Immigranten trots op hun voetballende zonen

Het aantal profvoetballers van Marokkaanse of Turkse afkomst in de Nederlandse competitie groeit met het jaar. Dit tot grote vreugde van hun achterban die in deze ontwikkeling een bron van inspiratie ziet voor de jeugd....

door Mark van Driel

ARME Tarik Oulida.

Gezegend door Cruijff, gepasseerd door Van Gaal, nimmer ontsnapt aan de torenhoge verwachtingen van Marokkaanse Nederlanders.

'Wat Tarik had kunnen betekenen is moeilijk te overschatten', mijmert VVD-kamerlid Oussama Cherribi, Marokkaan van geboorte, 'mislukt als linksbuiten'. Hij herinnert zich de opwinding onder zijn mede-immigranten, begin jaren negentig, toen Oulida een belofte bij Ajax was. Het gonsde in de Marokkaanse koffiehuizen van de Amsterdamse Pijp.

Een juweeltje, vonden ze Oulida, zoon van een gastarbeider. Hij bracht hoop, verlichtte de zorgen van het immigrantenbestaan. 'Wat u nu hebt gedaan, is beter dan alle welzijnswerkers bij elkaar hadden kunnen doen voor onze jeugd', schreef de geëmotioneerde Cherribi aan Van Gaal nadat hij Oulida in het eerste van Ajax had laten spelen.

Edgar Davids, jong, onverschrokken en eveneens linkshalf, trok zich niets aan van het nog zo prille Marokkaanse sprookje. Hij speelde Oulida naar de reservebank.

Marokkaanse Nederlanders snakken naar nieuw talent, net als de Turkse Nederlanders. Zo verschillend als de culturen van beide immigrantengroepen zijn, zo eensluidend is hun verlangen om een van hun zonen een voetbalsucces te zien behalen. Elk seizoen houdt een nieuwe belofte in. Wie prikkelt de verbeelding, wie laat de dromen van stramme vaders in vervulling gaan?

Ali Elkhattabi, 24 jaar oud, vorig jaar goed voor 21 doelpunten?

Fatih Sonkaya, 20 jaar, door bondscoaches van Turkije en Nederland begeerd voor hun jeugdselectie?

Karim Touzani, 21 jaar, speler van FC Utrecht en Jong Oranje? 'Het Turkse voetbal is de laatste jaren succesvol in Europa', zegt Saban Günes van het Inspraak Orgaan Turken. Maar dat haalt het niet bij de invloed die een succesvolle immigrantenzoon zou kunnen hebben. 'Het biedt de mogelijkheid tot identificatie. Een Turkse speler kan een rolmodel zijn voor de jeugd. Zoals Gullit en Rijkaard waren voor Surinamers.'

De cijfers voeden de hoop. Met voldoening zien de Turken en Marokkanen dat steeds meer immigrantenzonen doordringen tot de ere- en eerste divisie. De afgelopen tien jaar steeg hun aantal gestaag, van vier in het seizoen 1991-1992 naar elf in 1995-1996 ennaar achttien in het komende seizoen (de golf aan veelbelovende jeugd- en tweede elftal spelers niet meegerekend).

Ook het aantal Turken groeit. Van één speler in het seizoen 1991-1992 naar vier in 1995-1996 tot het voorlopige record-aantal van zeventien in het afgelopen seizoen. Dit jaar zijn er zestien actief, de jeugd- en tweede-elftalspelers niet meegerekend. Dat is nog steeds minder dan het aantal Surinamers, maar meer dan de Molukkers; van oudsher de tweede allochtone groep.

Anders dan veel Surinaamse spelers breken de Marokkaanse en Turkse voetballers niet echt door bij een topclub, ook al hebben sommigen de jeugdopleiding van Ajax, Feyenoord en PSV doorlopen. Ze hangen tussen ere- en eerste divisie in, wisselen geregeld van club en proberen van klein naar groot te klimmen. Marokkanen hebben succes in de eredivisie, de Turken presteren tot nu toe vooral een klasse lager.

Blijdschap is op zijn plaats, vinden veel Marokkanen en Turken, al vragen sommigen zich af of de ontwikkeling snel genoeg gaat. Er speelt een veelvoud van Surinamers (hoofdzakelijk met creoolse wortels) in het betaald voetbal, terwijl de groep Turkse en Marokkaanse jongemannen volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek in aantal al enige tijd groter is.

