Reportage
In Brabant worden kappers getraind om huiselijk geweld op te sporen: ‘Het helpt dat we oogcontact hebben via de spiegel’
Vroege signalering en laagdrempelige hulp zijn essentieel bij het bestrijden van huiselijk geweld. Brabantse kappers worden nu getraind in het signaleren ervan, in Rotterdam is een centrum geopend waar slachtoffers in gevaar naartoe kunnen.
De drie kapsters in het kale opleidingszaaltje van het Tilburgse kappersbedrijf John Beerens weten het zeker: ze hebben nog nooit signalen van huiselijk geweld gezien bij hun klanten. ‘Of is dat naïef?’
Als even later op het scherm cijfers verschijnen – een op de twintig volwassenen heeft te maken met huiselijk geweld en van de kinderen een à twee per klas – beseffen ze: het komt zo vaak voor dat zij ook slachtoffers in de stoel moeten hebben. ‘Confronterend’, vinden ze. Alle drie zitten ze al jaren in het vak en hebben een trouwe klantenkring. Soms hebben ze huilende klanten in de stoel vanwege een scheiding. Halve psychologen zijn ze soms, vindt Irma Geraerts (45), die een eigen salon heeft in Reusel. Klanten vertrouwen hun van alles toe. ‘Een therapeut die ik ooit knipte, legde me uit dat we een voorsprong hebben omdat wij mensen aanraken. We zijn letterlijk dichtbij. Dat we achter mensen staan en oogcontact hebben via de spiegel, helpt ook.’
Dat intieme contact is een van de redenen waarom de Taskforce Kindermishandeling en hulpverleningsorganisatie Sterk Huis kappers willen inzetten om huiselijk geweld op te sporen. Mensen gaan vaak jarenlang naar dezelfde kapper, wisselen opvallend intieme verhalen uit en voelen een sterke vertrouwensband. In Angelsaksische landen is daarmee al veel ervaring opgedaan en zijn inmiddels duizenden kappers opgeleid.
Signalen herkennen
Voor in het zaaltje staat de trainer van vandaag onrustig op haar benen te draaien, de ene hand verstopt in haar mouw, de andere wrijvend over een been. Ze probeert de kappers via een rollenspel signalen te leren herkennen en het gesprek erover te openen. Die vinden het lastig: iemand met een blauwe plek kan toch echt gevallen zijn? Hoe begin je dan een gesprek? De trainer helpt ze op weg: ‘Begin niet met je gevoel of een oordeel. Benoem wat je hoort of ziet.’
Komende week begint voor de 21ste keer de internationale campagne ‘Orange the World’ van de Verenigde Naties, waarbij gebouwen oranje worden uitgelicht om aandacht te vragen voor geweld tegen vrouwen en meisjes. Maar ondanks jarenlange bewustwordingscampagnes, taskforces en programma’s zoals het huidige ‘Geweld hoort nergens thuis’, nemen de geweldscijfers nauwelijks af (de daling ten opzichte van 2008 komt waarschijnlijk door een gewijzigde steekproefmethode).
5,5 procent van de volwassenen was de afgelopen vijf jaar minstens één keer slachtoffer van huiselijk geweld, blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Het overkomt zowel vrouwen als mannen, maar als het om structureel partnergeweld gaat, zijn vrouwen zes keer zo vaak slachtoffer als mannen. Vrouwen lopen ook vaker ernstig letsel op, soms zelfs met fatale gevolgen. 80 procent van alle vermoorde vrouwen in Nederland wordt omgebracht door haar partner of een familielid. Reden waarom wel van femicide, vrouwenmoord, wordt gesproken. Uit meldingen van hulpverleners blijkt dat 119 duizend kinderen (3 procent van het totale aantal) kindermishandeling heeft meegemaakt. Vraag je het kinderen zelf, dan ligt het cijfer rond de 12 procent.
Waarom zijn huiselijk geweld en kindermishandeling (die vaak hand in hand gaan) zo moeilijk aan te pakken? En zijn er nieuwe methoden die wel werken?
