozen.' Of: 'hongerigen'.
Jochies
De politie heeft de afgelopen jaren hard gewerkt in Napels. De maffiabazen die wereldberoemd werden door de bestseller Gomorra, zijn bijna allemaal in de cel beland. Toen de Napolitaanse maffia de kopstukken verving, arresteerde de politie ook hun opvolgers. Maar door de vele arrestaties zijn gaten in de Napolitaanse drugsmarkt ontstaan. En wie zijn daar in gesprongen? Twintigers en tieners, soms nog niet eens meerderjarig.
'Ze hebben niks maffia-achtigs, maar dat maakt ze niet minder gevaarlijk', zegt Marino. 'De oude maffiabazen hadden een georganiseerde structuur met regels en rollen. Ze wilden hun belangen ontwikkelen en laten doorgroeien, als ondernemers. Ze hadden er dus belang bij niet te veel aandacht te trekken. Maar deze jochies denken alleen aan geld verdienen. Er zijn geen regels, er is geen groepsdiscipline en ze hebben geen vaardigheden. Het enige dat telt, is wie het beste schiet.'
Buiten het stadscentrum weten leden van de Camorra, de Napolitaanse maffia, nog altijd groot geld te verdienen met het binnenhalen van bouwaanbestedingen en andere projecten. De tieners in het centrum zijn vergeleken met hen maar kleine visjes. Maar ze bezorgen de politie handenvol werk. Zodra een jonge bende gearresteerd is, stort de volgende tienergroep zich op hun terrein. 'Vorig jaar hebben we alleen al in de wijk Forcella honderd jonge en heel jonge mensen gearresteerd, en niemand durf te zeggen dat het probleem daar is opgelost', zegt politiehoofd Marino.
Voortdurend conflict
Omringd door op geld azende leeftijdsgenoten is wild in het rond schieten de enige manier waarop de jonge criminelen hun binnengehaalde territorium kunnen behouden, vertelt het politiehoofd. 'Ze gaan schietend over straat om de rest van de wijk te intimideren. En ze zijn voortdurend met elkaar in conflict over het territorium. De enige manier om het conflict op te lossen, is door de tegenstander te elimineren.'
Op het plein van Sanità kreeg een voorbijganger in november een kogel in zijn buik toen op een zaterdagmiddag een maffiabaas werd geëlimineerd. Hij overleefde, maar de priester die in een klein appartement boven het plein woont, is nog altijd geschokt.'Om half vijf 's middags', zegt priester Alex Zanotelli - blauw gebatikt shirt, leren sandalen. 'Kun je je voorstellen wat hier kan gebeuren?'
Een paar meter bij zijn deur vandaan staat een gedenksteen voor de 17-jarige Genny, die in september midden in de nacht werd doodgeschoten, zonder enige band met de misdaad. Verderop verspreidt een groep tieners een wietlucht over het plein. De middelbare school van deze wijk is een van de nationale recordhouders schoolverlaters. De jeugdwerkloosheid ligt hoger dan in Griekenland. Geld verdienen in de drugshandel is een van de weinige toekomstperspectieven, vertelt de priester. 'In de arme wijken van Napels tikt een sociale bom', zegt hij. 'En die bom dreigt te ontploffen.'
In de buitenwijk Ponticelli was de 19-jarige Ciro Colonello op 7 juni op het verkeerde moment op de verkeerde plaats: hij zat met zijn vrienden in een soort jeugdhonk. Ze hadden het zelf ingericht. Gewoon een plek om een potje tafelvoetbal te spelen en een colaatje te drinken. Dat de 24-jarige Raffaele Cepparullo die er die dagen rondhing een crimineel was, wist niet eens iedereen. De daders hadden het op Cepparullo gemunt, maar Ciro wist niet snel genoeg weg te komen. 'Ze waren met zijn tweeën, de daders', zegt Ciro Sanino (18), de buurjongen van zijn overleden naamgenoot. 'Ciro wilde wegrennen, maar zijn bril was gevallen. Hij had hem net drie dagen en wilde hem oppakken. Hij had daar niet eens moeten zijn. Hij zou met een vriend naar het postkantoor, maar het regende buiten. Hij had geen zin om te gaan.' Hij zucht. 'Negentien jaar. Je denkt dat je nog een heel leven voor je hebt.'
Het is geen onderwerp waarover graag gesproken wordt in Ponticelli. 'Stel liever niet te veel vragen', zegt een vrouw in een gele legging. 'Het leven gaat door', zegt metselaar Michele Sanino, de vader van buurjongen Ciro Sanino. 'Zo gaat dat.'
Zwijgen
Maar zijn 9-jarige zoontje Antonio vertelt dat ook hij voor het jeugdhonk stond, vlak voordat de daders aan het eind van de middag kwamen binnenvallen. Alleen omdat het regende, was hij met een vriendje mee naar huis gegaan. 'We hebben de schoten gehoord', zegt Antonio. 'Ik was bang.' Zijn vader begint zwijgend te knikken als hem wordt gevraagd of het geweld op straat ook hem beangstigt. 'Nu schieten ze zelfs aan het begin van de avond al', mompelt de metselaar in dialect.
De inwoners van Ponticelli zijn de straat op gegaan voor Ciro. Met honderden liepen ze over het versleten asfalt, een sigaret tussen de samengeknepen lippen en een kaars in de hand. Verderop torende de vulkaan Vesuvius boven de betonnen woonblokken uit. Als hij zou uitbarsten, zou de sociale woningbouw van deze wijk waarschijnlijk worden verwoest. 'De wijk zwijgt niet', schreeuwde een man door een megafoon.
Maar politiehoofd Guido Marino vertelt een ander verhaal. Toen zijn mannen op zoek gingen naar getuigen van de moord, bleek niemand uit de wijk een dader te hebben gezien of gehoord.