Talent is er volgens trainers en spelers in overvloed, maar dat blijkt niet voldoende voor de top. Er gaapt een kloof tussen straatvoetbal en stadionvoetbal, tussen een Marokkaanse of een Turkse amateurclub - de KNVB houdt niet bij hoeveel van deze teams er zijn - en een voetbalbedrijf. Zo ongrijpbaar als de spelers zijn op het veld, zo speels zijn ze ook erbuiten.

De Turkse en Marokkaanse mentaliteit verschilt meer van de Nederlandse dan de Surinaamse, zegt Ali Topsan. De vroegere jeugdspeler van Eindhoven is de drijvende kracht achter de Stichting Turkse voetballers in Nederland, een club die is gelieerd aan spelersvakbond VVCS. 'Surinamers zijn praktisch Nederlanders. Ze hebben samen een veel langere voorgeschiedenis.'

Topsan, die zijn brood verdient met de begeleiding van minderjarige asielzoekers, heeft zijn stichting in 1997 met oud-Ajacied Mustafa Yucedag opgericht uit betrokkenheid bij het lot van Turkse voetballers. 'De overstap van de jeugd naar het eerste is vaak te groot. De druk om te presteren is enorm, vanwege de hoge verwachtingen van de familie en de Turkse gemeenschap. Maar het geduld en de vechtlust ontbreken vaak.'

Khalid Sinouh, reservedoelman van RKC en al acht jaar profvoetballer in Nederland, denkt dat de 'meer emotionele denkwijze' van zijn landgenoten een succesvolle loopbaan in de weg staat. Ze zijn te eigengereid, willen vaak niet eens bij een club spelen. 'Bij Haarlem speelde ik met zes, zeven andere Marokkanen, daarvan zijn er een of twee verder gekomen. Nog steeds geven veel talenten het op. De belangrijkste stap kunnen ze niet maken. Ze hebben te weinig doorzettingsvermogen.'

De clubs zien het met leedwezen aan. De grootste talenten vertrekken als ze naar hun zin niet snel genoeg het eerste halen. Nederlandse spelers knokken vaak knokken voor een plaats, de Marokkanen en Turken vertrekken naar een lager geklasseerde profclub of naar de amateurs. Waar ze wél kans maken op spelen in het eerste team. Joop Brand, hoofd opleidingen van Vitesse: 'Mijn ervaring is dat ze snel weg zijn. Liever bij de amateurs in het eerste dan bij ons in het tweede. Dat heeft geen status.'

Cemal Yilmaz had de Turkse droom waar kunnen maken. Hij was niet het eerste talent van Turkse afkomst, maar misschien wel het grootste. Als zeventienjarige behoorde de Tilburger tot de betere spelers van de jeugdcompetitie, waarin destijds ook Dennis Bergkamp, de gebroeders Richard en Rob Witschge en Bryan Roy speelden. Ajax, Feyenoord en PSV dongen naar zijn gunsten. 'Ik ben nu archivaris bij de CZ-groep zorgverzekeringen in Tilburg', zegt Yilmaz op berustende toon.

Hij wilde te snel te veel, weet Yilmaz nu. Drie jaar PSV leverde slechts een handvol basisplaatsen op. Gerald Vanenburg sneed hem voorgoed de pas af toen hij bij PSV 'een contract voor het leven' tekende. De Tilburger zocht zijn heil in het land van zijn ouders, waar hem gouden bergen werden beloofd door de club Sariyerspor uit Istanbul. Een plaats bij de topdrie, Europa Cup-voetbal, de ambitieuze voorzitter schilderde een prachtige toekomst voor de jonge PSV-reserve.

Na zes weken was Yilmaz al terug in Nederland. De contracten bleken vals. Auto en huis bleken kleiner dan toegezegd, het salaris viel tegen, een ziektekostenverzekering ontbrak in het geheel. 'Het was een grote rommel, een totale desillusie. Ik was veel te jong. In Nederland ken je de mentaliteit. Je kunt wel Turk zijn van geboorte, het land ken je niet.'