Vormen van huiselijk geweld
Huiselijk geweld is een immens complex probleem, zeggen onderzoekers en hulpverleners. Vrijwel nooit gaat het om een enkele klap die wordt uitgedeeld: ‘Het heeft zoveel verschillende vormen’, zegt Nelleke Westerveld van het landelijk kennisinstituut Movisie. Het gaat van fysiek geweld naar psychisch geweld, van intieme terreur – waarbij meestal de man de vrouw verregaand controleert – tot stalking, seksueel of eergerelateerd geweld. ‘Aan sommige vormen van geweld liggen duidelijk stress- en risicofactoren ten grondslag, zoals armoede, verslaving of psychische problemen’, aldus Westerveld. ‘Maar ook macht speelt een rol. Hulpverleners moeten dus goed in kaart brengen waarover het gaat, want al die vormen vragen om een specifieke aanpak. Tegelijkertijd staat het niet op iemands voorhoofd met welk soort geweld diegene te maken heeft.’
‘Vaak zie je dat mensen al jarenlang in een geweldsituatie zitten, gemiddeld zeven jaar, voor ze eindelijk de stap naar hulp nemen’, zegt Teun Haans, clustermanager bij Sterk Huis, dat samen met de Taskforce Kindermishandeling de trainingen voor kappers organiseert. ‘We weten ook dat hoe langer het geweld duurt, hoe moeilijker de situatie nog is te veranderen. Je moet er dus veel eerder bij zijn. Juist de omgeving kan dan een cruciale rol spelen.’ Want ook dat blijkt uit onderzoek: mensen die dicht bij een slachtoffer (of pleger) staan, hebben de meeste impact. ‘De buurvrouw, leraar, sportcoach, of de huismeester die voor de derde keer een deur vervangt, die moeten zich afvragen: wat gebeurt hier toch?’
Brede aanpak
In Noord-Brabant zetten ze daarom in op een ‘brede’ aanpak: huiselijk geweld moet niet alleen een zaak van professionals zijn, maar van de hele samenleving. Tot nu toe kregen de brandweer en huismeesters van de woningbouwvereniging een training, en deze maand dus ook kappers. Of dat tot meer meldingen leidt, wordt niet onderzocht. Wel weet Haans dat Veilig Thuis Midden-Brabant, de regionale afdeling van de meld- en adviesorganisatie voor huiselijk geweld en kindermishandeling, als enige in Nederland niet minder meldingen binnenkreeg tijdens de lockdowns. In de rest van het land daalde dat aantal wel. Niet doordat het geweld afnam (er is alle reden om aan te nemen dat het juist toenam vanwege de stressvolle situatie en het opgesloten zijn), maar omdat de politie, hulpverleners en leraren niet meer bij mensen over de vloer kwamen.
Het idee voor de brede aanpak is samen met ervaringsdeskundigen ontwikkeld. Jarenlang sprak de hulpverlening vooral over slachtoffers, inmiddels zitten op tal van plekken ‘ervaringsdeskundigen’ aan tafel om mee te denken. ‘Die vertelden ons meer dan eens: de bakker, de juf, de buren, ze wisten het allemaal, maar niemand vroeg ooit of ze iets konden doen’, zegt Haans. ‘Wij Nederlanders hebben de dikste voordeuren van Europa. We zijn hier als de dood om ons met iemands privéleven te bemoeien.’
Permanente angst
Daniëlle (34, zelfstandig boekhouder) is zo’n ervaringsdeskundige. Ze werd als kind verwaarloosd door haar laagbegaafde moeder, die haar uit onmacht opsloot. Als ze bij haar vader was, werd ze door haar stiefmoeder geslagen en van de trap gesleurd als ze iets verkeerd deed. ‘Het ergste waren niet de klappen, want ik wist: die zijn straks voorbij. De permanente angst ervoor, die is het ergst.’ Ze gelooft in de Brabantse brede aanpak: ‘Ik had een totaal verruïneerd gebit, want tandenpoetsen had niemand me geleerd, maar de tandarts trok nooit aan de bel.’ Omstanders denken volgens haar vaak dat ze je moeten redden, dat zij het probleem moeten oplossen, waardoor ze liever wegkijken. ‘Maar dat hoeft helemaal niet. Het had mij zo geholpen als iemand me alleen al duidelijk had gemaakt dat het niet normaal was, en dat ik het niet aan mezelf te wijten had.’
Eén keer heeft Danielle de kracht van zo’n gebaar ervaren. Haar stagebegeleider bij een reisbureau was het opgevallen dat ze klanten geen koffie aanbood. ‘Ik zei ik dat niet kon, omdat ik zeker wist dat ik het kopje uit mijn handen zou laten vallen. Ik vertelde er niet bij dat het kwam doordat ik als kind klappen kreeg als ik iets liet vallen. Ze vroeg niet verder, maar stelde voor om iedere dag na sluitingstijd te oefenen. ‘Maar als ik het kopje nou laat vallen?’, zei ik. ‘Dan pakken we een nieuwe’, antwoordde zij. Ze leerde me niet alleen dat ik uiteindelijk wel een kopje koffie kon serveren, maar veel belangrijker: dat ik iets kon veranderen.’
Het gaat erom het gesprek te openen, licht Haans toe. ‘Dat kan het begin zijn van een verandering.’ Dat wordt de kappers ook op het hart gedrukt. Het is niet de bedoeling dat ze Veilig Thuis gaan bellen om een melding te doen zodra hun klanten de hielen hebben gelicht. Toen Sterk Huis op Facebook een oproep plaatste voor de training van kappers, ontstond daar reuring: gingen kappers hun klanten ‘aangeven’? Natuurlijk is dat niet de bedoeling, zegt Haans. ‘Maar je kunt ze laten weten dat ze kunnen chatten en bellen met Veilig Thuis, bijvoorbeeld, en er bij de volgende knipbeurt nog eens op terugkomen.’
Daling in geweld
Helpt deze brede aanpak de cijfers naar beneden te brengen? Op basis van het rapport Kwestie van lange adem: kan huiselijk geweld en kindermishandeling echt stoppen? zou je een voorzichtig optimistische voorspelling kunnen doen. Onderzoeker Katinka Lünnemann en haar collega’s van het Verwey-Jonker Instituut volgden drie jaar lang 576 gezinnen die waren aangemeld bij Veilig Thuis. Bij eenderde van de gezinnen die hulp kregen, stopte het geweld uiteindelijk. Ook bij gezinnen die op de een of andere manier geen hulp kregen (maar wel in het vizier waren) nam het geweld overigens af, maar in mindere mate. Een verklaring voor dat laatste is volgens Lünnemann dat alleen de melding bij Veilig Thuis al iets in gang kan hebben gezet: het stilzwijgen over het geweld is doorbroken ‘en we weten dat bewustwording de eerste stap tot verandering is’.
Tegelijkertijd vindt bij de helft van de gezinnen ondanks de hulp nog altijd ernstig en veelvuldig geweld plaats: zowel partnergeweld als kindermishandeling. En dat is ernstig, want hoe langer het geweld aanhoudt, hoe schadelijker. Chronische stress veroorzaakt veranderingen in de hersenen waardoor kinderen moeilijker leren, meer moeite hebben om problemen op te lossen en ook bij normale taken sneller in een stressreactie schieten.
Een van de problemen is dat in Nederland veel instanties, zoals Veilig Thuis en Jeugdbescherming, zelf geen hulp verlenen. ‘Slachtoffers worden daardoor veel doorverwezen’, zegt Lünnemann. ‘Het ontbreekt aan snelle, concrete hulp.’
Decentralisatie
Dat was ook een van de conclusies van haar onderzoek naar de situatie in Rotterdam. In 2018 werd de stad opgeschrikt door de moorden op drie jonge vrouwen vlak achter elkaar, waaronder die op de 16-jarige Hümeyra die Nederland schokte. Hoe had het zo kunnen misgaan?
Met de vorming in 2015 van Veilig Thuis en de decentralisatie van Jeugdzorg naar de gemeenten was het juist de bedoeling om hulp dichter bij de mensen te organiseren. Maar er kwam juist een extra laag tussen, in de vorm van Veilig Thuis. In Rotterdam kunnen burgers niet direct naar het wijkteam, maar hebben een verwijzing nodig van bijvoorbeeld Veilig Thuis. ‘Daarbij was er door de organisatieverandering veel expertise weggelekt’, concludeerde Lünnemann.
