In Aitaroun willen de mensen alleen nog maar weg
Inwoners van het Zuid-Libanese Aitaroun vertellen over bijna constante bombardementen. Over eten dat opraakte, over benauwde schuilkelders. Nu ontvluchten ze het dorp massaal....
Dit verwoeste dorp, vlak tegen de grens met Israël en op een steenworp afstand van Maroun al Ras, waar Israëlische grondtroepen nog aanwezig zouden zijn, ligt in het diepe Libanese zuiden, waar Israël de mensen heel duidelijk lijkt te maken dat ze maar beter kunnen vertrekken, en voorlopig maar beter niet kunnen terugkeren. Als Israël een zone wil creëren zonder burgers, zodat het vrij spel heeft om de strijders van de Hezbollah-beweging aan te pakken, dan is het in die opzet geslaagd.
Op de laatste dag van het onvolledige Israëlische moratorium op luchtaanvallen baant een Libanese bulldozer zich een weg naar Aitaroun. Kraters worden gevuld, of vermeden met nieuwe omwegen, kapotgeschoten auto’s worden aan de kant gezet en bergen puin worden naar de zijkant geduwd. Een dag eerder moest een konvooi van het Rode Kruis naar Aitaroun rechtsomkeert maken vanwege gevechten op een aanvoersweg.
Hezbollah heeft dit gebied stevig in zijn greep. De dorpjes en stadjes waardoor de weg leidt, zijn bedekt met gele vlaggen met het Hezbollah-logo: een vuist die een kalasjnikov omhoog houdt. Over de wegen zijn bogen gespannen met leuzen die het martelaarschap verheerlijken. Mozaïeken van Iraanse en Hezbollah-leiders sieren de pleinen, evenals oude tanks en artilleriestukken die gebruikt worden als gedenktekens voor de overwinning van Hezbollah in 2000, toen Israël zich na bijna twintig jaar terugtrok uit de ‘veiligheidszone’ die het in het zuiden van het land had bezet.
Als de bulldozer het dorpsplein van Aitaroun opkomt, stromen de mensen er naartoe, uit hun kleine, benauwde kelders en andere provisorische schuilplekken waar ze wekenlang opgesloten hebben gezeten vanwege de zware bombardementen op het dorp. Als eerste komt een stel opgeschoten jonge mannen met twee gewonden naar een rode Mercedes die achter de bulldozer is aangereden. Ze leggen de twee mannen, die aan hun benen gewond zijn, in de auto,die meteen wegscheurt.
Daarna komen families naar buiten. Mannen, vrouwen, kinderen en ouderen, wanhopig om weg te komen. Een paar van de mannen rapen een stuk puin op en beginnen daarmee een raam in te slaan van een van de met gruis en stof bedekte Mercedessen die op het dorpsplein staan geparkeerd. Ze proberen van alles om snel weg te komen.
Een rood Toyotabusje stopt op het plein en mensen stormen er op af, duwen zich naar binnen en beginnen te schreeuwen uit angst om geplet te worden. Een jongetje hangt half uit het verwijderde achterraam van het busje, panisch huilend. Zijn vader, Mohammed Hassan al-Ashash, staat nog op het plein en rent naar zijn zoon. Maar die wordt naar binnen getrokken en het busje sjeest weg.
‘Twee van mijn kinderen zitten in dat busje’, zegt de geschokte Al-Ashash. Zijn vrouw en zijn vier andere kinderen blijven achter. Ze kalmeren pas als hun wordt verzekerd dat ze de twee andere kinderen in het ziekenhuis in Tibnin weer zullen zien.
De inwoners vertellen over de vreselijke ervaring van het schuilen voor de vrijwel constante bombardementen die pas een paar dagen geleden ophielden. ‘Ik zag dode mensen, vlak voor mijn ogen’, vertelt Hiba Awada, een 18-jarige studente uit Montréal, Canada, die met haar familie de zomer bij haar grootmoeder kwam doorbrengen.
Ze vertelt dat ze niemand kenden in de kelder waar ze schuilden, en dat het eten en drinken opraakten. Een week geleden kwam een konvooi van het Rode Kruis naar het ziekenhuis, vertelt ze, ‘maar ze konden niets voor ons doen’.
Pas aan het eind van de dag, als de meeste mensen al weg zijn, inclusief de gehandicapten en de zieken die vaak voor honderden meters over puin moeten worden gedragen, komen de hulpverleners aan.
Het kleine dorpje Ainata, halverwege Aitaroun en Bint Jbeil, is een van de zwaarst getroffen plekken in het gebied. In het centrum is vrijwel geen huis onbeschadigd en liggen lichamen nog in de straten en in de huizen. Het dorp lijkt echt voor langere tijd onbewoonbaar gemaakt.
In Bint Jbeil bezweert de imam van een plaatselijke moskee dat de mensen zich niet zullen laten verdrijven, terwijl de vluchtelingen uit Aitaroun langs hem heen stromen. ‘Ik blijf hier, dit is mijn land.’ De Israëlische strategie, zoals hij die ziet, zal niet werken. ‘Alle doden, alle vernielingen zullen Hezbollah niet afbrengen van de strijd tegen de joden.’