Impressies uit de gezonken ark
De moderne mens is van nature geen natuurbeschermer. De afgelopen tienduizenden jaren is zijn verovering van de aarde gepaard gegaan met faunavernietiging....
In zijn nieuwste werk, Een gat in de natuur, gaat hij nog een stap verder met de popularisering van zijn gedachtegoed. Samen met de eveneens Australische tekenaar Peter Schouten maakte hij een plaatjesboek met beschrijvingen van ruim honderd uitgestorven dieren.
Die vormen maar het topje van de ijsberg, slechts een greep uit de lijst van dieren die in de loop van de evolutie het onderspit dolven, of zelfs uit de reeks van dieren die onder invloed van de mens het loodje legden. Overigens gebeurde dat lang niet altijd met opzet, veelal waren het ratten, katten en varkens die in het kielzog van de mens het vernietigende werk voor hun rekening namen. Soms ook was een stommiteit mede debet aan een verdwijning. Zo schoot vogelliefhebber Rollo Beck op 1 december 1900 negen Guadeloupe-caracara's in de veronderstelling dat het dier algemeen was. Het bleken de laatste exemplaren te zijn.
Flannery en Schouten hebben zich fikse beperkingen opgelegd bij het samenstellen van hun 'verzameling'. Verdwenen insecten, slakken, vissen of amfibieën zijn buiten beschouwing gebleven. Alleen de opvallendste gewervelde dieren, zoals reptielen, vogels en zoogdieren komen aan bod. Bovendien zijn alleen diersooren opgenomen die uitstierven in de periode 1500 (de bergmoa, Nieuw-Zeeland) tot 1989 (de Atilánfuut, Guatemala), zeg maar de periode van geschreven bronnen en verzamelde museumexemplaren.
Want, zo verantwoorden de auteurs zich, er moesten voldoende gegevens voorhanden zijn om tot een betrouwbare afbeelding te komen. Bij de moa bijvoorbeeld was dat mogelijk doordat van deze vogel gemummificeerde exemplaren zijn gevonden. Maar dat geldt niet voor alle dieren. Dat heeft de auteurs niet belet om uiterst kleurrijke, hyperrealistische afbeeldingen te maken.
Die zijn noodgedwongen onbetrouwbaar. Oude beschrijvingen zijn niet altijd even eenduidig. Dat blijkt bijvoorbeeld bij de dodo. Opgezette exemplaren bestaan niet (wel een kop en een poot) en daardoor wordt er sinds mensenheugenis geruzied over het uiterlijk van deze vogel: was het een waggelende vetklomp of toch een redelijk gespierde atleet. In de begeleidende tekst geeft Flannery die discussie helder weer, maar uiteindelijk resulteert al die twijfel toch in één zeer gedetailleerde afbeelding: van een redelijk elegante, grijze dodo.
Ook naar de kleuren moet het, zeker bij de al lang geleden uitgestorven dieren, gissen zijn geweest. In oude museumverzamelingen zijn de originele kleuren van vel of verenkleed vaak verloren gegaan. Zo stierf rond 1800 in Zuid-Afrika de blauwbok uit. In musea zijn vier opgezette dieren bewaard gebeleven, maar geen van die exemplaren heeft nog een blauwe kleur.
Ondanks alle speculatie is Een gat in de natuur een aardig boek voor op de salontafel. Het geeft beesten die door de geschiedenis zijn weggevaagd, eindelijk weer een gezicht. Anonieme slachtoffers van de mens komen daardoor weer even tot leven.