Het gevaar van de brede Brabantse aanpak schuilt dan ook in het vervolgtraject, vreest Lünnemann. ‘Ik heb Sterk Huis hoog zitten, maar we constateren nu al dat er een tekort aan echte hulpverlening is. Dus als je allerlei groepen in de samenleving gaat trainen om huiselijk geweld te herkennen, zullen er meer meldingen komen en moet je er wel voor zorgen dat die extra hulp klaarstaat.’ Die extra hulp is er nog niet, bevestigt Haans van Sterk Huis.
Dat de brede aanpak goed is voor het bewustzijn in de samenleving, staat volgens Lünnemann buiten kijf. Maar de echte oplossing schuilt in de aanbevelingen die ze deed voor Rotterdam: er moet veel meer daadwerkelijke hulp komen, écht samengewerkt worden en misschien wel het allerbelangrijkst: er moeten laagdrempelige fysieke plekken komen waar vrouwen die gevaar lopen naartoe kunnen.
Codezin
Aan de Schiedamsedijk in Rotterdam is die plek er sinds deze maand. Wie zich bij de balie van de GGD meldt met de codezin ‘Ik kom voor Filomena’, wordt door gastvrouw Gaby naar een lichte huiskamer gebracht met pastelkleurige meubels, een box met babyspeeltjes en planten. Alleen de grote posters van de reizende fototentoonstelling over huiselijk geweld verraden dat het hier geen gewone huiskamer is.
Dit is niet alleen de enige plek in Nederland waar slachtoffers zomaar, zonder afspraak enkele keren per week kunnen binnenlopen, hier zitten ook alle partijen – van politie, forensisch arts (‘Veel slachtoffers maken zelf foto’s van hun blauwe plekken, maar die zijn niet rechtsgeldig’) en Veilig Thuis tot psycholoog en traumaspecialist – onder één dak. Daardoor kan de casemanager samen met het slachtoffer letterlijk ‘de deuren langs’ en kan het hele onderzoek in maximaal zeven dagen worden afgerond, in plaats van de gebruikelijke maanden. ‘Het slachtoffer hoeft niet steeds opnieuw haar verhaal te doen’, zegt zorgmanager Christine Clement van Filomena, Centrum voor Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. ‘En er wordt nergens óver het slachtoffer gepraat; ze is er altijd zelf bij.’
Anderhalf uur later zal een vrouw zich melden die in het bijzijn van haar vriendin een ‘first disclosure’ doet: ze vertelt voor het eerst haar verhaal. Ze heeft op dat moment geen letsel, maar eerder heeft haar partner een poging tot verwurging gedaan. ‘Dan gaan alle alarmbellen af, want dat is vaak een signaal dat er risico is op femicide’, vertelt Clement later. De vrouw heeft te maken met intieme terreur en laat zien dat ze een tracker op haar telefoon heeft: haar partner houdt in de gaten waar ze is. Met een smoes dat ze hier in de buurt moest zijn, is ze weggekomen.
De vrouw heeft hooguit een uur. Veilig Thuis doet ter plekke een veiligheidsscan en bepaalt wat er moet gebeuren. Clement: ‘Je ziet op zo’n moment waarom het zo belangrijk is dat iedereen in huis is, omdat je soms snel moet schakelen.’ Besloten wordt dat ze naar huis gaat, om geen argwaan te wekken. Alle contacten zullen via haar vriendin verlopen, omdat de partner de telefoon van het slachtoffer checkt. Ondertussen regelt Filomena een opvangplek in een blijfhuis.
Drie dagen later is ze naar die veilige plek ‘ergens in Nederland’ gebracht, zodat de kans kleiner is dat haar partner haar vindt. Ze heeft een nieuwe mobiel en krijgt hulp om het geweld te verwerken, laat Clement weten. ‘En ze heeft natuurlijk steun aan de andere vrouwen in het blijfhuis.’
Met medewerking van Monique van de Ven. Om privacyredenen worden sommige geïnterviewden alleen bij voornaam genoemd. Hun volledige naam is bekend bij de redactie.
Zit je zelf in een onveilige situatie en zoek je hulp? Bel Veilig Thuis voor advies (0800 – 2000) of bel 112 bij acuut gevaar.
De melder van huiselijk geweld: Emma (22, student)
Ze kende natuurlijk de spotjes met ‘het houdt niet op, niet vanzelf’, maar toen tijdens de lockdown een onbekende buurvrouw Emma’s studentenhuis binnenstormde, vond ze dat behoorlijk spannend. De vriend van de vrouw had haar werklaptop kapotgeslagen, haar hardhandig vastgepakt en haar eerder gedreigd van de trap te duwen. Ze was zwanger – of ze alsjeblieft in hun appartement mocht slapen.
De studenten wilden de politie bellen, maar dat wilde de vrouw absoluut niet. Ze belden Veilig Thuis, de meld- en adviesorganisatie voor huiselijk geweld en kindermishandeling. Dat kon niets doen, omdat de vrouw nu veilig was: er dreigde geen acuut gevaar meer. ‘Misschien ook omdat de vrouw zelf zei: I’m safe here, I’m with friends’, zegt Emma. ‘Maar dan nog, een studentenhuis is toch geen oplossing?’ Na meerdere telefoontjes dat weekend naar Veilig Thuis ging de vrouw na het weekend weer terug naar boven. Voor Emma voelt het onbevredigend. ‘Je wordt als burger via campagnes opgeroepen om alert te zijn op huiselijk geweld, maar als je belt, gebeurt er eigenlijk niets.’ Later hoorde ze dat zo’n melding toch nuttig kan zijn, omdat die wel geregistreerd wordt, waardoor ingrijpen makkelijker wordt bij een volgende melding.
Het slachtoffer van kindermishandeling: Jessica (47, moeder van drie zoons en eigenaar van een gastouderbureau)
‘Ik ben een kind van een incestslachtoffer. Mijn moeder wilde geen dochter en naarmate ik ouder en meer vrouw werd, ontpopte ze zich tot een steeds grotere agressor. Ze sloeg, duwde me van de trap, kneep en krabde. Of ze sloeg mijn bord kapot en dan moest ik het eten met scherven opeten.’ Pas als volwassene heeft Jessica zich erover verbaasd dat nooit iemand iets vroeg. Er moeten veel mensen iets geweten hebben. ‘Ik bedoel: ik kwam zonder mijn ouders naar ouderavonden, medeleerlingen hebben me weleens moeten horen brullen op de wc. Niemand vroeg ooit: ‘Hé Jessica, gaat het wel?’’ Ze moest zichzelf redden, besefte ze. ‘Mijn vwo-diploma was mijn escape. Ik weet nog dat ik drie maanden voor mijn examen uit huis werd geplaatst. Ik rolde mijn planning op en prikte die in mijn nieuwe kamer weer aan de muur: dat examen ging ik hoe dan ook halen, daar kon niemand me van afbrengen.’
De ex-geweldpleger: Ray (58)
‘Meestal komen alleen slachtoffers aan het woord, maar als je huiselijk geweld bespreekbaar wilt maken, moet je eigenlijk ook de plegers laten horen’, zegt Ray. Hij heeft het geweld allang achter zich gelaten, reflectie en het schrijven van zijn familiegeschiedenis hielpen hem alles op een rij te zetten. Hij groeide op in een gezin dat was getekend door oorlogservaringen in Nederlands-Indië en waar geweld regelmatig voorkwam. Later, in zijn eigen huwelijk, was Ray dominant en manipulatief: hij bepaalde alles, en als zijn eerste vrouw niet wilde luisteren, vielen er klappen. Het moment dat op zijn netvlies gebrand staat, is toen hij in een ruzie zijn vrouw een klap verkocht en de angstige blik van hun 3-jarige dochter zag. Hij weet zeker dat buren dingen gehoord moeten hebben. ‘Het had geholpen als een buurman had gezegd: ‘Joh, Ray, gaat het wel goed bij jullie?’’ Wellicht was hij boos geworden, misschien had hij zelfs zijn frustratie op zijn vrouw botgevierd, maar waarschijnlijk was ook eerder tot hem doorgedrongen dat het niet normaal was wat hij deed. Nu wil hij anderen laten weten: er is hulp, ook voor plegers. ‘Want geloof me: in een geweldsrelatie is niemand happy.’