Ali Topsan hoopt dat jonge spelers zullen leren van de ervaringen van Yilmaz. Maar de verleidingen zijn groot. Turkse zaakwaarnemers ronselen de talenten al jong. En in het vaderland valt meer te winnen dan een kampioenschapsbeker. 'In onze cultuur is status belangrijk, net als geld. Veel jongens vertrekken veel te jong naar Turkije, ook al omdat ze willen schitteren in het land van hun vader.'

Haci Karacaer van de Turkse organisatie Milli Görüs: 'Het gaat meestal om zonen van arme arbeiders of boeren die naar Europa zijn getrokken. Die vaders willen thuis wat laten zien, de jongens ook. Vaak gaat dat mis. Ze ontdekken dat ze in Nederland misschien niet voor volwaardig worden aangezien, maar daar ook niet. Ze zijn overal een beetje buitenlander.'

In Nederland liggen nu kansen voor de Marokkaanse en Turkse spelers, denken veel betrokkenen. De clubs zoeken talent, van de ervaringen met buitenlands spelers is geleerd, en de talenten zelf laten zich misschien inspireren door succesvolle voorgangers. En dan is er nog de macht van het getal.

Vooral in de grote steden is een enorm reservoir aan jeugdspelers. RKC-doelman Sinouh, die via Haarlem en Heerenveen in Waalwijk terecht is gekomen, denkt dat de clubs niet meer om Marokkaanse en Turkse jongeren heen kunnen. 'Komt de toename aan spelers uit vrije wil of noodzaak? Wie voetbalt er nog op straat? Turken en Marokkanen. Zij beheersen de basisvaardigheden. Ik denk dat het voor clubs steeds meer noodzaak is om zich aan te passen.'

De clubs erkennen dat ze hebben moeten wennen aan de culturele verschillen. Vooral de kleinere verenigingen doen hun best. 'Wij rapen op wat Ajax laat liggen', zegt directeur voetbalzaken Toon Beijer van Telstar. De club uit IJmuiden heeft verscheidene spelers die voor het betaald voetbal verloren dreigden te gaan op het juiste pad geholpen. AZ-speler Dries Boussatta, de eerste Marokkaanse Nederlander die het Nederlands elftal heeft gehaald, is daarvan het meest sprekende voorbeeld.

'Het zijn fantastische voetballers', zegt Beijer, 'maar je moet met ze weten om te gaan.' Bij een topclub is dat moeilijker, denkt de directeur voetbalzaken van de club met de kleinste begroting uit het betaald voetbal. 'Daar is het voor jou tien anderen. Voor het geld hoeven ze het bij ons niet te doen. Bij ons krijgen ze tijd en aandacht. Dat moet. Wij maken afspraken, zij houden er soms andere wetten op na.'

Toch moet het niet alleen van de clubs komen, zeggen de allochtone spelers en hun begeleiders. Volgens Ali Topsan missen de Turken aan agressie en ongeduld wat de Marokkanen te veel hebben. Ze zijn te afwachtend, nemen te weinig initiatief en vechten niet voor hun plek. Buiten het veld valt dat niet snel op, tussen de lijnen kost dat de spelers hun loopbaan.

Sinouh denkt dat spelers zich moeten realiseren dat een profloopbaan offers vergt. Als de RKC-doelman op scholen in achterstandswijken te gast is, houdt hij de tieners voor dat hij zeker tweemaal zo hard zijn best heeft moeten doen als een Nederlandse speler op een profcontract af te dwingen. Na acht jaar betaald voetbal moet hij nog steeds vechten voor een plek als eerste doelman. 'Er moet gewoon keihard worden gewerkt.'

Sinouh predikt het pragmatisme, ook tegen de Marokkaanse jongeren die hem als voorbeeld zien en klagen over hun kansen in de Nederlandse maatschappij. Waarom twee maal zo hard werken? Is dat geen discriminatie? De RKC-doelman, die in tegenstelling tot veel allochtone talenten veel steun heeft gekregen van zijn ouders: 'We zijn een minderheid, klaar. Die hebben het altijd moeilijk. Moet je je daar dan maar bij neerleggen? Zo werkt het niet. Iedereen moet aan elkaar wennen. Dat heeft tijd nodig, in de gewone maatschappij en ook in het voetbal.

'Als dat lukt? Achttien Marokkanen op achthonderd profvoetballers is nog helemaal niet zoveel. Over een paar jaar zal een hele stoet Marokkanen de velden bestormen.'

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden